laatste wijziging: 09-11-2020
043 116 De tekst van Husserl
- 43 De pretentie een strenge wetenschap te zijn heeft de filosofie in geen enkele periode van haar ontwikkeling kunnen waarmaken
- 44 Een geliefd gezegde van Kant was dat niet de filosofie, maar alleen het filosoferen te leren valt.
- Wat is dat anders dan een bekentenis dat de filosofie onwetenschappelijk is
- 45 Aan de objectieve waarheid, respectievelijk de objectief geformuleerde waarschijnlijkheid van de schitterende theorieën van de meetkunde en de natuurwetenschappen zal geen redelijk mens twijfelen.
- 45 Hier is (over het geheel genomen) geen plaats voor persoonlijke “meningen”, “opvattingen”, “standpunten”
- 45 In zoverre er daarvan in afzonderlijke gevallen nog wel sprake is, is de betreffende wetenschap nog niet voltooid, maar in wording en wordt ook over het algemeen als zodanig beschouwd
- 46 Wat moeten wij ons voorstellen bij een “systeem” waar wij naar uitzien en dat ons als ideaal lichtend zal voortgaan in de lagere regionen van ons onderzoek?
- Een filosofisch systeem in de traditionele zin, een soort Minerva, die kant-en-klaar en in volle wapenrusting aan het hoofd van een creatief zin niet ontspringt – om dan later naast andere Minerva’s van dezelfde soort in het stoffige museum van de geschiedenis te worden opgeslagen?
- Of een filosofisch systeem van leerstellingen waarmee, na het enorme voorwerk van generaties, die werkelijk van onderaf aan een begin wordt gemaakt en dat wordt opgetrokken op het fundament dat tegen alle twijfel bestand is en dat, net als elk ander degelijk bouwwerk, steeds hoger oprijst, naarmate bouwsteen naar bouwsteen volgens leidende inzichten als solide elementen aan de school die de constructie worden toegevoegd?
- 48 Hoewel ook Hegel voor zijn methode en leer aanspraak maakt op absolute geldigheid, ontbreekt het in zijn systeem toch aan de kritiek van de rede waardoor wetenschappelijkheid in de filosofie pas mogelijkheid wordt
- 49 De naturalistische filosofie radicaal onder kritiek te stellen is heden ten dage een belangrijke zaak
- 49 Zeer in het bijzonder is er, tegenover een kritiek die louter vanuit de consequenties weerlegd, behoefte aan een positieve kritiek op de grondslagen en methoden
50 naturalistische filosofie
- 50 De naturalist ziet niets anders dan natuur, en wel in de eerste plaats fysische natuur
- 50 Al het bestaande is van psychofysische (geest – lichaam) aard, dat betekent: volgens een vaste wetmatigheid en eenduidig gedetermineerd. Op geen enkel voor ons wezenlijk punt komt deze opvatting er anders uit te zien als de fysische natuur, zoals in het positivisme (het zuiden aanleunend tegen een naturalistisch geïnterpreteerde Kant, hetzij in een vernieuwende en consequente voortzetting van Hume) , sensualistische wordt gereduceerd dat complexe zintuiglijke gewaarwordingen, tot kleuren, klanken, druk et cetera, en ook het zogenaamde psychische op dezelfde wijze wordt gereduceerd tot complementaire complexen van dezelfde of nog weer andere “gewaarwordingen”
- 51 Alle vormen van het extreme, consequente naturalisme, te beginnen bij het populaire materialisme dat de meest recente gewaarwordingsmonisme en energetisme, worden, enerzijds gekarakteriseerd door de naturalisering van het bewustzijn, en anderzijds door de naturalisering van de ideeën en daarmee van alle absolute idealen en normen
- Gewaarwordingsmonisme is de theorie dat waargenomen dingen herleid kunnen worden tot de indrukken of gewaarwordingen in het bewustzijn
- 52 De naturalist onderwijst, preekt, moraliserend, hervormt. Maar hij loochent wat elke prediking, elke oproep als zodanig en vanuit haar eigen aard vooronderstelt. […] De absurditeit is bij hem niet duidelijk zichtbaar, maar verschuilt zich, ook voor hemzelf verborgen, daarin, dat hij de rede genaturaliseerd
- 53 Er bestaat in het moderne leven misschien geen machtiger en onstuitbaar idee dan dat van de wetenschap
- 54 De weerlegging van het naturalisme vanuit zijn consequenties levert weinig resultaat op, maar dat ligt anders bij de grondslagen, methoden en resultaten ervan
- 55 Allereerst kan worden ingezien dat de psychologie, als wetenschap van feiten, er wezenlijk ongeschikt voor is de fundamenten te leggen voor de filosofische disciplines, die zich bezighouden met de zuivere beginselen van alle normering, dat wil zeggen zuivere logica, de zuivere axiologie en praktische leer
- 56 /// JST Elke natuurwetenschappen is, wat haar uitgangspunten betreft, naïef.
- De natuur, die ze wil onderzoeken is voor haar eenvoudigweg aanwezig.
- Het is vanzelfsprekend dat de dingen er zijn, dat ze er zijn als rustende, bewegende veranderende dingen in de oneindige ruimte, en als tijdelijke dingen in de oneindige tijd
- Wij nemen ze waar, verder schrijven ze in eenvoudige ervaringsoordelen. Het is het doel van de natuurwetenschap deze vanzelfsprekende gegevens op objectief geldige, streng wetenschappelijke wijze te leren kennen.
- Hetzelfde geldt voor de natuur in bredere, psychofysische zin, respectievelijk voor de wetenschappen die haar onderzoeken, zin het bijzonder voor de psychologie.
- Het psychische is niet een wereld op zich; het is gegeven als een ik of ik -beleving en blijkt als zodanig in de ervaring gebonden te zijn aan bepaalde fysische dingen, lichamen genaamd
- 57 Laten wij dus vasthouden: in elk psychologische oordeel wordt, uitdrukkelijk of niet, het bestaan van de fysische natuur geponeerd
- 58 Hoe kan ervaring als bewustzijnsact een object aanreiken of aantreffen?
- 58 Het wordt dan ook duidelijk dat in een kentheorie die haar eenduidige betekenis behouden wil, elk (voor)wetenschappelijk poneren van de natuur principieel achterwege moeten blijven, en daarmee alle uitspraken die impliceren dat thetisch (verzameling van leerstellingen) het bestaan van materiële zaken met ruimte, tijd, causaliteit et cetera wordt geponeerd
- 59 En dan ziet men ook dat het onderzoek gericht moet zijn op een wetenschappelijke kennis van het wezen van het bewustzijn , op datgene wat het bewustzijn in al zijn onderscheidende gedaanten zelf, na zijn wezen, is, maar tegelijk ook op datgene wat het betekent, evenals op de verschillende manieren waarop het (overeenkomstig het wezen van deze gedaanten) de dingen als voorwerp intendeert (– intentionaliteit–): duidelijk of onduidelijk, in directe presentie of op de wijze van representatie, in tekens of beelden, soms direct, soms door het denken bemiddelt, dan weer in deze of gene attentionele modus, en zo in ontelbare andere vormen: en waarop het van deze voorwerpen eventueel “bewijst” dat ze “geldig” zijn, “werkelijk” bestaan
- 59 Elk type voorwerp dat object van een redelijke uitspraak ( voor) wetenschappelijke kennis wil zijn, moet zich in de kennis, dus in het bewustzijn zelf aankondigen en zich, overeenkomstig de zin van elk kennen, als gegeven aanwezig laten stellen
- 60 Wat dat betekent: dat het voorwerp is en zich in de ken-act als zijnde en zó-zijnde toont, dat moet nu juist louter vanuit het bewustzijn zelf evident en bijgevolg volkomen begrijpelijk worden. en daartoe dient het gehele bewustzijn bestudeerd te worden, omdat dat in al zijn gedaanten mogelijke kenfuncties vervult. In zoverre elk bewustzijn “bewustzijn van” is, omvat de bestudering van het wezen van het bewustzijn ook de studie van de betekenissen en voorwerpen van het bewustzijn als zodanig
- 61 Wij stuiten daarmee op een wetenschap (van wier geweldige omvang de tijdgenoten nog eens een voorstelling hebben [dit is geschreven in 1911] ) die wel een wetenschap van het bewustzijn en toch geen psychologie is, op een fenomenologie van het bewustzijn tegenover een natuurwetenschap van het bewustzijn
- 62 Voor het experimenteel constateren van psychofysische wetmatigheden kan ze echter volstaan met grove klasse-begrippen zoals: waarneming, aanschouwing in de fantasie, uitspraak, rekenen en rekenen, schatten van grote, herkennen, verwachten, onthouden, vergeten, enzovoort
- 65 Men dient te bedenken dat al het psychische, wanneer het zo volledig concreet genomen wordt als het als eerste onderzoeksobject van zowel de psychologie als de fenomenologie zijn moet, het karakter heeft van een meer of minder complex “bewustzijn van “;
- dat dit “bewustzijn van “een verwarrende rijkdom aan gedaanten bezit
- dat alle uitdrukkingen, die aan het begin van het onderzoek voor het eigen begrip en voor objectieve beschrijving gebruikt waren, vloeiend en veel duidig zijn en dat de eerste stap dus uiteraard geen andere kan zijn dan het blootleggen van de meest opvallende, meest grove dubbelzinnigheden
- 65 Een definitieve codificatie van de wetenschappelijke taal zou een voltooide analyse van de fenomenen vooronderstellen – een doel dat nog in de verre toekomst ligt
- 67 En dit nu is de plaats van de fenomenologische wezensanalyse, die, hoe ongewoon en onsympathiek dat de naturalistische psychologen ook in de oren mag klinken, allesbehalve een empirische analyse is en kan zijn
- 68 In onze beschrijvingen gebruiken we woorden als: waarneming, herinnering, fantasie, voorstelling, uitspraak, enzovoort.
- Welk een rijkdom aan immanente componenten wijst zo’n enkel woord aan!
- 69 Waar is dit methodische werk in de “exacte “psychologie gedaan? Wij zoeken er in de omvangrijke literatuur vergeefs naar [[ zie noot blz 120 : ]]
- Samengevat komt Husserls betoog hierop neer:
- Wat de theoretische begrippen zijn voor de natuurwetenschap zijn de descriptieve begrippen van de immanente analyse voor de psychologie.
- De stap van naïeve ervaring naar wetenschap is dus in beide werkelijkheid gebieden heel anders en wel in aansluiting bij het verschil ingegeven hij van beide. Het verklaren van fenomenen door introductie van nieuwe theoretische entiteiten op een dieper niveau sluit aan bij de ervaring van uitwendige objecten, die altijd in afschaduwingen gegeven zijn. Ervaren is hier en synthetiseren van gegeven in een reeks van stappen die tot een telkens hoger niveau van identiteit of eenheid voert.
- Wat de theoretische begrippen zijn voor de natuurwetenschap zijn de descriptieve begrippen van de immanente analyse voor de psychologie.
- Samengevat komt Husserls betoog hierop neer:
- 69 Het motief voor hun ( de psychologen ) werkwijze danken ze niet aan een of andere openbaring, maar aan het feit dat ze zich verdiepen in de betekenis van de ervaringen zelf, respectievelijk in de betekenis van het daarin gegeven “zijn“.
- 71 Wat de empirische psychologie al vanaf het eerste begin in de 18e eeuw voortdurend in verwarring brengt, is derhalve het drogbeeld van een natuurwetenschappelijke methode naar het voorbeeld van de natuurkundige-chemische methode
- 73 […] waarin al deze eenheden met elkaar verweven zijn: dat van de éne materiële wereld met de éne ruimte en de éne tijd
- 73 alle materieel-reële eigenschappen zijn van causale aard
- 73 Elk ding bezit zijn natuur
- 73 Materiële entiteiten zijn echter gegeven als eenheden van onmiddellijke ervaring, als eenheden in een veelvoud van zintuiglijke verschijningen.
- Het zijn altijd de zintuiglijk waarneembare continuïteit, de veranderingen en de afhankelijkheidsrelaties daarin die de kennis leidinggevend en voor haar fungeren als een soort “vaag “medium, waarin de ware, objectieve, natuurwetenschappelijk-exacte natuur zich manifesteert en via een vanuit hetwelk het denken (als wetenschappelijk denken van de ervaring) het ware bepaalt en construeert
- 74 […] een consequent onderzoek naar wat het ding werkelijk is – het ding dat in de ervaring altijd verschijnt als een iets, en zijnde, iets dat bepaalt en tegelijk te bepalen is
- 74 Laten we nu eens kijken naar de “wereld” van het “psychische“
- 74 We zien al snel dat de verhoudingen in de sfeer van het psychische totaal anders zijn als in het fysische sfeer
- 75 Het psychische verdeelt zich over monaden (Leibniz) die geen vensters hebben en slechts door middel van empathie onderling verkeer onderhouden
- 75 Er bestaat, strikt genomen, maar één natuur, en dat is de natuur die verschijnt in de verschijning van de dingen. Alles wat wij, in de meest brede betekenis van psychologie, een psychisch fenomeen noemen, is, op zichzelf beschouwd, niets dan fenomeen en geen natuur
18-10-2020 de materiële en de niet materiële realiteit
- 75 Een fenomeen vormt dus geen “substantiële” eenheid, het heeft geen “reële eigenschappen”, geen reële veranderingen en geen causaliteit: al deze woorden in natuurlijk wetenschappelijke zin begrepen
- Een fenomeen of verschijnsel (van het Griekse φαινόμενον, phainomenon, iets wat gezien kan worden) is een observeerbare gebeurtenis, in het bijzonder een opmerkelijke gebeurtenis.
- 75 Een fenomeen komt en gaat, het bevat geen blijvend, identiek zijn, dat in natuurwetenschappelijke zin als zodanig objectief bepaald, bijvoorbeeld objectief in componenten ontleed zou kunnen worden; dat “analyseerbaar” zou zijn in de eigenlijke zin van het woord
- 76 Wat psychisch zijn “is “, kunnen we niet aan ervaring ontlenen, ervaring genomen in dezelfde zin als voor het fysische geld.
- Het psychische wordt nu eenmaal niet ervaren als iets dat verschijnt;
- het is een “beleving “,
- en wel een beleving die in de reflectie wordt aanschouwt;
- het verschijnt dat zichzelf door zichzelf, in een absolute stroom,
- als een “nu “dat meteen weer “wegsterft”, op aanschouwbare wijze voortdurend terugwijkend in een geweest-zijn
- Het psychische wordt nu eenmaal niet ervaren als iets dat verschijnt;
- 77 Men moet, zo zeiden wij, de fenomenen zo nemen als ze zich geven,
- dat wil zeggen als dit stromende bewust-hebben, intenderen, verschijningen, dat ze zijn;
- als dit op de voorgrond en op de achtergrond bewust-hebben
- van iets dat aanwezig of aanwezig-geweest is, als dit gefantaseerde of zich niet actief geïnterneerde of afgebeelde, als iets aanschouwelijks of iets wat leeg voorgesteld is, enzovoort
- 82 Inderdaad: hoe een veelvoud van waarnemingen, respectievelijk verschijningen er toe komt
- één en hetzelfde voorwerp “tot verschijning te brengen”, zodat het voor henzelf en voor het hen verbindende eenheids-of identiteitsbewustzijn “hetzelfde” kan zijn,
- dat is een vraag die alleen door het fenomenologisch wezensonderzoek duidelijk gesteld en beantwoord kan worden
- één en hetzelfde voorwerp “tot verschijning te brengen”, zodat het voor henzelf en voor het hen verbindende eenheids-of identiteitsbewustzijn “hetzelfde” kan zijn,
- 83 De door de eeuwen heen zo veelbesproken oorsprongsproblemen zijn (bevrijd van het vertekende naturalisme waardoor zij tot absurditeiten worden misvormd) fenomenologische problemen
- 83 Deze problemen van
- de oorsprong van de “voorstelling van de ruimte “
- de voorstelling van de tijd
- de voorstelling van het ding
- de voorstelling van het getal
- de voorstellingen van oorzaak en gevolg
-
-
- enzovoort
- moeten door middel van een fenomenologische methode worden opgelost
- enzovoort
-
-
- 85 Laten wij nu tot de psychofysische instelling overgaan
- 87 De fundamentele fout van de moderne psychologie, die het haar belet psychologie in de ware, volledig-wetenschappelijke zin te zijn, bestaat hierin, dat ze deze fenomenologische methode niet heeft erkend en uitgebouwd
- 87 Pas als de psychologie gefundeerd wordt op een systematische fenomenologie, dan pas zal de psychologie een werkelijk bevredigende empirische wetenschap worden
90 Historisme en wereldbeschouwelijke filosofie
- 90 Elke gedaante van de geest heeft haar innerlijke structuur
18-10-2020 vergelijk dit met Hegel
- 91 Alles wat ogenschijnlijk onveranderlijk is, is een stroom van ontwikkeling
- 91 Op deze manier wordt alles wat historisch is voor ons “verstaanbaar”, “verklaarbaar”, volgens de eigen aard van het “zijn” ervan, dat immers “geestelijk zijn” is, een eenheid van elkaar inwendig oproepende momenten van een zin, en bovendien een eenheid van vorming en ontwikkeling die in overeenstemming met een innerlijke motivatie zinvol verloopt
- 92 Dilthey:
- “Van de redenen die het scepticisme steeds weer opnieuw voedsel geven, is de anarchie van de filosofische systemen een van de meest effectieve. Veel dieper echter dan de sceptische conclusies, getrokken uit de tegenstrijdigheid van de menselijke opinies, gaan de twijfels die voortvloeien uit de voortschrijdende ontwikkeling van het historische bewustzijn
- De ontwikkelingstheorie (als natuurwetenschappelijke evolutie theorie, verweven met de kennis van historische ontwikkeling van de culturele gestalten) is noodzakelijkerwijs verbonden met de erkenning van de relativiteit van de historische levensvorm
- Voor de blik die de hele aarde en heel het verleden omspant, verdwijnt de absolute geldigheid van deze of gene afzonderlijke wijze van inrichting van het leven, van de religie en filosofie
- Zo vernietigt de ontwikkeling van het historische bewustzijn, grondiger nog dan het overzicht over de strijd tussen de systemen, het geloof in de algemene geldigheid van welke filosofie dan ook; filosofieën die alle geprobeerd hebben de samenhang van de wereld op dwingende wijze in een samenhang van begrippen onder te brengen”
- 93 Het is gemakkelijk in te zien dat het historisme, consequent doorgevoerd, in het extreme sceptische subjectief is me uitmondt. De ideeën van waarheid, theorie, wetenschap, zouden dan, zoals alle ideeën, een absolute geldigheid verliezen. Dat een idee geldigheid bezit, zou dan betekenen dat het een factisch voortbrengsel van de geest is, dat als geldig beschouwd wordt en in deze facticiteit van gelding het denken bepaald
- 95 Maar historische argumenten kunnen slechts historische conclusies opleveren.
- Ideeën met feiten ofwel te willen funderen, ofwel te willen weerleggen is absurd, zoals Kant al aangaf
- 97 Husserl: als ik het historisme dan ook als een stem theoretische dwaling beschouw, die op grond van haar absurde consequenties even radicaal moet worden afgewezen als het naturalisme, zou ik toch ook uitdrukkelijk willen beklemtonen dat ik de enorme waarde van de geschiedenis, in de meest brede zin, voor de filosoof ten volle erken
- 98 […] het enkel en alleen de fenomenologische leer van het wezen is, die in staat is een filosofie van de geest gefundeerd
- 100 Wij gebruiken dit, weliswaar zeer afgesleten, woord “vorming” echter, in zover wij ook over het tegengestelde woord “ongevormd” beschikken, alleen voor de relatief hoogwaardige vormen van de beschreven situatie. Op bijzonder hoge niveaus van deze waarden is het ouderwetse woord wijsheid (levenswijsheid, wijsgerige tijd) van toepassing, en meestal ook de nu zo geliefde uitdrukking “wereld- en levensbeschouwing” of kortweg wereldbeschouwing
- 101 Er ontstaat een wereldbeschouwelijke filosofie, die binnen de grote systemen het relatief meest volmaakte antwoord geeft op de raadsels van het leven en de wereld; die namelijk op de best mogelijke wijze een oplossing en bevredigende verklaring geeft voor de theoretische, actie logische praktische ongerijmdheden van het leven, die de ervaring, wijsheid, loutere wereld- en levensbeschouwing slechts op onvolmaakte wijze meester kunnen worden
- 102 Als men het begrip “wijsheid” zo ruim opvat als wij gedaan hebben, dan kon daarin een wezenlijke component tot uitdrukking van het ideaal van de volmaakte degelijkheid, die naar de maatstaf van de betreffende fase van het leven van de mensheid bereikbaar is; met andere woorden, van een relatief volmaakte concrete afschaduwing van de idee van humaniteit
- 102 Aan de natuurlijke reflecties over de beste wegen om het hoge doel van de humaniteit en daarmee tegelijk van de volmaakte wijsheid te bereiken, is, zoals bekend, een praktische leer ontsproten: die van de deugdzame of degelijke mens
TAG wetenschap
- 103 Misschien kan toch nog blijken dat er met het oog op de idee van de filosofie ook nog andere en vanuit bepaalde gezichtspunten hogere waarden voldaan moet worden, namelijk aan die van een filosofische wetenschap.
- Daarbij is het volgende te bedenken:
- In onze overwegingen plaatsen wij ons op het niveau van de wetenschappelijke cultuur van onze tijd, een tijd die onderhevig is aan de geweldige macht van de geobjectiveerde strenge wetenschappen
- voor het bewustzijn van de nieuwe tijd is er een scherpe scheiding gekomen
- tussen de ideeën van vorming of wereldbeschouwing en van
- wetenschap (opgevat als praktische idee)
-
- en deze blijven van nu af aan tot in alle eeuwigheid gescheiden
-
- Wij kunnen dit betreuren, maar we moeten het accepteren als een feit dat doorwerkt en onze praktische stellingnamen op overeenkomstige wijze moet bepalen
- Daarbij is het volgende te bedenken:
- 104 Wetenschap is een titel voor absolute, tijdloze waarden
- 105 Zo komt er dus een scherpe scheiding tot stand tussen wereldbeschouwelijke filosofie en wetenschappelijke filosofie als tweede op zekere wijze op elkaar betrokken, maar niet met elkaar te vermengen ideeën
- 105 … filosofie als strenge wetenschap …
- 105 nochtans kan men zeggen dat de realisering een van deze ideeën (gesteld dat er van beide realisering een zijn) elkaar in het oneindig asymptotisch naderen en zullen dekken, wanneer we ons de oneindigheid van de wetenschap fictief voorstellen als een “oneindig verder gelegen punt“. Het begrip van de filosofie zou dan even ruim moeten worden opgevat, zo ruim dat het naaste specifiek filosofische wetenschappen alle bijzondere wetenschappen zal omvatten, nadat deze met behulp van de kritiek van de rede opgehelderd, beoordeelt en tot filosofieën getransformeerd zouden zijn
- 111 Welke richting de nieuwe omwenteling van de filosofie derhalve ook mag inslaan, het staat buiten kijf dat ze de wil tot strenge wetenschap niet mag prijsgeven, maar zich veel eer als theoretische wetenschap moet opstellen tegenover het praktische streven van de wereldbeschouwing en zich daarvan zeer bewust moet distantiëren
- 113 Diepzinnigheid is een teken van chaos; de chaos die de echte wetenschap in kosmos wil veranderen, in een eenvoudige, volledig heldere, opgelost orde.
- Elke wetenschap kent, zover haar werkelijke leer strekt, geen diepzinnigheid
- Elk voltooid fragment van wetenschap vormt het geheel van denkstappen, waarvan elke afzonderlijk onmiddellijk te begrijpen valt, en dus in het geheel niet diepzinnig is
- Diepzinnigheid is een zaak van wijsheid, conceptuele duidelijkheid en helderheid is een zaak van strenge theorie
- De tastende vermoedens van de diepzinnigheid te herleiden tot eenduidige, rationele gestalten, daaruit bestaat het wezen van het proces van het nieuw vestigen van strenge wetenschappen
- 114 Onze tijd wil alleen een “realiteiten” geloven. (Dit is geschreven in 1911 . . . .)Welnu, haar meest krachtige realiteit is de wetenschap oma en daarom is het de filosofische wetenschap waaraan onze tijd het meest behoefte heeft
- 116 Natuurlijk hebben wij ook de geschiedenis nodig.
- Weliswaar niet om ons op de manier van de historici te verliezen in de samenhang van de historische ontwikkeling waarin de grote filosofieën zijn ontstaan, maar om deze filosofieën zelf, met hun eigen geestelijke gehalte, stimulerend op ons te laten inwerken.
- Inderdaad stroomt ons vanuit deze historische filosofieën, wanneer wij de kunst verstaan deze van binnenuit te beschouwen en door te dringen in de ziel van hun woorden en theorieën, filosofisch leven tegemoet, met de voile rijkdom en kracht van levende motivering.
- Maar door filosofieën worden wij nog geen filosoof.
- Als men aan het historische blijft hangen, als men zich daarin historisch-kritisch aan het werk zet en door eclectische verwerking of anachronistische renaissance een filosofische wetenschap wil bereiken, komt men niet verder dan hopeloze pogingen.
- Niet van de filosofieën, maar van de zaken en problemen moet de stimulans tot onderzoek uitgaan.
- Filosofie is echter naar haar wezen de wetenschap van het ware begin, van de oorsprongen, van “de wortels van het zijn”
- De wetenschap van het radicale moet ook in haar werkwijze radicaal zijn en wel in ieder op zicht.
- Vóór alles mag ze niet rusten, voordat ze haar absoluut heldere uitgangspunten in handen heeft, dat wil zeggen haar absoluut heldere problemen, de methoden die door de eigenlijke betekenis van deze problemen worden aangewezen en het fundamentele arbeidsterrein waarin de zaken absoluut helder gegeven zijn.
- Alleen mag men nergens de hand lichten met de radicale uitsluiting van elk vooroordeel en bijvoorbeeld bij voorbaatdergelijke “zaken “met empirische “feiten “identificeren, waarmee men zich blind zou maken voor de ideeën die toch in de ban van vooroordelen die nog uit de renaissance stammen.
- Degene die werkelijk zonder vooroordeel is, is het om het even of een constatering van Kant of van Thomas van Aquino of van Aristoteles afkomstig is.
- Wij hebben niet zozeer behoefte aan het voorschrift met eigen ogen te zien, als je wel dat men hetgeen men gezien heeft niet, onder de dwang van vooroordelen, al interpreteren te laat verdwijnen
- Aangezien in de meest indrukwekkende wetenschappen van de nieuwe tijd, de mathematisch natuurkundige, het van buitenaf gezien grootste ‘deel van het werk via indirecte methoden plaatsvindt, zijn wij maar al te zeer geneigd indirecte methoden te overschatten en de waarde van directe vaststellingen te miskennen.
- Maar het ligt nu juist in het wezen van de filosofie besloten, in zoverre ze teruggaat naar de eerste oorsprongen, dat Naar wetenschappelijke werkzaamheid zich in de sfeer van de directe intuïtie afspeelt en het is de grootste stap die onze te maken heeft te erkennen dat er met wat in de ware zin filosofische intuïtie mag heten, de fenomenologische wezens-instelling, een eindeloos arbeidsterrein ontsloten wordt en een wetenschap die, zonder alle indirect symboliserende en mathematiserende methoden, zonder het apparaat van n de gevolgtrekkingen en bewijzen, toch een rijkdom aan meest strenge en voor alle verdere filosofie beslissende kennis oogst.
- ( 26 – 9 – 2019 )