laatste wijziging: 30-08-2018

I Waar gaat het om …


I Waar gaat het om in de filosofie van de geest?

** bladzijde 43 tot en met 60



Hoofdstuk  I  Waar gaat het om in de filosofie van de geest

Bertrand Russell introduceerde in 1921 de term philosophy of mind. Deze wordt vaak gezien als hetzelfde als de oude filosofie van de geest, maar een betere term zou bewustzijnsfilosofie zijn. Immers de nieuwe filosofie probeert een antwoord te vinden op een heel specifieke vraag: wat is bewustzijn ? Onder druk van de natuurwetenschappen en de secularisatie is de geest uit het universum verbannen. Gabriel onderzoekt de vraag of we criteria kunnen hebben voor wat kenmerkend is voor het geestelijke of het mentale en of we kunnen aangeven onder welke condities een religieuze en een natuurwetenschappelijke verklaring onverenigbaar zijn met elkaar.

Het dualisme wordt veel versmaad omdat het stelt dat het universum twee vormen van objecten heeft: geestelijke en materiële. De natuurwetenschappen laten zien dat het materiële principieel niet beïnvloed kan worden door iets geestelijks dat geen energie draagt. Daarom zoekt men de geest in de hersenen omdat die noodzakelijke voorwaarde voor bewustzijn  zijn.

Ik ben voorlopig een dualist . . .

Het universum definiëren we als dat deel van de werkelijkheid dat voldoet aan de natuurwetenschappelijke wetten. Maar waar past de psychologie dan? Die doet toch ook onderzoek naar de geest met wetenschappelijke ( – blz 5 ) methoden? De oplossing werd daar gevonden in het behaviorisme, dat alle uitspraken over geestelijke processen uitdrukt in gedrag. Dus ‘ik heb pijn’ wordt ‘ik vertoon pijngedrag’. Zo is de geest weg en zijn er geen geestelijke processen. Maar wat nu als we de geest ten onrechte in het universum zoeken, omdat we geloven dat dat de totale werkelijkheid is?

De philosophy of mind onderzoekt hoe geestelijke, mentale processen begrepen kunnen worden in het universum. Als we het universum als de enige werkelijkheid beschouwen dan staat de mentale werkelijkheid daartegenover, in een conflict. Laten we de vraag hoe we dit dilemma kunnen overbruggen naturalistische metafysica noemen. Deze stelt de vraag naar het geheel van de werkelijkheid. Maar kijken we alleen naar het universum, dan zien we dat zelfs daar een totale verklaring buiten ons bereik ligt. Hegel gaf ons een richting die veel breder was. en zei dat de menselijke geest eruit bestaat dat hij zich een beeld vormt van zichzelf en zijn plaats in de werkelijkheid. Sartre en Camus meenden, als existentialisten, dat de mens wel vrij moet zijn want hij speelt op het sociale toneel. De aanname van het neo-existentialisme is dat de mens niet alleen zinvolle individuele acties vervult maar deze acties ook plaatst in een zinvolle invulling van zijn bestaan.

In de natuurwetenschappen volgt het een uit het ander, zonder doel. Hersenen volgen dan ook geen doel, maar mensen wel, die kopen geen beschimmeld brood om diverse redenen. Newton zag alleen oorzaak en gevolg, maar Aristoteles had de idee dat alles wat in de natuur voorkomt een perfecte vorm nastreeft. De wetenschap heeft ons geleerd dat er meer steekt achter wat we met het blote oog zien, namelijk onderliggende natuurwetten. Dat wordt nu gezien door wetenschappers als de enige werkelijkheid. Gabriel gaat er echter vanuit dat er meerdere, wellicht oneindig veel, werkelijkheden zijn.

De hersenwetenschap heeft bijgedragen aan onze kennis door te laten zien dat er onder ons schedeldak geen geest of een `ik’ bevindt. Ook het structuralisme (van onder anderen Marx) gaat er vanuit dat we geen doel op onszelf hebben, maar dat we gedreven worden door een externe structuur. De auteur meent dat ook als dat zo is. we deze structuren zelf maken. We komen niet uit onder het feit dat de mens vrij is zijn bestemming te kiezen en zullen dat verder nog aantonen.


De hoofdzaken van dit hoofdstuk samengevat:


44 De geest in het universum?

47 In de geest van Hegel

51 Het historische dier op het toneel van het sociale

54 Waarom niet alles, maar wel veel doelgericht gebeurt