laatste wijziging: 28-05-2021
154 III voor-zich : waarde
tweede deel : Het voor-zich-zijn
EERSTE HOOFDSTUK
154 – III – Het voor-zich en het zijn van de waarde
TO DO : samenvatting
- menselijke-werkelijkheid
- voor-zich
- 154 Heidegger is er zo van overtuigd dat het ik denk van Husserl een fascinerende en bedrieglijke lijnstock is dat hij in zijn beschrijving van het er-zijn het beroep op het bewustzijn volledig heeft vermeden
- 154 Hij streeft er naar het onmiddellijk als zorg te laten zien, dat wil zeggen als iets wat in het zelf project in de richting van de mogelijkheden die het is, aan zichzelf ontsnapt
- 154 Dat zelfproject buiten zich noemt hij “verder staan” (Duits: Verstehen) en stelt hem in staat de menselijke-werkelijkheid als “onthullend-onthult” te beschrijven
- 155 Er bestaan echter heel wat manieren van het niet-te-zijn en sommige daarvan raken niet de inwendige aard van het zijn dat niet is en wat het niet is. Als het bijvoorbeeld van een inktpot zeg dat hij geen vogel is, blijven de inktpot en de vogel onberoerd door de ontkenning. De ontkenning is een externe relatie die slechts door een als getuige optredende menselijke-werkelijkheid kan worden vastgesteld
- 155 Van alle interne ontkenningen is het gemis de ontkenning die het diepst doordringt in het zijn, die het zijn waarvan ze samen met het zijn ontkend dat ze ontkend, in z’n zijn geconstitueerd
- 155 Een gemis veronderstelt drie-eenheid:
- dat wat mist
- het tekort komende
- dat wat waarvan het tekort tekort komt of het bestaande en een totaliteit die uiteen is gevallen door het gemis en die zou worden hersteld door de synthese van het tekort komende en het bestaande: dat is het gemiste
- 156 Sartre gebruikt de term “menselijke-werkelijkheid“
- 157 Als we een exacte overeenkomst tussen het mentale en het fysiologische veronderstellen, dan kan die overeenkomst alleen maar tot stand komen tegen een achtergrond van ontologische identiteit, zoals Spinoza heeft gezien
- conatus ( / k oʊ n eɪ t ə s / , Latijn voor “inspanning, trachten, impuls, neiging, tendens; onderneming; streven”) is een aangeboren neiging van een ding om te blijven bestaan en verbetering van zichzelf.
- 157 Maar als de menselijke-werkelijkheid
- gemis is, dan ontstaat door haar in het zijn de drie-eenheid van het bestaande, het missende en het gemiste op. Wat zijn precies de drie termen van die drie-eenheid?
- 158 Sartre gaat verder op zoek naar de band tussen het bestaande en het ontbrekende
- “de armen van de Venus ontbreken “
- “het ontbreekt hem aan moed
- Alles wat ontbreekt, ontbreekt het aan …. om
- Wat is het om van de menselijke-werkelijkheid ?
- Alles wat ontbreekt, ontbreekt het aan …. om
- 158 Het voor-zich, als fundament, als fundament van zich, is het ontstaan van de ontkenning. Het fungeert zich in zoverre het van zichzelf een bepaalde zijn of een zijnswijze ontkent
- 158 […] is het gemiste zich-als-op-zich-zijn dat de betekenis van de menselijke-werkelijkheid uitmaakt
- 158 […] en kan ze haar betekenis slechts ontlenen aan een eerste verhouding, de nul-verhouding of identiteit
- 159 We mogen dat gemiste op-zich echter niet verwarren met het op-zich van de facticiteit
- facticiteit (https://nl.qwe.wiki/wiki/Facticity)
- Kant essentialist https://nl.wikipedia.org/wiki/Essentialisme_(filosofie)
- ESSENTIE
- je wordt geboren –> geworpenheid
- je bent een man ( fysiek)
- je bent een vrouw ( fysiek) –> de Beauvoir
- EXISTENTIE
- Het existentialisme is een 20e-eeuwse filosofische en literaire stroming die individuele vrijheid, verantwoordelijkheid en subjectiviteit vooropstelt. Het existentialisme beschouwt iedere persoon als een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot. De uitdaging van ieder individueel mens is om – in afwezigheid van een transcendente god – binnen zijn absurd en zinloos bestaan zijn vrijheid te gebruiken om een eigen ethos op te bouwen en zijn bestaan zodoende zin te geven. Het existentialisme beleefde in de jaren 60 van de twintigste eeuw een ongekende populariteit onder kunstenaars en intellectuelen die zich de denkstijl en de manier van leven van existentialisten als Sartre en De Beauvoir eigen maakten.
- Stirner , Augustinus van Hippo (voorloper) , Blaise Pascal (voorloper) , Fjodor Dostojevski (voorloper) , Søren Kierkegaard, Friedrich Nietzsche, Martin Heidegger, Simone de Beauvoir, Jean-Paul Sartre, Albert Camus, Karl Jaspers, Nikolaj Berdjajev, Lev Sjestov, Emmanuel Levinas
- Jean-Paul Sartre formuleerde de basisidee van het existentialisme als volgt:
- existentie (bestaan) gaat vooraf aan essentie (de zin van het zijn).
- 159 De menselijke-werkelijkheid is niet iets wat eerst bestaat en daarna dit of dat meest: ze bestaat eerst als gemis en in onmiddellijke synthetische verbinding met wat ze mist
- 159 De menselijke-werkelijkheid is voortdurende overschrijding in de richting van een nooit gegeven samenvallen met zich. Dat het ik naar het zijn reikt, komt doordat het zich, juist doordat het ontstaat, overschrijdt in de richting van het zijn en zich in zijn zijn kwalificeert als het zijn waaraan het samenvallen met zich ontbreekt om te zijn wat is
- 160 En laat men ons niet het verwijt voor de voeten gooien dat we zomaar een dergelijke zijn bedenken: wanneer die totaliteit waarvan het ze zijn en de absolute afwezigheid, door een latere beweging van de bemiddeling, worden gehypostaseerd als transcendentie aan gene zijde van de wereld, neemt ze de naam god aan. En is god niet tegelijkertijd in zijn dat is wat het is in zoverre het louter positieve tijd en fundament van de wereld is (en tegelijkertijd in zijn dat niet is wat het is en is wat het niet is ), in zoverre het bewustzijn van zich en noodzakelijk fundament van zichzelf is?
- 161 Dat zijn ontstaat in dezelfde tijd als het bewustzijn, zowel binnen als buiten het bewustzijn, het is de absolute transcendentie in de absolute immanentie, het zijn heeft geen prioriteit boven het bewustzijn en het bewustzijn heeft geen prioriteit boven het ze zijn: ze vormen een koppel
- 161 Het concrete bewustzijn ontstaat in situatie en is afzonderlijk, geïndividualiseerd bewustzijn van die situatie en (van) zichzelf in situatie
- 162 […] een toneelmasker […]
- 162 Ik zou het tegelijk willen zijn en ondergaan,
- maar dat geweldige ondoorzichtige leed dat men buiten zichzelf zou voeren strijd voortdurend met zijn vleugel langs mij
- en ik kan het niet grijpen ik vind alleen maar mij,
- die ik die klaagt,
- die ik die zucht,
- die ik die, om het leed dat ik ben te verwerkelijken, zonder ophouden de komedie die ik lijd moet spelen.
- Ik wring mijn armen,
- ik huil,
- opdat instanties van zijn op zich,
- geluiden,
- gebaren door de wereld gaan,
- rijdend op het leed op zich dat ik niet kan zijn
- gebaren door de wereld gaan,
- geluiden,
- opdat instanties van zijn op zich,
- ik huil,
- Ik wring mijn armen,
- en ik kan het niet grijpen ik vind alleen maar mij,
- maar dat geweldige ondoorzichtige leed dat men buiten zichzelf zou voeren strijd voortdurend met zijn vleugel langs mij
- 163 We kunnen nu duidelijker bepalen wat het zijn van het zicht is: het is de waarde. De waarheid is namelijk begiftigd met het tweevoudige kenmerk, dat door de moralisten zeer onvolledig is uitgelegd en wel dat het onvoorwaardelijke wel en niet is. Als waarde bezit de waarde immers het zijn; maar dat normatieve bestaande heeft nu juist geen zijn als werkelijkheid. Z’n zijn is waarde te zijn, dat wil zeggen niet zijn te zijn
- 164 En als het dat zijn heeft kunnen zijn, dan is dat niet onder invloed van een externe dwang, noch omdat de ware, zoals Aristoteles onbewogen beweger, er een feitelijke aantrekkingskracht op zou uitoefenen, noch krachtens een van z’n zijn ontvangen kenmerk, maar doordat het zich in z’n zijn doen zijn als iets wat dat zijn heeft te zijn
- 165 *** Noot:
- Men kan geneigd zijnde 3-eenheid in kwestie in Hegeliaanse termen te vertalen
- en van het op-zich de these,
- van het voor-zich de antithese en van het
- op-zich-voor-zich of Waarde de synthese te maken
- Maar bedienen hier op te merken, dat het voor-zich weliswaar het op-zich mist,
-
-
-
-
- maar dat het op-zich niet het voor-zich mist
-
-
-
-
- Als zodanig komt er vanuit zijn aard veel meer in de buurt van Kierkegaard‘s “dubbelzinnige” werkelijkheden
- Maar bedienen hier op te merken, dat het voor-zich weliswaar het op-zich mist,
- Men kan geneigd zijnde 3-eenheid in kwestie in Hegeliaanse termen te vertalen
- 165 Zo bestaat het voor-zich als niet-thetisch bewustzijn (van) zich niet tegenover de waarde in die zin waarin volgens Leibniz de monade “alleen, tegenover god” bestaat