laatste wijziging: 21-10-2022
Meditatie III – god bestaat
BRONNEN:
- Descartes – meditaties – bladzijde 91 – 106
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Meditaties_over_de_eerste_filosofie#Derde_meditatie
- https://www.dbnl.org/tekst/_ned021200001_01/_ned021200001_01_0004.php
- Het is essentieel voor Descartes om het bestaan van god te bewijzen, want anders bestaat het risico dat er een kwade geest bestaat of een zich vergissende god. Dan zou nog steeds niets zeker kunnen zijn.
- Daarom poneert Descartes de volgende redenering:
- Ieder mens kan zich in een idee van een volmaakte perfectie vinden
- Dit moet ergens vandaan komen, want niets komt uit niets voort
- Daaruit volgt dat de oorzaak van de perfectie minstens even volmaakt of zelfs volmaakter moet zijn dan het idee van deze perfectie
- De oorzaak treffen we niet aan buiten ons in de wereld om ons heen en dus moet het idee wel veroorzaakt zijn door onze schepper die dit in ons heeft meegegeven
- Deze schepper kan niets of niemand anders zijn dan god
- oneindig
- In deze meditatie levert Descartes zijn eerste godsbewijs. Een van de redenen dat Descartes het bestaan van God wil bewijzen is omdat dit een manier zou zijn om de kwade geest te lijf te gaan. In 1633 had hij echter ook al afgezien van de publicatie van Le Monde naar aanleiding van de veroordeling van Galileo Galilei door de Katholieke Kerk en de verbranding van diens werk.
- In deze meditatie introduceert Descartes tevens de zuivere cognitie. Descartes ziet zuivere waarneming als voldoende voorwaarde voor kennis. Met cognitie bedoelt Descartes niet zintuiglijke waarneming, maar waarneming met zijn geestesoog. Hij komt tot deze conclusie via het cogito uit de vorige meditatie. Het inzicht dat hij, die twijfelt, bestaat is volgens Descartes een zuivere cognitie. Descartes gebruikt het begrip van de zuivere cognitie om zichzelf uit het sceptische moeras te trekken waar hij zichzelf in geworpen heeft.
- Descartes inventariseert zijn geest en komt tot de conclusie dat hij er niet omheen kan dat er een perfect wezen bestaat. Tevens beargumenteert Descartes dat iets wat veroorzaakt is door iets anders niet meer perfectie kan bezitten dan de veroorzaker. Aangezien Descartes geen perfect wezen kan zijn omdat hij twijfelt kan de cognitie van God niet door hemzelf verzonnen zijn en God moet dus bestaan buiten zijn geest om.
- Uit het idee dat God een oneindig perfect wezen is concludeert Descartes ook dat de kwade geest, waarvan hij in de eerste meditatie dacht dat deze hem over het bestaan van de wereld bedriegt, niet kan bestaan. Een oneindig perfect wezen kan, volgens Descartes, niet bedriegen, want dat zou een tekortkoming zijn.
- 91 Ik ben er zeker van dat ik een denkend ding ben; weet ik dan niet ook wat er vereist is om er zeker van te zijn?
- 91 Wat voor dingen (die eerder als zeker golden, maar daarna toch twijfelachtig waren) waren dat dan?
- 91 De aarde, de hemel, de sterren en al het andere dat ik met mijn zintuigen waarnam
- 92 Maar wat zag ik over die dingen helder in?
- 92 Dat de ideeën zelf van zulke dingen, oftewel de gedachten eraan, zich aan mijn geest voordeden
- 92 […] Moet ik onderzoeken of god bestaat en, als hij bestaat, of hij een bedrieger kan zijn;
- 93 want zolang ik dat niet weet, denk ik dat ik van niets anders ooit helemaal zeker kan zijn.
- metafysische twijfel
- psychologische twijfel
- 93 want zolang ik dat niet weet, denk ik dat ik van niets anders ooit helemaal zeker kan zijn.
- 93 De juiste volgorde lijkt me nu dat ik eerst al mijn gedachten in bepaalde categorieën in deel
- 93 […] Of aan een chimaera
- Een chimaera is een mythisch vuurspuwend monster met de kop van een leeuw, het lijf van een geit en de staart van een draak
- 94 Sommige van deze ideeën lijken te zijn aangeboren, andere opgedaan, die anderen door mij zelf gecreëerd
21-10-2022 Nog onderzoeken wat Descartes verstaat onder de omschrijving “natuurlijk licht”
- 94 Ik zit bij het haardvuur, en dit vuur geeft licht
- 94 Nu ga ik bekijken of deze redenering standhoudt.
- Wanneer ik hier zeg dat ik het zo van de natuur heb geleerd, bedoel ik alleen dat ik er door een soort spontane impuls toe wordt gebracht het te geloven, niet dat mij door een soort natuurlijke licht wordt getoond dat het waar is
- dat zijn twee heel verschillende dingen,
- want al wat mij door het natuurlijke licht wordt getoond
- (bijvoorbeeld dat uit het feit dat ik twijfel, volgt dat ik besta)
- kan nog geen enkele manier twijfelachtig zijn,
- omdat er geen ander vermogen kan zijn waarin ik evenveel vertrouwen zou hebben als in dat licht en dat duidelijk zal maken dat die dingen niet waar zijn
- 95 Ideeën die me substanties laten zien, zijn ongetwijfeld iets groters en bevatten meer objectieve realiteit (om het zo maar te zeggen) dan ideeën die slechts bestaanswijzen oftewel accidenten vertegenwoordigen
21-10-2022 Ik zie een schilderij, maar ik zie geen democratie
.
de oorzaak van de perfectie moet minstens even volmaakt of zelfs volmaakter zijn dan het idee van deze perfectie
- 96 Maar door het natuurlijke licht is al duidelijk dat er minstens evenveel in de werk- en totale oorzaak moet zijn als in het gevolg van diezelfde oorzaak, want waar zou het gevolg zijn realiteit van kunnen aannemen, anders dan van zijn oorzaak?
- NOOT 59 De werk oorzaak was in de filosofie van Aristoteles 1 van de 4 oorzaken
- De materiële oorzaak, de formele oorzaak en de doel oorzaak verloren in de filosofie van Descartes hun functie, zodat werk oorzaak en totale oorzaak hier synoniem zijn zie ook NOOT 83 – vierde meditatie
-
- De VORM oorzaak is de vorm, of het wezen, van het beeld: dat wat het moet worden. (Dit bestaat zowel in de gedachten van de kunstenaar als in het marmer zelf.) VGLK DE IDEE
- De WERK oorzaak is de kracht die de verandering tot stand brengt (het beitelen in het marmer door de beeldhouwer).
- De DOEL oorzaak is het uiteindelijke doel van het object (de schoonheid van het Parthenon verhogen).
- De STOF oorzaak is de stof waar iets uit gemaakt is (bijvoorbeeld een stuk marmer dat een beeld moet worden).
- het ontwerp van het standbeeld (de formele oorzaak)
- de steen (de materiële oorzaak)
- de beeldhouwer (de bewerkende oorzaak)
- en het doel, bijvoorbeeld dat het een god moest voorstellen voor het pantheon (dit is dan de doeloorzaak).
.
Ieder mens kan zich in een idee van een volmaakte perfectie vinden
- 96 Hieruit volgt:
- Het is niet mogelijk dat iets uit niets ontstaat
- Het is niet mogelijk dat wat volmaakter is (dat wil zeggen: wat meer realiteit bevat) ontstaat uit wat minder volmaakt is
- 96 /// JST Dat is niet alleen evident waar met betrekking tot die gevolgen wier realiteit actueel oftewel formeel is,
- maar ook met betrekking tot ideeën,
- waarin slechts de objectieve realiteit in beschouwing wordt genomen
- Het is dus niet alleen onmogelijk dat bijvoorbeeld een steen die eerder niet bestond nu begint bestaan,
- tenzij hij wordt voortgebracht door iets waarin het geheel dat in de steen wordt verplaatst ofwel formeel of eminent bestaat
- NOOT 61 De term “eminent” duidt op het bestaan van iets met een hogere graad van realiteit. De Franse vertaling voegt toe: “dat wil zeggen: die dezelfde dingen bevat als de steen, of nog uitnemender “
- tenzij hij wordt voortgebracht door iets waarin het geheel dat in de steen wordt verplaatst ofwel formeel of eminent bestaat
- Het is dus niet alleen onmogelijk dat bijvoorbeeld een steen die eerder niet bestond nu begint bestaan,
- 97 Een idee kan helder of vaag zijn, maar is niettemin reëel
- 97 /// JST De aard van de idee zelf ( aangezien elke idee een voortbrengsel van de geest is) is zodanig
- dat ze van zichzelf geen andere formele realiteit vereist dan die ze ontleent aan mijn denken, waarvan ze een modus is
- Dat deze idee een objectieve realiteit bevat en niet de andere, dat moet ze in elk geval van een oorzaak hebben waarin tenminste evenveel formele realiteit is als objectieve in de idee
- NOOT 64 De “objectieve realiteit” of inhoud van een idee
- geeft geen garantie voor het “formele” bestaan van wat er “objectief” in het idee besloten ligt.
- Ik kan bijvoorbeeld aan een draak denken, zonder dat hij echt bestaat.
- Niettemin moet elke objectieve inhoud zijn afgeleid van iets met een overeenkomstige “formele realiteit“
- Een verzameling stenen kan mij een idee geven van een kleinere verzameling stenen,
- maar ze kan me nooit het idee geven van een iets meer “formele realiteit“, bijvoorbeeld het idee van een spelende hond
- geeft geen garantie voor het “formele” bestaan van wat er “objectief” in het idee besloten ligt.
- NOOT 64 De “objectieve realiteit” of inhoud van een idee
- Dat deze idee een objectieve realiteit bevat en niet de andere, dat moet ze in elk geval van een oorzaak hebben waarin tenminste evenveel formele realiteit is als objectieve in de idee
- dat ze van zichzelf geen andere formele realiteit vereist dan die ze ontleent aan mijn denken, waarvan ze een modus is
.
niets komt uit niets voort.
- 97 Als we immers stellen dat er zich in de idee iets bevindt wat zich niet in haar oorzaak bevond, dan heeft ze dus van niets;
-
- en hoe onvolmaakt die manier van zijn ook is waarmee en een ding objectief in het intellect bestaat door middel van een idee,
- het is bepaald niet absoluut niets en kan dus ook niet uit het niets voorkomen
-
- 97 […] en hoewel de enige idee misschien uit de andere kan ontstaan,
- is er geen sprake van dat het tot in het oneindige doorgaan maar moet het uiteindelijk bij een eerste idee uitkomen,
- waarvan de oorzaak als het ware een archetype is waarin zich alle realiteit formeel bevindt die zich in de idee is slechts objectief bevindt
21-1022 Vergelijk dit idee met het idee van de “onbewogen beweger” van Aristoteles
- 98 Wat betreft de ideeën van fysieke dingen: daar zie ik niets wat zo groots is dat het niet uit mijzelf zal kunnen voorkomen
.
Deze schepper kan niets of niemand anders zijn dan god
- 100 En zo blijft alleen de idee van god over waarvan ik me moet afvragen of ze iets bevat wat niet uit mijzelf kan zijn voortgekomen
- onder god versta ik
- een substantie die oneindig is,
- een substantie die onafhankelijk is,
- in de hoogste mate intelligent,
- in de hoogste mate machtig,
- waardoor zowel ikzelf als al het andere (als er iets anders bestaat) wat er ook maar bestaat is geschapen
- onder god versta ik
- 100 En daar moet uit het voorafgaande worden geconcludeerd dat god noodzakelijkerwijs bestaat
- NOOT 69 Hier begint de eerste van de drie godsbewijzen in de meditaties: ik heb het idee van god en het komt niet uit mijzelf voort
.
Oneindig
- 101 Deze idee van een in de hoogste mate volmaakt en oneindig wezen is in de hoogste mate waar; want hoewel het misschien mogelijk zou zijn te doen alsof zo wezen niet bestaat, is het zeker niet mogelijk te doen alsof de idee van mij niets reëels toont, zoals ik daarnet van de idee van kou heb gezegd
- 101 Het hindert niet dat ik het oneindige niet kan bevatten,
- noch dat er ontelbaar veel in god is wat ik niet kan bevatten of op enige wijze met mijn denken bereiken:
- het oneindige is immers per definitie niet te bevatten voor mij, die eindig is
- noch dat er ontelbaar veel in god is wat ik niet kan bevatten of op enige wijze met mijn denken bereiken:
- 102 Descartes gaat nu onderzoeken of hij zou kunnen bestaan als er niet een wezen zoals god is
- NOOT 75 Hier begint het tweede godsbewijs:
- ik ontleen mijn bestaan niet aan mijn zelf, maar aan een hoger wezen,
- en de reeks hogere wezens kan worden voortgezet tot de laagste (oftewel “eerste”) oorzaak
- 102 Als ik uit mezelf voorkwam, zou niet twijfelen of mensen en zou er mij überhaupt niets ontbreken:
- dan zou ik mezelf immers alle onvolmaaktheden hebben gegeven waarvan ik een idee heb en zouden dus zelf god zijn
.
De oorzaak treffen we niet aan buiten ons in de wereld om ons heen en dus moet het idee wel veroorzaakt zijn door onze schepper die dit in ons heeft meegegeven
- 103 /// JST […] daarom moet ik me nu afvragen of ik een of andere kracht heb waarmee ik kan bewerkstelligen dat ik die nu bestaat,
- even later ook zal bestaan; want aangezien ik niets anders ben dan een denkend ding
- (of althans: aangezien ik het nu alleen over precies dat deel van mezelf heb dat een denkend ding is)
- zou ik me er ongetwijfeld van bewustzijn als ik zo’n kracht bezat.
- Ik ervaar echter dat dat niet zo is en bovendien weet ik op grond daarvan heel zeker dat ik van een of ander wezen buiten mezelf afhankelijk ben
21-10-2022 ik ga ervan uit dat ik een denkend ding ben
- 105 Nu moet ik alleen nog onderzoeken hoe ik die idee dan van god heb ontvangen
- ik heb er immers niet van mijn zintuigen en evenmin is er ooit onverwacht in me opgekomen
- 105 […] het is natuurlijk niet verwonderlijk dat god die idee in mei heeft geplaatst toen hij mij schiep,
- om als het ware het stempel van de maker op zijn werk te drukken
- het is ook niet nodig dat dat stempel iets anders is dan het werk zelf
- NOOT 80 Zoals we alleen aan het werk en niet aan de handtekening een echte Rembrandt herkennen,
- zo is volgens deze redenering ook gods handtekening al aanwezig in het feit dat bestaan
- NOOT 80 Zoals we alleen aan het werk en niet aan de handtekening een echte Rembrandt herkennen,
- het is ook niet nodig dat dat stempel iets anders is dan het werk zelf
- om als het ware het stempel van de maker op zijn werk te drukken