laatste wijziging: 03-04-2020

2 De massa mens


populisme

Populisme” is een verzamelbegrip rond een aantal essentiële kenmerken van deze beweging. Het heeft zich vooral vanaf de Franse Revolutie gemanifesteerd als een beweging die zich in enkele golven met grote kracht heeft doen gelden.

Een eerste grote en breed samengestelde golf is het ideologisch populisme, een vorm van populisme dat zich deed gelden in het communisme, fascisme en nationaalsocialisme. Ideologisch wil zeggen dat dit populisme zich profileerde met helder gemarkeerde opvattingen over historische processen en de gewenste opbouw van de samenleving. De ideologie bood een duidelijke leer over historiciteit en was gericht op het voltooien, het afsluiten van de geschiedenis, op het verwerkelijken van een uiteindelijk doel.

Eigenaardig aan de tweede golf, die van het hedendaags populisme, is het nagenoeg volledig verdwijnen van enig ideologisch kader. Door de modernisering is de samenleving emancipatoir en geïndividualiseerd geworden. De traditionele, naar binnen toe besloten samenleving maakt plaats voor een met een opener karakter. Het opkomend populisme verzet zich tegen teveel openheid en zoekt in reactie hierop ‘herstel’ van de besloten, nationale en traditionele eigenheid.

3 april 2020 De scheiding tussen i en heden is niet handig. Het H P is geen ideologie. Het gebruikt kwetsbaarheden (Wilders / Baudet )

Dit blijkt een geleidelijke werking uit te oefenen op grote delen van de bevolking. Men omarmt de geneugten van de modernisering, maar vlucht voor de gevolgen daarvan. Hier is volgens de auteur een essentieel kenmerk van het populisme aan de orde:

Twee concepten staan hier tegenover elkaar:   ( m.b.t. de wil van het volk )

De twee-eenheid van individu en massa enig profiel te geven, wordt gesloten bij de typologie die twee denkers hebben ingebracht, Nietzsche en Ortega y Gasset. De auteur onderzoekt of en hoe deze typologieën aansluiten op wat het hedendaagse populisme als normaliteit ziet.


2.1 De laatste mens (Nietzsche)

In de Voorrede van “Also sprach Zarathustra” geeft Nietzsche een menstype van wat bij hem ‘de laatste mens’ heet (een tegenpool van de übermensch ), een menstype dat door de gehele samenleving heen zichtbaar en actief wordt. Het is geen type dat zich beperkt tot een laag (zoals het proletariaat bij Marx) of klasse, het is ook terug te vinden in kringen van leiders of elites.

Dit type reageert met een mengeling van cynisme en schaamteloze zelfbevestiging als ze wordt aangezet tot zelfkennis, als het de waarheid ogen wordt gehouden. Deze mens stelt te willen worden tot wat men eigenlijk als is, wil graag geloven in wat men al is.

Hierin tekent zich niet alleen een vorm van goedgelovigheid af, maar ook een vorm van narcisme. Men heeft het beeld van zichzelf lief, propageert het, dringt het op, legt het op aan degenen die ook als hen zouden moeten zijn. Hardnekkig en verkrampt beeldt de narcist zich ook nog in het geluk te hebben binnengehaald: verzinsel van geluk, een ontluisterend surrogaatgenot. En toch beseft de laatste mens iets hiervan. Vandaar de verbeten reactie. Vandaar dat hij zich vastklampt aan dit beeld en hierin niet gestoord wil worden.

De laatste mens zoekt de beslotenheid van het “wij”, wil als het ware verdwijnen in een menigte van zijns gelijken.


2.2 Het massawezen (Ortega y Gasset)

Wat bij Nietzsche nog rancuneuze spot is, verandert bij Ortega activistische opstandigheid. In beide gevallen gaat het om iemand die in een waan van narcistische zelfgenoegzaamheid en vermeend geluk. Waar dit type mens een spiegel wordt voorgehouden, herkent zo iemand slechts het zelfgeschapen beeld. Dit beeld wordt niet alleen narcistisch en schaamteloos begeerd, maar ook aan anderen opgedrongen. Ook massamensen, zoals door Ortega geschetst, leven in een verzinsel van geluk, een geluk waarvan zij zich inbeelden dat het gerealiseerd is, dat het is binnengehaald. Een verzinsel dus, valse schijn in plaats van werkelijke zin.

Volgens Ortega is het hele wezen van de massamens doordrongen van het verlangen te leven zonder zich te conformeren aan welke moraal dan ook. De massamens beschikt eenvoudigweg over geen enkele moraal, want de essentie van de moraal is altijd dat men het gevoel heeft zich ergens aan te onderwerpen.

In de destructie van de moraal uit zich op activistische wijze een immorele houding. Ortega stelt dat de beschaving zelf tot deze immoraliteit zou hebben aangezet. Zo’n fixatie domineert ook het beeld van de onweerstaanbare opkomst van de laatste mens bij Nietzsche. De komst van dit type mens kon, achteraf gezien, eigenlijk niet uitblijven. Nietzsche verbindt dit met de opkomst van het nihilisme.


2.3 Immoraliteit

In een samenleven dat geordend is op een fundament van morele waarden, wil de ordening zeggen dat de mens dergelijke waarden verinnerlijkt en zo het gezag van deze orde aanvaardt. Dit maakt hen tot actief lid van de samenleving, de waarden worden gedeeld en uitgedragen.

“De laatste mens” en “de massamens” hebben zich afgekeerd van een samenleven dat geordend is op een fundament van morele waarden.

In de typering die Nietzsche geeft wordt duidelijk dat de laatste mens zich door en door mondig waant. Wat echter geheel ontbreekt, is een voorafgaand vermogen tot luisteren, reflectie en zelfbeheersing. Dit type keert zich niet tot de ander, maar tegen de medemens en dan met name waar deze een waarheidsgetrouwe spiegel voorhoudt.

De laatste mens toont zich wars van morele verbondenheid en heeft de waarden die hieraan inhoud zouden moeten geven achter zich gelaten. Hij stelt zichzelf centraal, ventileert het eigen gelijk, eist dit op en dringt het aan anderen op. Dit type wil de samenleving dienstbaar maken aan zichzelf, aan het eigen zelfgenoegzame leven.

Deze parasiet vegeteert op een wereld die hij desalniettemin ondankbaar en rancuneus verwerpt. Gedreven door egoïsme eist hij de voorheen gezaghebbende orde voor zichzelf op. Vegetatief geniet hij van de verworvenheden die door anderen zijn opgebouwd, anderen die hem in historische zin zijn voorgegaan en die wel investeerden in een toekomst. De massamens bouwt hierop niet voort, maar plukt hiervan ongegeneerd de vruchten. Het respect voor de erfenis heeft hij verloren, de waarden die hieraan ten grondslag liggen verwerpt hij.

Waar Ortega spreekt van een vulgair wezen, spreekt Nietzsche van een verachtelijk wezen dat zichzelf niet meer verachten kan, maar wel alles en ieder om zich heen verachtelijk maakt. Deze afbraak bederft het zedelijke fundament van het bestaan en bederft ook het vermogen de erfenis uit het verleden op te nemen en door te geven aan de toekomst.

Dit is voor Ortega de kern van de immoraliteit. Om het eigen vulgaire leven te rechtvaardigen heeft de massamens ook hem gelijke voorgangers nodig, cultfiguren (Trump) die hem in zijn verachtelijkheid en parasitair geluk voorgaan.

Dergelijke cultfiguren zijn geen leiders in een zedelijk-gezaghebbende zin. Het gaat om volksmenners; een goedgelovig volk vertrouwt hun de macht toe die het moet maken tot wat het wil zijn.

Zij etaleren hun verzinsels zonder morele oprechtheid of cognitieve waarachtigheid. Voor deze lieden is alles toegestaan, of het nu goed is of kwaad, waar of leugenachtig. Dit leven aan gene zijde van waarheid en moraal werkt betoverend omdat het een beeld bevestigt waarin de massamens maar al te graag gelooft.


2.4 Van massa naar volk

De massamens leeft in een realiteit waarin alles beweeglijk is, alles stroomt, maar zonder historische patronen en zonder toekomstperspectief. Ogenschijnlijk geeft de massamens zich vrijwillig over aan deze bestaanswijze, alsof er sprake is van een vrije wil en een expliciete keuze. Hij is wat hij wil zijn, hij vindt dit niet alleen terug in zichzelf, maar wil het ook in anderen terugvinden. Het afwijkende, zich van de massa onderscheidende, roept gevoelens van afkeer of zelfs weerzin op. Vandaar de afkeer van elites en minderheden. Overheersend is de obsessieve drang naar homogeniteit. De afwijkende ander wordt gemakkelijk tot vijand verklaard, niet om wat hij heeft gedaan maar om wat hij is.

3 april 2020 Denk aan de doorbraakgedachte na de tweede wereldoorlog (Toon)

De voorgespiegelde eenheid en identiteit heeft vooral een negatieve werking: een van weerzin tegen alles wat anders is. De illusie van identiteit ontlaadt zich in ressentiment. Het gevaarlijke hieraan is dat deze ontlading zich manifesteert als een gedreven, onweerstaanbare en overweldigende kracht. Juist zo’n kracht zoekt gepolitiseerde macht, de macht die identiteit suggereert en juist daardoor ook uitsluit.

Het mag zijn dat deze massa niet begrijpt wat ze zelf wil, maar dit hoeft ook niet: een fictief verdrag rechtvaardigt de geforceerde omzetting van de blinde massa in een homogeen volk. Rousseau wantrouwt het volk: het verlichte oordeel en de constituerende daad die ten grondslag ligt en aan de stichting van een volksgemeenschap moeten worden voorgedragen aan gidsen. Deze verlossen de massa van haar blindheid en onwetendheid.