laatste wijziging: 09-12-2019
007 030 inleiding
- 08 Het heersende idee tijdens het schrijven van dit boek is het natuurwetenschappelijke positivisme
- 08 In Wenen kwam Husserl voor het eerst in contact met Franz Brentano: door diens filosofie zag hij dat de filosofie “een veld van ernstige arbeid “was en “in de geest van de meest strenge wetenschap “oefenen kon worden
12 Inspiratie
- 13 In het eerste deel van de tekst de strijd Husserl het naturalisme en laat hij zien dat deze filosofie volstrekt tekort strikt, als het gaat om de theoretische pretenties van filosofie
- Hij voert dan voor het eerst de term “transcendentale reductie” in
- 13 In het tweede deel van de tekst bestrijdt Husserl het historisme
14 Pleidooi voor ideeën
- 14 In de “Logische onderzoekingen: prolegomena zur reinen Logik” (een publicatie uit 1900) probeert Husserl het psychologisme in de logica te weerleggen met behulp van wat hij nu noemt “een weerleggende kritiek vanuit de consequenties“
- 14 /// JST ideeën uit feiten afleiden, dat is water uit de rots slaan
- dit is een variant van het al oude anti-scepticisme argument
- Wie immers een principe van de logica wil afleiden uit ons feitelijke denken (alsof het een empirische wet was) ontkent in feite de gelding van dat principe.
- Zodra het uit feiten wordt afgeleid, en dus in de status van feiten deelt, is het niet meer geschikt om feiten te kritiseren.
- Het kan niet meer dienen om kritisch te schiften binnen feiten, bijvoorbeeld ongeldige en ongeldige redeneringen van elkaar te onderscheiden.
- Een onjuiste redenering is immers evenzeer een feit als een juiste, waarom zou de laatste meer recht hebben te bestaan dan de eerste? Hiermee slaat de psycholoog heeft zichzelf het wapen uit handen
16 Zuivering van het bewustzijn
- 16 Husserl komt tot de conclusie dat het naturalisme ten aanzien van ideeën pas werkelijk overtuigend bestreden kan worden, als het naturalisme ten aanzien van het bewustzijn uit zijn voegen is gelicht:
- Wanneer men de naturalisering van ideeën weerlegd, maar het naturalisme ten aanzien van het bewustzijn intact laat, leidt niet tot een gespleten wereldbeschouwing. met naturalisering van het bewustzijn bedoeld Husserl dat men het bewustzijn ziet als een deel van de psychofysische natuur. Het is niet noodzakelijk dat het bewustzijn tot natuur herleid wordt van naturalisme moet overal gesproken worden, waar het bewustzijn als natuur wordt opgevat. Dit betekent dat het gezien wordt als iets dat onderworpen is aan natuurwetten en bestudeerd moet worden door een natuurwetenschappelijke psychologie
- 17 /// JST Husserl stelt zich tot taak de naturalisering van het bewustzijn te weerleggen: hij doet dat in drie stappen:
-
- Stap een : De natuurwetenschap kan nooit de plaats van de verhouding filosofie in nemen en wel om twee redenen:
- De natuurwetenschap kan haar eigen activiteit niet begrijpen en funderen
- Husserl meent dat de natuurwetenschap als natuurwetenschap geen kennis oplevert die, zoals de filosofie eist, onze theoretische behoeften volledig bevredigd. Er is bij hem ruimte voor metafysica van de natuur. Hij acht die zelfs noodzakelijk voor een echt filosofische wetenschap die ook alle empirische wetenschappen inzicht kan integreren
- Stap twee is eigenlijk een consequentie vanuit de eerste stap. We mogen niet om kritisch en zelfstandig bestaan van de natuur poneren, en dus (in zijn eigenaardige terminologie) ook niet “de mens” poneren
- 19 De reductie van de natuur tot bewustzijnscorrelaat wordt de transcendentale reductie genoemd
- 19 Wat wij bedoelen
- Stap een : De natuurwetenschap kan nooit de plaats van de verhouding filosofie in nemen en wel om twee redenen:
20 De eigen aard van het bewustzijn
-
- Stap drie
- 21 Voor je gaat onderzoeken moet je eerst weten wat je onderzoekt.
- Wat is bijvoorbeeld fantasie?
- Waarin verschilt ze van herinnering, van beeldbewustzijn, van dromen?
- We kunnen niet zonder nauwgezette bewustzijnsanalyse in een experimenteel onderzoek storten
- 22 Het intentionaliteitsthema houdt een dat het bewustzijn altijd een bewustzijn van is. omdat die correlaten in de beschrijving worden betrokken, realiseert de fenomenologie een “fenomenologie van de rede”. Daarmee vervult ze, volgens Husserl, het verborgen heimwee van de gehele moderne filosofie sinds Rene Descartes. De fenomenologie als wegens analyse van het zuivere bewustzijn is de filosofie zonder meer. Dit is de zuivere gestalte van de theoretische rede die in het positivistisch naturalisme op een dwaalweg geraakt is
- 21 Voor je gaat onderzoeken moet je eerst weten wat je onderzoekt.
- Stap drie
22 Het leven volgens de rede
- 23 Dat hier in zijn meervoudig filosofische geschriften zo weinig van beleid komt doordat Husserl eigenlijk altijd met voor-vragen bezig is.
- 23 En dat betreft niet slechts logische principes, maar evenzeer de ideeën van esthetica en ethiek
- 23 Husserl toont zich hier een echte zoon van de Verlichting
- 24 De beperking van de rede tot empirische wetenschap is het euvel van de moderne filosofie wat op een verloochening van de idealen van de Verlichting neerkomt, toen men nog het hele leven, van individu en gemeenschap, in overeenstemming met de normen van de rede wilde inrichten. De rede in de vorm van empirische wetenschap heeft inderdaad over levensvragen niets te zeggen. Maar die beperking tot in juli noemt Luther in zijn laatste geschrift de “crisis van de Europese wetenschappen“
- 24 In de oudheid had de wetenschap een heel andere functie. Ze leerde hoe men in het leven, en vooral in de polis, op de juiste wijze moest handelen
- 25 Husserl spreekt hier van de “luiheid van de rede“
- 25 Het teloorgaan van die idee zou de ondergang van het avondland betekenen
- 26 Husserl is het in dit opzicht volkomen eens met zijn vriend Hendrik Josephus Pos die in “Mythe en metafysica” schreef:
- “zonder de werkzaamheid der ratio in de wetenschap en haar toepassingen, maar ook in recht, moraal en samenleving zouden wij gedompeld zijn in een troosteloze duisternis”
27 Kritiek op Husserl
- 27 op een enkele uitzondering na is vrijwel niemand Husserl gevolgd in zijn radicale idealisme.
- 27 De kritiek op Husserl komt kort gezegd hierop neer:
- Wanneer Husserl in zijn derde argument tegen het naturalisme radicaal geweest was, waren de eerste twee stappen niet nodig geweest
- Heidegger, en alle ex diens hele fenomeen oorlogen met hem, hebben Husserl niet gevolgd in deze “reducties” waarin achtereenvolgens het zijn van een zelfstandige natuur en van de mens als psychofysische eenheid werden “uitgeschakeld”.
- De these dat de natuur een correlatie is van het bewustzijn en meer niet, is te zeer in strijd met de menselijke ervaring van eindigheid en afhankelijkheid
- 27 De menselijke zijnswijze, door Heidegger in navolging van Kierkegaard “existentie” genoemd, is niet een gegeven dat wij constateren in een innerlijke waarneming.
- 28 In zekere zin is Husserls weerlegging van het naturalisme niet radicaal genoeg geweest.
- 28 Dat kan men ook zeggen van zijn leer van de wezensaanschouwing
- 28 Er is, om binnen de sfeer van het bewustzijn te blijven, een verschil tussen waarnemen en herinneren
- 28 Waarnemen en herinneren zijn eerder eigen wijzen waarop wij de werkelijkheid articuleren
- 29 De diepst ingrijpende kritiek die men op Husserl kan uitoefenen betreft zijn conceptie van filosofie als zodanig:
- Waarop berust de geldigheid van de idee dat de filosofie na absolute zekerheid moet streven en het mogelijk moet maken “het leven in ethisch religieus opzicht naar de zuivere normen van de rede in te richten?”