laatste wijziging: 30-04-2021
133 III trouwe “geloof”
133 III Het trouwe “geloof” van de kwade trouw
- 133 Het is evident dat het werkelijke probleem van de kwade trouw hieruit voortkomt dat ze een trouw geloof is
- 134 Bijgevolg verschijnt er een bijzonder evidentie type: de niet overtuigende evidentie
- 134 In haar oorspronkelijke project en zodra ze opdoemt:
- besluit de kwade trouw dus over de precieze aard van haar eisen, ze schetst zich geheel en al in haar beslissing niet teveel te eisen, zich voor bevredigd te houden wanneer ze nauwelijks overtuigd is en door een besluit geforceerd met onzekere waarheden in te stemmen:
- Dat primaire projecten kwader trouw is een besluit te kwader trouw over de aard van het trouwe geloof
- Het gaat hier natuurlijk niet om een weloverwogen, bewust besluit, maar om een spontane determinatie van ons zijn
- We brengen ons in een toestand van de kwade trouw zoals we in slaap vallen en we zijn te kwade trouw zoals we dromen
- Als die zijnsmodus eenmaal is gerealiseerd, is het even moeilijk eruit los te komen als wakker te worden: dat komt doordat de kwade trouw zoals maken en dromen in zijns diep in de wereld is dat uit zichzelf de neiging heeft zich voort te zetten, hoewel haar structuur van het metastabiele type is
- 134 Maar de kwader trouw is zich bewust van haar structuur en ze heeft haar voorzorgsmaatregelen genomen:
- door te besluiten dat de metastabiele structuur de structuur van het er zijn is en de niet–overtuiging de structuur van alle overtuigingen
- maar als de kwade trouw geloof is en haar primaire object haar eigen ontkenning bevat
- (ze bestemd zich toen nauwelijks overtuigd worden om zich ervan te overtuigen dat ik ben wat ik niet ben),
- dan moet oorspronkelijke geloof mogelijk zijn dat van zichzelf nauwelijks overtuigd is
- Wat zijn de mogelijkheidsvoorwaarden van zo’n geloof?
- door te besluiten dat de metastabiele structuur de structuur van het er zijn is en de niet–overtuiging de structuur van alle overtuigingen
- 134 Ik geloof dat mijn mijn vriend Pierre vriendschap voor mij koestert.
- Ik geloof het te goeder trouw.
- Ik geloof het, en ik heb geen intuïtieve aanschouwing van die met evidentie gepaard gaat, want het object zelf leent zich vanuit zijn aard niet voor aanschouwing
- ik geloof het, dat wil zeggen dat ik me laten meeslepen door op vertrouwen berust de impulsen,
- dat ik besluit erin te geloven en na dat besluit vast te houden,
- kortom dat ik me gedraag alsof ik er zeker van was en dat alles in de synthetische eenheid van een en dezelfde houding
- 134 Wat ik aldus als goede trouw definieert zou door Hegel het onmiddellijke worden genoemd, het is kolenbranders-geloof
- Hegel zodanig laten zien dat het onmiddellijke de bemiddeling oproept en dat het geloof, door geloof voor zich te worden, overgaat in de staat van niet geloof
- 135 Geloven is weten dat je geloofde weten dat je gelooft, is niet meer geloven.
- Zo is geloven niet meer geloven, omdat het slechts geloven is en wel in de eenheid van een en hetzelfde niet-ethische bewustzijn (van) zich.
- Weliswaar hebben we hier de beschrijving van het fenomeen overtrokken door het aan te duiden met het woord weten: het niet-ethische bewustzijn is geen weten. maar vanwege zijn doorzichtigheid bevindt het zich aan de oorsprong van elk weten.
- Zo vernietigt het niet-ethische bewustzijn (van) geloven het geloof
- 135 /// JST Maar tegelijkertijd impliceert de wet van het brede reflexieve kookketel dat het ze zijn van het geloven bewustzijn van geloven moet zijn
- 135 Het ideaal van de goede trouw (geloven wat je gelooft) is, zoals we dat van de oprechtheid (zijn wat je bent), een ideaal van op-zich-zijn:
- alle geloof is niet genoeg geloof, we geloven nooit in wat we geloven
- en bij gebruik van het oorspronkelijke project van de kwade trouw slechts het gebruik van die zelfvernietiging van het bewustzijn spijt
- als elk gelooft te goeder trouw een onmogelijk geloof is, is er nu plaats voor elk onmogelijk geloof
- mijn onvermogen om te geloven dat ik moedig ben zal me niet meer afschrikken, aangezien dit nu juist elk geloof nooit genoeg kan geloven
- dat onmogelijke geloof zal ik definieert als mijn geloof
- 136 De goede trouw wil voor het “niet-geloven-wat-je-gelooft” vluchten in het zijn;
- de kwade trouw vlucht voor het zijn in het “niet-geloven-wat-je-gelooft”