laatste wijziging: 28-04-2021
118 II gedragswijzen
118 – II – De gedragswijzen te kwader trouw
- https://www.theschooloflife.com/amsterdam/blog/de-grootste-ideeen-van-jean-paul-sartre/
- 118 Neem een vrouw die naar haar eerste afspraakje is.
- Ze weet heel goed welke bedoelingen de man tegenover haar koestert, maar rauwe en naakte begeerte zou haar vernederen.
- Ze is pas tevreden met een gevoel dat geheel op haar persoon gericht is en dat haar vrijheid erkent.
- Maar tegelijk moet het geheel begeerte zijn, gericht op haar lichaam als object.
- 119 […] de jonge vrouw laat haar hand (tijdens een afspraakje) liggen, maar merkt niet dat ze die niet terugtrekt. […] de scheiding tussen lichaam en geest heeft zich voltrokken
- 119 Hoewel ze (“het verleidstertje”) de tegenwoordigheid van haar lichaam door en door ervaart (zodat ze misschien zelfs van haar stuk raakt) verwezenlijkt ze zichzelf als iets wat haar eigen lichaam niet is en beziet ze dit lichaam vanuit haar hoogte als een passief object waaraan gebeurtenissen kunnen overkomen maar dat deze kan oproepen nog vermijden, omdat al zijn mogelijkheden erbuiten liggen
- 119 Er is sprake van een dubbele eigenschap van het menselijk zijn:
- facticiteit en
- transcendentie
- 121 Maar het meta-stabiele begrip “transcendentie-facticiteit” mag dan wel een van de basis instrumenten van de kwade trouw zijn, het is niet enig in zijn soort
- 121 Op gelijke wijze zal men gebruik maken van een andere dubbelheid van de menselijke-werkelijkheid, die we grofweg kunnen formuleren door te zeggen dat het voor-zich-zijn ervan complementair aan een voor-de-ander-zijn impliceert
- 121 Op elke willekeurige gedragswijziging vertonen kan ik altijd twee blikken laten samenkomen: de mijne en die van de ander
- 122 Oprechtheid is de antithese van kwade trouw
- 122 /// JST Als de mens is wat hij is, is kwade trouw voor altijd onmogelijk en niets eerlijkheid niet langer zijn ideaal om z’n zijn te worden;
- maar is de mens wat hij is en hoe kunnen we, in het algemeen gesproken, zijn wat we zijn,
- wanneer we zijn als zijnsbewustzijn?
- 122 […] moeten we ons doen zijn wat we zijn maar wat zijn we dan wel als we constant de verplichting hebben ons te doen zijn wat we zijn, als we zijn naar de zijns wijze te moeten zijn wat we zijn?
- 122 Het voorbeeld van de [expand title=”kelner”] Hij beweegt zich elegant door de zaal. Wat voor spel speelt de ober? Sartre stelt dat de ober aan ‘kwade trouw’ lijdt. De man (voor wie waarschijnlijk iemand van Café de Flore in Saint-Germain model heeft gestaan) heeft zichzelf ervan overtuigd dat hij in essentie ober is, dat hij niets anders kan zijn dan dat, in plaats van een vrij mens die ook een jazzpianist of een visser op een treiler op de Noordzee zou kunnen zijn. Dezelfde houding van vastgebakken zijn in een dienst-rol, van geen andere opties denken te hebben, is tegenwoordig te zien bij sommige IT-managers of bij ouders die hun kind van school komen halen. Deze mensen lijken te denken dat ze moeten doen wat ze doen, dat ze geen keus hebben, dat ze niet vrij zijn en dat ze door hun rol bepaald worden.[/expand]:
- 124 Wat ik probeer te verwerkelijken is een op-zich-zijn van de kelner, alsof het niet in mijn vermogen ligt de aan mijn beroep verbonden plichten hun waarde en hun dwingende karakter te verlenen, alsof het niet mijn vrije keuze is iedere ochtend om 5:00 op te staan of, met het risico van ontslag, in bed te blijven liggen
- 124 Ik ben het naar de wijze dat te zijn wat ik niet ben
- 124 Maar er bestaat een zijnsmodus die alleen nog maar op mij betrekking heeft: ik ben droevig
- 125 Kan worden gezegd dat mijn bewustzijn althans is, ongeacht het object of de toestand waarin het zich door bewustzijn maakt?
- Maar hoe valt mijn bewustzijn (van) droevig zijn te onderscheiden van de droefheid?
- Is dat niet één geheel?
- 125 Maar er dient op te worden gewezen, zoals Husserl goed heeft gezien, dat mijn bewustzijn oorspronkelijk als een afwezigheid aan de ander verschijnt
- 125 Wanneer Pierre naar me kijkt, weet ik natuurlijk wel dat hij naar me kijkt,
-
- zijn ogen – dingen van de wereld – zijn gericht op mijn lichaam
- ding van de wereld: dat is het objectieve feit waarvan ik kan zeggen: het is
- zijn ogen – dingen van de wereld – zijn gericht op mijn lichaam
-
- 126 /// JST Het bewustzijn van de ander is wat het niet is
- 126 Oprecht zijn […] is zijn wat we zijn. Dat veronderstelt dat ik oorspronkelijk niet ben wat ik ben. Maar hier wordt natuurlijk stilzwijgend Kants “je moet, dus je kunt “bedoeld. Ik kan oprecht worden: dat wordt geïmpliceerd door mijn plicht en door mijn streven naar oprechtheid
- 127 Zal ik een oordeel vellen over mijn karakter, over mijn aard? Te sluiten ik dan niet, op dat moment zelf, wat ik overigens wel weet, namelijk dat ik zo een oordeel geven over een verleden waaraan mijn heden bij definitie ontsnapt?
- Het bewijs daarvan is dat dezelfde man die in oprechtheid poneert dat hij is en wat hij in feite was, verontwaardigd wordt over andermans wrok en tracht de aanval daaruit weg te halen door te stellen dat hij niet meer kan zijn wat hij was
- We vinden het al snel verwonderlijk en verdrietig dat de door de rechtbanken opgelegde straffen de man treffen die, in zijn nieuwe vrijheid, niet meer de schuldige is die hij was
- Maar tegelijkertijd wordt van die man geëist dat hij erkent die schuldige te zijn
- wat is oprechtheid dan anders dan een verschijnsel van kwade trouw?
- Hebben we immers niet laten zien dat het er bij de kwade trouw omgaat de menselijke-werkelijkheid de constitueren als een zijn dat is wat het niet is en dat niet is wat het is?
- 127 Het voorbeeld van een homoseksueel
- Google Sartre pederast
- https://www.sampol.be/2005/12/de-existentie-van-de-kelner-leeft-jean-paul-sartre-nog
- https://french.stackexchange.com/questions/39633/what-does-sartre-mean-by-p%C3%A9d%C3%A9raste-pederast-or-homosexual
- 128 Hij speelt dan ook met het woord zijn.
- Hij zou inderdaad gelijk hebben als hij de zin: “ik ben geen pederast” verstond als “ik ben niet van ik ben”.
- Dat wil zeggen als hij verklaarde:
- “in de mate waarin een reeks gedragswijziging worden gedefinieerd als gedragswijziging van een pederast en ik die gedrag wijzen heb vertoond, ben ik een pederast.
- In de mate waarin de menselijke-werkelijkheid ontkomt aan elke definitie op grond van de gedragswijziging, ben ik er niet een”
- Maar hij glijdt slinks na een andere betekenis van het woord “zijn “. Hij verstaat “niet zijn “in de zin van “niet zijn op zich”
- Hij verklaart “niet pederast te zijn in de zin waarin een tafel niet een inktpot is. Hij is te kwade trouw
uit de kast komen
- 129 De mens die zichzelf bekend dat hij slecht is, heeft zijn onrustbarende “vrijheid-tot-het-kwaad “evenwel voor een zielloze slechtheid: hij is slecht, hij zich aan zichzelf vast, hij is wat hij is
- Maar daarmee ontsnapt hij meteen uit dat ding, aangezien hij degene is die het beschouwd, aangezien het van hem afhangt het voor ogen te houden of te laten wegzinken in een oneindig aantal afzonderlijke daden
- 131 Als ik bedroeft of laf was op de manier waarop in een inktpot inktpot is, zou me zelfs geen voorstelling kunnen maken van de mogelijkheid van kwade trouw