DEEL 1 : van Thales tot Pascal
Filosofen en schrijvers op zoek.
-
- 1 : 9 – Inleiding
- 2 : 14 Het Godsidee
- 3 : 19 Thales van Milete
- 4 : 21 Xenophanes
- 5 : 23 Heraclitus
- 6 : 21 Democritus
- 7 : 26 Anaxagoras
- 8 : 32 Plato
- 9 : 38 Aristoteles
- 10: 44 Lucretius
- 11: 52 Marcus Aurellius
- 12: 58 Plotinus
- 13: 64 Augustinus
- 14: 70 Scholastiek
- 15: 73 Anselmus van Canterbury
- 16: 76 Thomas van Aquino
- 17: 83 Mystiek
- 18: 87 Meister Eckhart
- 19: 92 Renaissance
- 20: 95 Blaise Pascal
9 – Inleiding
- 09 Het sleutelgat op de voorkant
- 09 Waarom is er iets en niet niets?
- 09 De aanleiding tot het schrijven van dit boek is het onbegrijpelijk gedrag van gelovige mensen
Ik ben ietsist.
- 10 De mens is ongeneeslijk religieus en die persoonlijke God hoort voor het overgrote deel van de mensheid bij de primaire levensbehoeften.
- 10 We zijn als mens maar een schijn rationeel.
- 11 De tweede aanleiding om dit boek te schrijven is de geringe rol van de rede bij velen, ook bij de zogenaamde intellectuelen.
- 12 G O D = Geen Object Definitie
- 12 Voor de eerste oorzaak haar plateau als metafoor de “opperbouwmeester des heelals”
- 12 Het is niet de gedachte aan de dood die me diep droevig kan maken, maakt feit dat ik straks zal sterven zonder te weten waarom dit alles, waaronder iets is en niet niets
- 12 De “vierbaansweg” van het geloof : wat houdt dat in?
14 Het Godsidee
- 14 Verbeelden.
[EXPAND †“ Mensen kunnen zich dingen ver-beelden] Het begin van de ontwikkeling van religieuze gevoelens, blijkt uit het werk van antropologen, ligt in het vermogen van de vroege mens om niet alleen met zijn zintuigen indrukken op te doen, maar ook die indrukken met zijn “grijze cellen “tot begrippen en oordelen om te zetten. Op dat moment dat hij daartoe in staat was, was er sprake van zelfbewustzijn en onderscheidde hij zich van de meeste dieren. de eerste mensen konden op een gegeven moment vooruitdenken en plannen maken. Zij konden zich dingen “ver- beelden ” en met hun gedachten eens over het hier en nu heenstappen. De grenzen van tijd en ruimte waarin zij leefden werden teruggedrongen. In een split second kan de mens van vandaag zijn gedachten stop marsrichting en al televisie eens plannen bedenken voor de bouw van een basis. Dat kunnen kippen niet en zelfs een chimpansee kan dat niet, ook al heeft deze voor 96% hetzelfde DNA als de mens. [/EXPAND]
- 14 Door zich af te vragen hoe hij in de wereld stond, dat hij doorging, leidde dit tot de gedachte van een eeuwig leven. Eeuwige jachtvelden.
[EXPAND †“ Mensen gaan voor een eeuwig leven] Zo kwam hij tot een eerste aanwijsbare uiting van religieuze gevoelens: hij ging zijn doden begraven en gaven in het graf werktuigen mee voor “onderweg “, dus voor het leven na de dood. En met dat zelfbewustzijn ontwikkelde hij zo goed en zo kwaad als mogelijk was de sociale vaardigheid om op het gedrag van de mensen om hem heen te reageren, ook allereerst weer om zijn bestaan te verlengen. [/EXPAND]
- Het ontstaan van een Godsidee
[EXPAND †“ Tastbare bewijzen van deze denkwereld]De eerste tastbare bewijzen van deze denkwereld dateren pas van ongeveer 5000 jaar geleden, toen de primitieve mens zijn gedachten scheen optekenen. … in het primitieve gezin was voor de kinderen de vader de enige waarvan verwacht kon worden dat hij hen tegen gevaar en dreiging kon beschermen en die in hun jonge jaren ook een vragen kon beantwoorden. Maar de vader op zijn beurt gaat niemand die voor hem instond, die zijn angsten en onzekerheid kon wegnemen. Het verlangen naar zekerheid en veiligheid prikkelde zijn verbeelding tot de “geboorte “van de Almachtige, Alwetende en Alomtegenwoordige goede vader.[/EXPAND]
- 15 In genesis staat: “God zit de mens naar zijn beeld en gelijkenis”maar ze bedoelde natuurlijk: “de mens schiep God naar zijn beeld en gelijkenis”
- 15 Op een gegeven moment verscheen de eerste priester op het toneel. Wie in de stam de meest aanvaardbare goden verhalen kon vertellen, kreeg macht over anderen.
- 16 Nu ’s van is er verschil van mening over de vraag of er in den beginne 1 God was (monotheïsme) of dat de direct meer goden op het toneel verschenen. Moderne godsdienst historische theorieën geven aan dat er niet zoiets is geweest als een evolutie van veelgodendom tot monotheïsme. Er zijn aanwijzingen dat het monotheïsme in een zekere vorm oorspronkelijk is. We zien bij alle volkeren, ook daar waar veel goede rij hoogtij viert, toch een natuurlijke neiging tot monotheïsme. Dat lag voor de hand van de primitieve mens zag dat alles aan verandering onderhevig was, dat niets gelijk bleef, dat dingen ontstonden in Weert vergingen. Die zichtbare lawine van oorzaak en gevolg waaruit het hele leven bestaat, partijen tot één eerste oorzaak: tot één God.
19 Thales van Milete
- 20 Er is een oerstof. God zit in alle dingen.
- 20 God zit in alle dingen, dus ook in nieuwe stof. God heeft geen begin en geen einde. De boerenstand heeft altijd bestaan. Dus die boer stof valt samen met God. Dat is gedachten die we straks bij Spinoza weer terug zullen zien.
- 20 De Grieken gingen er vanuit dat er altijd iets heeft bestaan: materie. Dat er iets uit niets zou zijn ontstaan, zoals de christelijke scheppingsgedachte is, vonden ze onaanvaardbaar. De oerknal als een eenmalige unieke gebeurtenis zouden ze niet hebben aanvaard. Zij gingen uit van eeuwige materie in een toestand van chaos. Uit die chaos vormde een god of goden de kosmos, onze werkelijkheid.
21 Xenophanes
- 21 Hij viel het veelgodendom concept aan.
- 22 God kan als bolvormig worden opgevat: er is maar één God.
- 22 Als je zo denkt, ben je een pantheïst (Pantheïsme (Grieks: ϔάν, pan = alles; θεος, theos = God) is een levensbeschouwing die ervan uitgaat dat alles (en iedereen) goddelijk is. Het goddelijke is immanent en alomvattend; universa, natuur en God zijn identiek. Pantheïsten geloven dus niet in een persoonlijke of antropomorfe god. In de meest strikte zin betekent het: gelijkstelling van God aan de wereld en al het bestaande. In elk van zijn verschijningsvormen is het dus monistisch, al is monisme daarom niet steeds pantheïsme.)
23 Heraclitus
- 23 Hij was op zoek naar de “formule van alles “
- 23 Net als Xenophanes was ook Heraclitus tot de conclusie gekomen dat er achter alles een eenheid moest schuilen, of dat alles een was.
- 23 net als de andere natuur filosofen ging hij ervan uit dat er altijd en eeuwig een soort oer substantie moet zijn, een ongeordende chaos, die zich uit in vuur en energie.
- 23 hij vroeg zich af: hoe ontstaat een ordelijke kosmos uit chaos?
- 25 Hij ging uit van eeuwige tegenstellingen en veranderingen, maar komt dan toch uit op een groot waarin alle tegenstellingen zijn opgeheven.
- 25 Wellicht verlangde ook hij naar een eeuwige rust. Waarin alle strijd is gestreden en absolute harmonie heerst. Vermoedelijk is hij vanuit dit verlangen gaan filosoferen.
26 Democritus
- 26 Hij kwam tot een negatief Godsconcept.
- 26 Hij was een pure materialist.
[EXPAND Atomen]Alles is, zei hij met overtuiging, samengesteld uit deeltjes, atomen. Atomen, hun beweging en de leegte tussen de atomen, zijn de bouwstenen van alle dingen, verklaarde hij. Hij meende zelfs dat de ziel uit atomen bestaat. En geleid door zijn intuïtie was hij er heilig van overtuigd dat alles in de wereld en de kosmos gestuurd wordt door onwrikbare natuurwet. Toeval bestond voor hem niet. Wij noemen een gebeurtenis “toeval “simpel omdat we de oorzaak van wat er gebeurd is niet kennen. Maar alles heeft een oorzaak, dus is er geen toeval[/EXPAND]
- 26 De wetenschappers van vandaag zitten op de lijn die Democritus 2500 jaar geleden heeft uitgezet.
- 27 Met de schijnbare unieke oerknal zitten vele atheïstische wetenschappers danig in hun maag. Zouden die 3 monotheïstische godsdienst en dan toch gelijk hebben met hun bewering dat alles, door God, uit het niets is geschapen?
[EXPAND De bellen in een pan kokend water theorie]André Linde heeft een theorie ontwikkeld waarin hij ons heelal ziet als een van de vele bellen in een pan kokend water. Zo’n bel ontstaat (oerknal), meldt op (uitdijing) en klimt weer tot nul. Dat beeld van Linde komt dicht bij het oorspronkelijke idee van de oude Grieken dat er altijd een ongeordende chaos of oersoep is geweest waaruit de werelden werden gevormd.[/EXPAND]
- 28 Democritus: alles is materie …
29 Anaxagoras
- 30 Deze filosoof plaatste als eerste van de natuur filosofen de geest boven de materie.
- 30 De Geest bezit macht over alle dingen. Zij is oneindig en beheers zichzelf en is met niets anders vermengd.
- 30 Geheel in overeenstemming met het Griekse’s uitgangspunt dat er niets uit niets kan worden gemaakt voerde hij de geest in om de eeuwig aanwezige materiële chaos te ordenen tot heelal, melkwegstelsel’s, zonnestelsels, aarde, plant, dier en mens. Anaxagoras gaf vorm aan het idee van een geest of God die oneindig is, de oorzaak van zichzelf, en volledig een met zichzelf. Als we zijn groots concept overpeinzen, gaan de gedachten uit naar het beeld van God zoals de latere christenen en moslims dat hebben. Een god op afstand, die buiten zijn schepping staat en die de leiding en zorg heeft over mens en wereld.
- 31 Socrates, dus in wezen Plato, hadden de boeken van Anaxagoras gelezen…..
32 Plato
- 32 platonische liefde
- 32 ideeënwereld / de grot
- 33 Een idealist heeft ideeën die (meestal) geen werkelijkheid worden.
- 33 Plato bezag de wereld in twee dimensies: werkelijkheid en schijn.
- 34 Het idee –>
[EXPAND het idee auto]je ziet een ding (Het Idee)”auto”. Maar de dingen dat je mooi vindt en graag zou willen kopen, is het poldermodel auto. Je kunt het oordeel niet kopen, word je straks een kopie geleverd. En zo kun je van alle dingen die je om je heen ziet in de hemelse showroom van Plato het oor model vinden. Als je auto naar de sloop gaat, blijft het hemelse idee auto bestaan om haar eeuwig bestaan. De auto is een onvolmaakt ding, vandaar dat je lid bent van de ANWB, maar het hemelse idee auto is volmaakt en door God geschapen en dus uniek[/EXPAND]
- 34 Behalve dingen die we kunnen waarnemen, kunnen we ook dingen denken. Bijvoorbeeld het goede, het schone, het rechtvaardige.
- 34 Al deze ideeën zijn onder begrippen van de geest en zijn volgens Plato eeuwig.
- 35 de bouwmeester van het heelal
- 35 de grot
- 36 Plato komt als eerste met een zogenaamd hemelconcept
38 Aristoteles
- 38 Net als Anaxagoras en Socrates werd ook Aristoteles beschuldigd van goddeloosheid.
[EXPAND Plato’s illusie ten opzichte van de werkelijkheid van Aristoteles]Van Plato weten we dat hij deze wereld een illusie, een droomwereld vond. Hij was de dromer die speculeren over de echte, maar bovennatuurlijke ideeënwereld waarvan onze werkelijkheid niet meer dan een onvolmaakte afspiegeling zou zijn. Voor Aristoteles was dat alles onzin. Onze wereld was de werkelijke wereld. Hij was gewoon met de zintuigen waarneembaar in beperkte door tijd en ruimte. Als total loss was een groot natuurliefhebber en legde een verzameling aan van alles wat groeide en bloeide. Maar niet uitgroeien bloeien en afsterven had hij meer zijn aandacht, maar de oorzaken daarachter. Uit dat piekeren over gevolg en oorzaak groeide zijn Godsconcept.[/EXPAND]
- 39 Aristoteles plaatste zijn god buiten de wereld
- 39 aarde, water, lucht, vuur (of licht)
- 40 De grondgedachte van Aristoteles was: niets gebeurt zonder oorzaak, niets komt zomaar toevallig in beweging.
- 40 De eerste “beweger”: Er is onontkoombaar een noodzakelijke eerste beweger
- 41 Ook Aristoteles denkt dat “een denkende ordenende geest” de hoogste autoriteit van onze werkelijkheid is: God.
TO DO bladzijde 42
- 43 De werking van dat ene oorsprongsprincipe is als het trompetgeschal dat in de oorlog het legerkamp een teken heeft.
44 Lucretius ( 98 – 55 v Chr. )
- 44 “Godsdienst is niets anders dan gebrek aan inzicht in de schepping …. “
- 44 Hij schreef “de natuur van de dingen” ( TO DO )
- er zijn elementaire deeltjes
- er bestaat geen vrije wil
- de goden bemoeien zich niet met deze wereld
- wat wij om ons heen zingt komt voort uit de scheppingskracht van de natuur
- het universum heeft geen centrum
- de hemellichamen draaien niet om de wereld heen
- dat wat uit de materie, de natuur, voortkomt heeft geen doel
- 46 Voormalige Sovjet ideologen over het werk van Lucretius : “wij eren in Lucretius de man die vurig en hartstochtelijk de waarheid zocht, en daar vond in de stoffelijkheid van de wereld, in de atoomtheorie”¦ In het atheïsme “
- 46 Wie het werk van Lucretius leest ziet dat de moderne atheïsten, zoals Dawkins en Herman Philipse, in hun boeken nauwelijks origineel zijn maar op vele punten gewoonlijk weekjes herhalen.
- 47 De kern van Lucretius’ denken wordt gevormd door de stelling dat nooit door goddelijk toedoen iets uit niets kan worden geschapen en niets tot niets kan vergaan.
- 47 Dus een god die van buiten uit of van bovenaf zijn scheppingsarbeid verricht, zoals monotheïstische geloven, wijst Lucretius af. Scheppende kracht ligt in de natuur zelf, in die ondeelbare atomen waarvan Democritus 400 jaar eerder al het bestaan had aangenomen. De natuur is oorzaak van zichzelf en doet alles zelfstandig zonder enige goddelijke interventie
- 48 Zoals er niet iets uit niets kan ontstaan, kan er bij Lucretius ook niets tot niets vergaan
- 48 De hoeveelheid materiedeeltjes in het heelal blijft gelijk.
- 49 Het interessante is hier dat God volgens christenen en moslims vanuit niets iets kan maken. Lucretius begrijp wel dat zijn visie tegenstand oproept. Sterker: men vindt dat hij met zijn goddeloze leer “het pad der misdaad “inslaat. Maar die kritiek stimuleert hem tot grote openheid en hij zegt keihard dat het menselijk leven in de geschiedenis “schandelijk ter aarde lag … door de godsdienst … neergedrukt “.
- 50 Deze voorchristelijke Romein is er dus van overtuigd dat er voor het ontstaan der dingen geen doel is aan te wijzen. De functies, bijvoorbeeld van het menselijk lichaam, onze handen en voeten, zijn niet ontstaan op basis van een goddelijk plan of blauwdruk (Intelligent Design). Maar omdat de mens toevallig handen heeft kan hij er iets mee doen dat hem boven de andere dieren plaatst. Wat ontstaan is, schept zijn eigen functies. De lichaamsdelen zijn er veelal eerder dan hun functies.
- 50 Alles wat Lucretius observeert en becommentarieerd is op vele punten actueel en vinden we later terug bij Spinoza en vooral bij Darwin.
52 Marcus Aurelius
- 52 Marcus Aurelius moest van zijn stoïcijnse leermeesters leven eens volgens de natuur. En dat betekende: je in je leven laten leiden door de rede en door het lot zoals dat vastligt in de natuurwetten.
- 54 Je ziet de door hem gepropageerde levenshouding ook deels bij boeddhisten. Maar, voor de goede orde, zo te leven lukt maar weinigen. onthechten betekent weliswaar lijden verminderen, maar ook vreugde inleveren en daar is niemand voor in. Emotioneel leven rond de nullijn, is geen leven, is een plantenleven. Ook de stoïcijnen waren lang niet allemaal en altijd stoïcijnen in de meeste boeddhistische monniken zijn ook maar parttime monnik.
- 55 Maar als filosoof, als een redelijk denkend mens, kon Marcus Aurelius het veelgodendom niet plaatsen. Hij verwierp echter ook de opvattingen van Democritus dat het heelal een goddeloze, grote toevalligheid zou zijn en slechts een samenraapsel van atomen.
- 55 Marcus Aurelius schrijft:
- “Alle dingen zijn met elkaar verweven en de draad die hen verbindt is heilig. Geen ding is het andere vreemd. Want alle dingen zijn volgens een plan gerangschikt en tezamen ordenen zij de kosmos. Er is nu immers maar één kosmos, bestaande uit een veelheid der dingen en één God die alles doordringt, één substantie, één wet, één rede, die alle redelijke wezens gemeen hebben, en één waarheid.”
- 55 Interessant hierbij is dat hij God situeert in de mens zelf. Het goddelijk deel in de mens is voor Marcus Aurelius zijn rede, zijn denkvermogen en oordeelsvermogen.
- 55 God woont in ons
- 56 Marcus Aurelius: Wat is het leven? “kijk maar eens achter en zie de gapende afgrond van de tijd; zie voor u uit, ook daar de oneindigheid. wat is dan het verschil tussen een zuigeling en een stokoude man? Kortom, beseft hoe kortstondig en nietig het menselijk bestaan is: gisteren nog slechts een weinig gezaagd, morgen een gebalsemd lichaam of as. “
- 56 Marcus Aurelius: het begrip voorzienigheid: Marcus Aurelius gaf zich over aan het lot. Zoals bij Aristoteles werkt ook bij hem het ondermaanse beheerst door oorzaak en gevolg. Het noodlot is onontkoombaar en Marcus Aurelius verbindt daar een merkwaardige goddelijke voorzienigheid aan. God beschikt door zijn natuurwetten en daaraan heeft iedereen zich te onderwerpen. Als de mens zijn rede voldoende heeft geoefend dan heeft hij inzicht verworven in de aard van de natuur en in de onwrikbaarheid van haar wetten dan zal hij zich niet meer kwaad maken over lijden en onrecht.
58 Plotinus leefde van 204 tot 270
- 58 Het Gods concept van Plotinus: 59 zie plaatje:
- 58 Voor Plotinus is het duidelijk dat alles wat er is en rondom ons gebeurt, afkomstig is van Iets dat ons overstijgt. Het bevindt zich buiten de wereld, buiten het heelal, buiten het “zijn” zoals dat filosofisch mooi heet. Hij noemt dat iets “het Ene“. Het maakt niet uit hoe je dat hoogste wezen noemt, het ene, het eerste, Het Goede, God. In ieder geval is iedere menselijke personalistische projectie van God of de goden bij hem afwezig. Het Ene is volmaakt, is niet te beschrijven, staat boven alle tegenstellingen en heeft ook bij hem weer in zijn volmaaktheid genoeg aan zichzelf.
- 59 De vraag rijst dan: Waar komen heelal en wereld vandaan, als dat ene niet wilde scheppen? -> Antwoord: uit dat Ene.
- 59 Dat Ene bestaat uit 3 delen:
- zichzelf,
- De Geest. – Dit is het denkende deel van het Ene. Plotinus gaat er gewoon vanuit dat dat Ene denkt. Het denkende Ene is dus de Geest.
- De Ziel – De geest ( zie schema) loopt over en neemt goddelijke scheppingskracht met zich mee die dus aan het denken verbonden is en vloeit verder uit in een:
- wereldziel -> Het begrip wereldziel is wat verwarrend doordat het met zijn denkkracht volgens Plotinus het heelal schept. Dat begrip wereldziel gaat de hele kosmos dus te boven en is dus niet gebonden aan wat wij “wereld” noemen.
- ziel van de dingen, in mens en materie.
- 60 Plotinus heeft zich afgevraagd, waarom de ziel, die immers een groot deel van het Ene was, zich met de geest losmaakt van het Ene. Als verklaring geeft hij het volgende: De ziel zit binnen de volmaaktheid van het Ene opgesloten en wil eens een tijdje onafhankelijk zijn, hij wil aan zichzelf toebehoren en niet aan het Ene. In feite deserteert de ziel en raken als wereldziel steeds verder van huis, steeds verder van het Ene, van de oerbron verwijderd. Hij wordt steeds onvolmaakte naarmate de afstand groter wordt. Maar, ergens herinnert die afgedwaalde individuele ziel zich nog de schoonheid en harmonie van de goddelijke volmaaktheid waarvan hij een deel was. Na in het aardse tranendal te hebben verteerd, verlangt hij daar weer naar terug. Daarom zal hij na de dood van zijn aardse materiële lichaam weer verenigd worden met het Ene.
- 61 De ziel dat zal bij de dood het lichaam verlaten en weer zijn hoogste geluk (terug) vinden in de hemel, bij de goddelijke oerbron.
- 61 De mens kan door vergeestelijking tot kennis van God komen.
- 61 Je kunt hard werken aan vergeestelijking door contemplatie, meditatie en gebed.
- 62 Als voorbeeld nog een metafoor met behulp van een cirkel. Een plons in het water door een steen in een vijver te gooien.
64 Augustinus leefde van 354 tot 430
- 64 Augustinus neemt het woord Gods, de bijbel, als uitgangspunt van zijn denken.
- Zie : belijdenissen Boek van een christelijk denker.
- 64 geloof staat bij hem voorop en niet de rede.
in telegramstijl:
- 64;
- ;
- Thales kwam over God niet verder dan het cirkelsymbool. God is dat wat eeuwig en oneindig is.
- Xenophanes vierde het mensvormige godsbeeld dat zijn landgenoten erop na hielden en zat op de lijn van Thales.
- Democritus zei dat er helemaal geen god nodig was. De kosmos is er altijd geweest, wordt gestuurd door natuurwetten en alles is opgebouwd uit atomen.
- Heraclitus waar alle tegenstellingen die hij in de natuur ziet en in zijn denken ervaart, uiteindelijk opgaan in samen komen in eenheid, in God.
- Plato meent dat de wereld slechts illusie is en geeft ons met zijn grot allegorie een kijkje in de bovennatuurlijke hemelse werkelijkheid.
- Aristoteles: God is een onbewogen bewegen die één keer heelal en aarde op gang bracht en daarna slechts toekeek.
- Marcus Aurelius schakelt God gelijk met alles wat er is, pantheïsme.
- Plotinus: het Ene.
- ;
- 65 De grote stimulator achter de verspreiding van het christendom werd de apostel Paulus.
- 65 Jezus Christus gebood oma voor zover bekend als eerste geestelijke leider in de geschiedenis, grensoverschrijdende liefde voor de naaste.
- 66 Naastenliefde moest een nieuwe universele morele waarden worden.
- 66 Met geloof, hoop en liefde bij de christelijke boodschap in de toenmalige wereld uitgedragen. Al in de vierde eeuw werd het christendom in het Romeinse rijk de staatsgodsdienst.
- 69 God heeft de mens in zijn almacht een projectie vermogen gegeven opdat wij hem kunnen verstaan. Met deze gedachte heeft Augustinus zijn geloof met de rede verzoent.
- 69 Zie ook Boëthius: vertroosting van de filosofie
70 De scholastiek periode 1100 – 1600
- 70 Scholastiek is de poging van middeleeuwse monniken om de bijbel voor heidenen met argumenten geloofwaardig te maken.
- 70 In 529 werd het eerste katholieke klooster gesticht.
- 71 In de tijd van de Scholastiek hadden wetenschappers en filosofen het grote voordeel dat zij in één taal communiceren: het Latijn.
- 71 Deze monniken zochten niet naar objectieve waarheid, die hoefden ze niet te zoeken, want die stond immers in de bijbel.
- 71 Het is goed te bedenken dat in de tijd van de scholastiek nauwelijks loslopende filosofen waren. Alle denkers van enig belang waren of priester of monnik. Ze waren dus eerst theoloog en pas daarna filosoof.
- 71 Bijbel of geen bijbel, de verstandelijk ingestelde mens in dat tijdsgewricht distantieerde zich voorzichtig van het eenvoudige “volksgeloof “. Zijn zoektocht richtte zich op het vinden van een (wetenschappelijk) bewijs van een allesomvattende intelligentie die ons bestaan op gang zou hebben gebracht en waarvan de kracht in de natuur tot uiting komt. Geen Heere God in de hemel, maar een “iets“, een “al” of een “het“. vanaf ongeveer het jaar 1000 werd voor steeds meer geletterden het gebruik van de rede belangrijker dan geloven. Men wilde het bestaan van God bewijzen of bewezen zien.
73 Anselmus van Canterbury leefde van 1033 tot 1109
- 73 Zoeken na een godsbewijs terwijl de bijbel voor je op tafel ligt, vraagt om een sterk argument wil je geseling van Rome voorkomen. En dat argument was er: God van de mens de rede geschonken en hem daarmee boven het dier geplaatst.
- 73 Anselmus was in zekere zin platonist.
- 74 De de hele discussie die er over Anselmus ‘ godsbewijs is ontstaan wordt vaak samengevat met de eenvoudige zin:
- Uit het begrip van God wordt direct besloten tot het bestaan van God.
- 75 het godsbewijs van Anselmus ::
- God is het volmaaktste wezen dat denkbaar is
- Het is beter te bestaan dan niet te bestaan, dus iets wat niet bestaat kan nooit volmaakt zijn.
- Een niet bestaande God is minder volmaakt dan een bestaande.
- Dus moet God bestaan.
- 75 Anselmus heeft het gevoel dat hij het bestaan van God bewezen heeft, maar weet nog steeds niets van God. Hiermee zit hij dus in een existentiële klem.
76 Thomas van Aquino leefde van 1224 tot 1274
- 76 Voor Augustinus en Anselmus was het denken van Plato over God richtinggevend. Met Thomas verdween Plato van het toneel en verscheen Aristoteles. Voor ons, eenvoudige stervelingen, breekt nu een wat toegankelijker denken door. Aristoteles moest niets hebben van Plato’s illusie wereld. Voor hem was een denken ding niet een afspiegeling van een oer ding. Hij wilde alles om zich heen gewoon op natuurlijke wijze verklaren. de God van Aristoteles was dan ook niet meer dan de “Onbewogen Beweger”. Aristoteles zou het zonder aarzelen eens zijn geweest met de stelling dat zijn “Onbewogen Beweger” de oerknal heeft veroorzaakt. maar hij maakte zich niet druk over de vraag wat het wezen van die “Onbewogen Beweger” zou kunnen zijn.
- 77 Thomas verwierp het godsbewijs van Anselmus.
- 77 Thomas zoekt zijn godsbewijzen in de natuur.
- 77 Thomas van Aquino : eerste godsbewijs:
- Kijk om je heen en zie dat alles in de wereld beweegt.
- Dus alles wat beweegt moet door iets anders worden bewogen want niets komt vanzelf in beweging.
- Helemaal terug redenerend via de weg van gevolg en oorzaak moet er iets zijn dat de eerste beweging heeft veroorzaakt: deze eerste bewegen noemen we God.
- Kritiek: wie heeft dan de eerste bewegelijk bewogen? Volgens Thomas: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde”
- De christen van vandaag steunt Thomas en wijst op de oerknal die door de wetenschap nu wel bewezen wordt geacht.
- Thomas gebruikt in dit Godsbewijs zijn conclusie (dat er een eerste onbewogen beweger moet zijn) als argument in zijn bewijsvoering. Dit doet hij wanneer hij stelt dat er zonder eerste beweger helemaal geen beweging zou zijn en dat de opeenvolgende dingen niet zouden bewegen behalve door hetgeen door de eerste beweger bewogen wordt. De aanname dat een eerste beweger noodzakelijk is voor beweging is een verborgen assumptie in zijn redenering die tevens zijn conclusie is. Hij bevindt zich hier dus in een cirkelredenering.
- /// Het eerste Godsbewijs gaat uit van beweging en verandering. Alle dingen op Aarde ondergaan verandering. Verandering begrijpt van Aquino Aristotelisch als het voortbrengen van potentie naar act. Nu kan niets volgens van Aquino van potentie naar act gebracht worden dan door iets actueel bestaand. En omdat hetzelfde niet tegelijkertijd potentie en act kan zijn wordt alle beweging door een ander actueel bestaand voortgebracht. Maar ook dit actueel bestaande wordt weer door iets anders in beweging gebracht, en zo verder en verder. Echter dit kan niet tot in het oneindige doorgaan. Dan zou er namelijk geen eerste beweger zijn en daardoor helemaal geen beweging. Want de opeenvolgende dingen zouden niet bewegen behalve door hetgeen door de eerste beweger bewogen wordt. Daarom is het noodzakelijk om terug te gaan tot een eerste beweger die door niets anders bewogen wordt, en dit kent ieder mens als ‘God’.
wie beweegt de eerste beweger
- 78 Thomas van Aquino : tweede godsbewijs:
- 78 Daar, beide in de natuur niet direct kunt spreken van bewegen en bewogen worden, bestaat het leven ook minder zichtbaar en herleidbaar uit oorzaak en gevolg.
- Er zijn een oneindig aantal voorbeelden te vinden van oorzaak en gevolg: dus moeten we een eerste oorzaak van alles aannemen: en dat is God.
- Dit tweede Godsbewijs lijkt op het eerste- maar in plaats van te vertrekken vanuit de doeloorzaak vertrekt van Aquino hier vanuit de werkoorzaak. Niets kan werkoorzaak zijn van zichzelf, want dan zou het alvorens zichzelf moeten bestaan, wat onmogelijk is. Nu kunnen ook hier de schakels van werkoorzaken niet tot in het oneindige doorgaan. Zonder eerste werkoorzaak zouden er namelijk noch een eerste effect noch andere werkoorzaken kunnen zijn. Dus moeten we een eerste werkoorzaak aannemen, welke allen ‘God’ noemen.
- Hier vinden we een zelfde type cirkelredenering als bij het vorige Godsbewijs. Het belang van de aanname van een eerste effect is slechts geldig bij de aanname van een eerste beweger. Van Aquino neemt dat belang verzwegen aan, en aldus bevat zijn argumentatie een verborgen assumptie die dezelfde is als zijn conclusie.
- 78 Thomas van Aquino : derde godsbewijs:
- 78 Het kleinste en onvolmaakte dat de staat of ooit bestaan heeft, staat op de onderste sport van de “ladder“. Hoe volmaakter het wezen hoger op de ladder. Thomas redeneerde dat die hele ladder, die trapsgewijze opklimming van wezens in hun groei of evolutie, waarbij de mens in zijn complexiteit op de een na hoogste sport staat, noodzakelijk moet eindigen in een volmaakt wezen en dat is dan weer God.
- 78 Dit derde godsbewijs is gebouwd op de noties van mogelijkheid en noodzakelijkheid. We ondervinden dat er dingen zijn die zowel niet- als wel kunnen bestaan, die dus ontstaan en vergaan en die aldus bestaan of niet bestaan. Nu is het onmogelijk voor dergelijke dingen om eeuwig te bestaan, want wat de mogelijkheid heeft om niet te bestaan zal eens ook niet bestaand zijn. En wanneer alles de mogelijkheid heeft niet te zijn, dan was er onder de dingen ooit eens niets. En als dit waar is, dan zou er zelfs nu niets zijn, want wat niet bestaat komt niet tot aanzijn behalve door iets dat al bestaat. Als nu alles ooit niets was dan was het onmogelijk voor iets om tot aanzijn te komen, en dat zou betekenen dat er ook nu niets zou zijn, wat duidelijk niet klopt. Aldus moet er onder de zijnden, naast contingente zijnden, ook een noodzakelijk zijnde bestaan. Nu kunnen noodzakelijke dingen ofwel geen oorzaak ofwel een oorzaak van elders hebben. Voor die noodzakelijke dingen die een oorzaak van elders hebben kan de keten van oorzaken niet tot in het oneindige doorlopen. Aldus moet er een noodzakelijk bestaande zijn welke zelf oorzaakloos is en zelf oorzaak is van alle noodzakelijk bestaande dingen, welke allen ‘God’ noemen.
- In dit Godsbewijs past van Aquino zijn inmiddels bekend geworden cirkelredenering tot twee maal toe. De eerste maal doet hij dit wanneer hij stelt dat wanneer alles de mogelijkheid heeft niet te zijn, dat daar dan uit volgt dat er ooit niets was. Dit is slechts een geldige conclusie wanneer de assumptie geaccepteerd wordt dat de causaliteitsketen van ontstaan niet tot in het oneindige terug gevoerd kan worden. Deze assumptie zit hier dus in de argumentatie van Thomas verborgen. De tweede toepassing van zijn cirkelredenering is explicieter. Hij stelt duidelijk dat bij noodzakelijke dingen die een oorzaak van elders hebben de keten van oorzaken niet tot in het oneindige kan doorlopen. Opnieuw een assumptie die hij eigenlijk grondeloos maakt, maar die wel zijn Godsbewijs mogelijk maakt.
- 78 Thomas van Aquino : vierde godsbewijs:
- 78 Alle natuurlijke lichamen lijken, volgens Thomas, na een doel te streven.
- Het vierde Godsbewijs, het Godsbewijs van de graden, neemt als uitgangspunt dat er in de dingen meer of minder goedheid, waarheid, nobelheid en dergelijke gevonden kan worden. Maar ‘meer’ of ‘minder’ zijn termen welke toegepast worden op diverse dingen voor zover zij datgene naderen dat de hoogste graad van die eigenschappen heeft. Dus moet er iets bestaan dat het meest ware, het beste, het nobelste en aldus ook het grootste wezen is. Wat nu in een soort als hoogste wordt beschouwd is tevens de oorzaak van alles wat tot die soort behoort. Aldus bestaat er iets wat de oorzaak is van het bestaan van alle dingen en van de goedheid en van alle perfectie, en dit noemen wij ‘God’.
- Termen als ‘meer’ of ‘minder’ bij individuele zijnden hoeven niet noodzakelijk in verhouding te staan tot een zijnde waarop een term als ‘het meest’ van toepassing is. Zij kunnen evengoed opgevat worden als betrekking hebbend op verhoudingen tussen de individuele zijnden zelf. Tevens is het absoluut niet evident dat het zijnde dat een bepaalde eigenschap tot in de hoogste mate heeft oorzaak moet zijn van alle andere dingen met die eigenschap. Je kan het als assumptie aannemen, en dat doet van Aquino dan ook, maar het is in dit Godsbewijs zeker geen geldige redenering.
- %%% Thomas van Aquino : vijfde godsbewijs:
Het vijfde Godsbewijs tenslotte komt tot stand vanuit de ordening van de dingen, want we zien dat sommige dingen welke rede ontberen toch werkzaam zijn met betrekking tot een doel. Dit wordt duidelijk uit het gegeven dat zij altijd of meestal op een zelfde wijze werkzaam zijn en doen wat het beste is. Hieruit blijkt dat zij niet bij toeval maar vanuit een gerichtheid hun doel bereiken. Nu neigen de dingen die geen intelligentie hebben niet naar een resultaat behalve wanneer gedirigeerd door een wetend en intelligent iemand. Er is aldus een intelligentie welke alle natuurlijke dingen ordent in overeenstemming met een plan, en deze noemen wij ‘God’.- Commentaar Het lijkt evident dat wanneer redeloze dingen meestal op een zelfde wijze werkzaam zijn daaruit niet noodzakelijk hoeft te blijken dat zij vanuit een gerichtheid een doel bereiken. Van Aquino verbergt hier de assumptie dat de werkzaamheden van redeloze dingen een doel hebben waardoor hij op basis daarvan kan concluderen dat zij hun doel bereiken door de directie van een wetend en intelligent iemand.
- 79 Darwin en de evolutiebiologen hebberige doordat er geen doelmatigheid is in de natuur. ze hebben voldoende bewezen dat het evolutieproces vol zit met ondoelmatigheid en met inefficiëntie. Wat wij nu in de natuur aan schitterende complexiteit om ons heen zien, is hoofdzakelijk het gevolg van trial and error, van natuurlijke selectie. De natuur zocht systeemloos een weg door de mogelijkheden. Het mechanisme dat de evolutie voortstuwt is niet de grote boogschutter, maar veelal toeval, als dat al bestaat
- 80 G O D = Geen Object van Definitie
- 81 Natuurlijk kreeg Thomas kritiek. De eerste pijlen op Thomas werden afgevuurd door de franciscaan Roger Bacon. Hij vond wiskunde de basis van alles. denk exact, was toen al zijn aansporing en hij hield Thomas voor dat waarheid alleen kon worden gevonden door onderzoek van de natuur met behulp van observatie en experimenten.
- 81 Een tweede kritiek kwam van Willem van Occam. Occam vonden dat wie in de wetenschap iets wil bewijzen, dat ding te doen met de meest voor de hand liggende argumenten. En als die duidelijk voldoende zijn, zoeken dan nog niet meer argumenten bij. (JST Het scheermes van Occam ) Met andere woorden: hoewel we niet kunnen bewijzen dat God bestaat, zijn de argumenten die hij waarschijnlijk bestaat aannemelijker dan dat hij niet bestaat. Immers, er is iets en niet niets. En alles heeft een oorzaak, dus dat iets is veroorzaakt. Dat kan alleen maar door een kracht of intelligentie die ons verstand te boven gaat en die kracht kunnen we zonder problemen God noemen. Occam zeg dan in feite: je hoeft er niet ook nog eens de bijbel bij te halen. De waarschijnlijkheid van Gods bestaan is met dat eenvoudige er is iets en niet niets concept voldoende aangetoond.
- 82 Leonard Suskind : er zijn mogelijk meer dan 10 tot de macht 500 heelallen.
- 82 Er zitten volgens Robbert Dijkgraaf fantastische onwaarschijnlijkheid in ons bestaan.
- 82 De kans dat onze wereld zou ontstaan, is even groot als 70 maal achter elkaar de Postcodeloterij binnen.
83 mystiek
- 83 Volgens Van Dale: “Mystiek is de onmiddellijke, niet op begrips-denken en redenering berustende overtuiging van de waarheid”.
- 83 Grieks voor mustikos dat “geheim” betekent: geheimzinnig, verborgen, duister, raadselachtig.
- 84 Het mystiek ervaren van het bestaan van God is heel wat anders dan het godsbeeld dat de filosofen door analytisch redeneren verkrijgen en heeft dan ook niets te maken met het beeld van “God de Vader” in de bijbel.
- 85 Je kunt zeggen dat de natuurkundige naar voren loopt, terwijl als je een theoloog losmaakt, de kans groot is dat zijn religieuze intuïtie en directe link naar die “andere” werkelijkheid te zoeken.
- Scholastiek en mystiek:
- 85 Eerst was het Heilige Schrift het uitgangspunt. Wat daarin over God stond, daarin geloofde men.
- 85 Daarna kwam er een periode waarin men Gods bestaan met de rede wilde bewijzen.
- 85 Toen opende zich de derde weg tot God. Dat was de directe weg: geen geloof, geen reden, maar de onmiddellijke mystieke ervaring.
- 85 De sceptische hedendaagse neuro wetenschapper zal glimlachend opmerken:
- “Ach, dat martelen en kwellen om tot God te komen is niets meer of minder dan het stimuleren of depriveren van het sensorische. Dat is het deel van de hersenen waarin de zintuiglijke prikkels doordringen. Als je die hersenkwab over prikkels of prikkels onthoudt wij dat niet zelden door hallucineren. Als je dat Gods ervaren noemt, dan is dat oké with me”
87 Meister Eckhart leefde van 1260 tot 1328
- 87 Eckhart had de kerk niet nodig.
- De kerk is een multinational (de rooms-katholieke kerk)
- De kerk is 20 eeuwen oud
- De kerk heeft 1 miljard leden
- 89 De kern van Eckhart is een mystieke “doorbraak “. Eckhart brak door de begrenzing van zichzelf heen en ging op in God het Ene. Maar aan die doorbraak gaat leegmaken vooraf. Dat leegmaken komt bij Eckhart dikwijls ter sprake. Je moet armen van geest zijn, schrijft hij vaak. Je had, ziel of geest (die begrippen gebruikt hij door elkaar heen) moet helemaal leeg, heel arm, zijn.
- 89 stel je Eckhart de vraag: wat is God? Dan antwoordt hij: niet-geest, niet-persoon, niet-God. Hij is zonder zijn. Hij is niet dit of dat. Punt.
- 89 God is in Zijn boven alles zijn…
- 90 Op “waarom” vragen krijg je geen antwoord.
- 90 Hou op met denken.
Tja, dit is ook een visie…
92 Renaissance periode 1300 – 1650
- 92 Thomas gebruikte bij elke twist of debat over de inhoud van het katholieke geloof de volgende argumenten:
- “In de bijbel staat geschreven dat ….”
- “Augustinus zegt dat ….”
- “Aristoteles is van mening dat ….”
- Hij baseerde zijn verdediging dus ook autoriteiten, op mannen met gezag.
- 92 Onder invloed van de prille wetenschappelijke ontwikkelingen ging de mens over zijn plaats op aarde nadenken. Tot dat moment, nog in de middeleeuwen, werd de mens door de kerk en haar priesters voorgehouden dat dit leven slechts een doorgangsfase is. de mens moest niet met dit leven bezig zijn, maar met het doen kosten gelegen, besmet zijn zielenheil. dat betekende deugdzaam, lijdzaam en gehoorzaam zijn, gericht op de kerk en haar belofte op een leven na de dood.
Sinds de Renaissance ging de mens nadenken zonder een ultieme richtlijn (de bijbel)
- 93 De nieuwe renaissancemens , die natuurlijk behoren tot een zeer kleine intellectuele elite, durfde zijn mens-zijn op te waarderen van een treurige zondaar tot een wat meer zelfbewust individu. Hij ging op fundamenteel onderzoek uit. Hij wilde weten hoe de aarde, het heelal, het leven werkelijk in elkaar zit, los van de mooie bijbel verhalen. Bovendien stelde hij zich de vraag: waarom niet hier en nu gelukkig worden? De belofte van straks en daar gelukkig zijn, had voor hem een veel te hoge onzekerheidsgehalte
92 Renaissance periode 1300 – 1650
95 Blaise Pascal
- 95 Ik geloof omdat het absurd is.
- 97 Op de leeftijd van 31 jaar had hij een mystieke ervaring.