laatste wijziging: 11-07-2021
179 I tijdsdimensies
tweede deel : Het voor-zich-zijn
Tweede hoofdstuk DE TIJDELIJKHEID
179 – I – Fenomenologie van de 3 tijdsdimensies
- bladzijde 179 t / m 204
- 179 De enig mogelijke methode om de tijdelijkheid te bestuderen is
- dat we haar benaderen als een totaliteit die haar secundaire structuren beheerst
- en er een betekenis aan verleend
179 A HET VERLEDEN
- 179 Wat is het zijn van een voorbij zijn?
- 180 Er zijn twee opvattingen:
- 180 *** A *** Het verleden is niet meer
- Er is alleen maar een hier in een nu
- Tolle : de kracht van het nu
- Vanuit dit standpunt lijkt men alleen aan het heden het er zijn te willen toekennen
- Als de herinnering terugkeert, dan gebeurt dit in het heden als gevolg van een tegenwoordig proces
- 181 *** B *** De herinnering blijft
-
- Verleden zijn zou voor een gebeurtenis betekenen dat ze simpelweg met pensioen is gestuurd,
- haar werkzaamheid kwijtraakt zonder het zijn de verliezen
- het verleden heeft een (als het ware) erebestaan
- De durree
- Een herinnering
- Verleden zijn zou voor een gebeurtenis betekenen dat ze simpelweg met pensioen is gestuurd,
-
- 181 Moeten we de vraag omkeren (zoals Husserl doet) en laten zien dat het in het tegenwoordige bewustzijn een spel gaande is van “retenties” (vasthouden) die aan de bewustzijnen van eerlang vasthaken, ze op een datum vast houden en beletten dat ze zich vernietigen?
- 182 Dat het verleden is, zoals Bergson en Husserl menen, of dat het niet meer is, zoals Descartes meent, is nauwelijks van belang als we eerst de bruggen tussen verleden en onze leden hebben weggeslagen
- Paul Sartre ‘s verleden: TO DO :
“Wij vinden hier een overheersing van de wanhoop”. Nederland en Jean-Paul Sartre, 1938-1950
- 184 Er zijn dus instanties van zijn die verledens “hebben“
- 184 Men kan niet een verleden “hebben” zoals men een auto of een renstal “heeft”
- 184 In de zin waarin bezit gewoonlijk een externe verhouding uitdrukt tussen wat bezit en wat wordt bezeten, is de uitdrukking bezit een ontoereikend
- 184 /// JST Het verleden kan best rondwaren in het heden, het kan het niet zijn; het is het heden dat zijn verleden is
- 186 M.b.t. een analogie van het mechanistisch determinisme :
- We hebben twee spijkers (Chevalier)
- waarvan de ene pas gemaakt en nooit gebruikt,
- de andere krom- en daarna weer recht geslagen is:
- zo te zien zijn ze volkomen gelijk.
- Maar bij de eerste klap met een hamer zal de eerste recht in de wand doordringen en de andere weer krom worden:
- de werking van het verleden
- We hebben twee spijkers (Chevalier)
- 187 […] we zouden eerst moeten bewijzen dat de levende materie iets anders is dan een fysisch-geen nies
- 187 Het huidige zijn is […] het fundament van zijn eigen verleden
- 187 Ik ben mijn verleden :: ik heb het niet, ik ben het
- 188 […] mijn verleden bestaat niet omdat ik we het “voorstel”. Maar het tweede wereld binnen omdat ik mijn verleden ben, en uitgaande van zijn midden-in-de-wereld-zijn kan ik me het, volgens een bepaald psychologisch proces, voorstellen
- 189 Het verleden dat ik was, is wat het is; het is een op-zich zoals de dingen van de wereld. En de zijns verhouding die ik met het verleden in stand moet houden is een verhouding van het type van het op-zich.
- .
- 189 Maar aan de andere kant ben ik mijn verleden niet. Ik ben het niet omdat ik er was
- 189 Net zoals een jager die op een volgauto mikt daar waar hij hem ziet misschiet omdat de vogel al niet meer op die plaats is als de kogel daar aankomt. Dat de vogel niet meer op die plaats is, komt doordat hij al op een andere plaats is; hoe dan ook, hij is ergens.
- Maar we zullen zien dat die Eleatische opvatting van de beweging volkomen onjuist is
- 190 De verklaring van de wereld aan de hand van het worden, opgevat als synthese van zijn en niet-zijn, is snel gegeven
- 190 /// JST Het worden kan niet een gegevenheid zijn, een onmiddellijke zijnsmodus van het zijn, want als we ons een dergelijk zijn voorstellen, dan zouden in zijn kern het zijn en het niet-zijn slechts nevengeschikt kunnen zijn en geen enkele opgelegde of externe structuur kan ze met elkaar versmelten
- 190 /// JST In zoverre ik mijn verleden ben, kan ik dus het niet-zijn; die noodzakelijkheid mijn verleden te zijn is zelfs het enige mogelijke fundament van het feit dat ik het niet ben. Anders zal ik het elk ogenblik zijn noch niet-zijn, behalve in de ogen van een absoluut externe getuige, die overigens zelf zijn verleden naar wijze van het niet-te-zijn zou hebben te zijn
- 191 […] het is altijd mijn verleden
- 191 Rest ons te onderzoeken op welke manier het voor-zich zijn eigen verleden “was”
- 192 Facticiteit en verleden zijn twee woorden om exact hetzelfde aan te duiden
- 193 /// JST Het voorbije psychische is eerst en het is vervolgens voor-zich, zoals Pierre blond is, zoals die boom een eik is
- 193 Zo is het verleden. Door het op-zich teruggepakt en verzwolgen voor-zich
op-zich
het van het bewustzijn onafhankelijke zijn van de dingen JST :: ergo :: materie |
voor-zich
het door bewustzijn bepaalde zijn van de mens JST :: ergo :: geest |
194 B Het heden
- 194 Anders dan het het verleden, dat op-zich is, is het heden voor-zich
- 194 […] treffen we weer het onlosmakelijk met elkaar verbonden koppel, het zijn en het niet, aan
- 194 Mijn heden is tegenwoordig te zijn
- 195 /// JST […] we kunnen geen type bestaande bedenken dat eerst voor-zich en vervolgens bij het er zijn tegenwoordig is. Maar het voor-zich maakt zich tot tegenwoordigheid bij het zijn door zich tot voor-zich zijn te maken en is niet langer tegenwoordigheid doordat het niet langer voor-zich is
- 195 Door de tegenwoordigheid van het voor-zich is er er een totaliteit van het op-zich-zijn
- 196 Maar wat is tegenwoordigheid?
- 197 Het voor-zich (door bewustzijn – geest) heeft geen zijn omdat z’n zijn altijd op afstand is:
- daar, in het spiegelende,
- als je de verschijning beschouwd die slechts voor het spiegelende verschijning of spiegeling is;
- daar, in de spiegeling, als je het spiegelende de tijd dat op zich nog slechts loutere functie is om die spiegeling te spiegelen
- daar, in het spiegelende,
- 197 Het is bewustzijn van . . . Als innerlijke ontkenning van . . .
- 197 De basisstructuur van de intentionaliteit en van de zelfheid is de ontkenning,
- als interne verhouding van het voor-zich tot het ding;
- het voor-zich constitueert zich buiten, uitgaande van een ding als ontkenning van dat ding;
- zijn eerste verhouding tot het zijn op zich is dan ook de ontkenning;
- het “is “naar de modes van het voor-zich,
- dat wil zeggen als iets wat verstrooid bestaat,
- in zoverre het zich aan zichzelf geopenbaard als niet zijnde het zijn
- dat wil zeggen als iets wat verstrooid bestaat,
- het “is “naar de modes van het voor-zich,
- 197 Maar het heden is niet alleen tegenwoordig makend niet-zijn van het voor-zich
- als voor-zich heeft het zijn zijn buiten zich, vóór en achter.
- achter was zijn verleden en
- voor een zal het zijn toekomst te zijn
- het is vlucht uit het mede tegenwoordige zijn en uit het zijn dat het was naar het zijn dat het zal zijn.
- Als tegenwoordig is het niet wat het is (verleden) en is het wat hij niet is (toekomst).
- Daarmee zijn we naar de toekomst verwezen
- als voor-zich heeft het zijn zijn buiten zich, vóór en achter.
198 C TOEKOMST
- 198 Laten we eerst opmerken dat het op-zich niet toekomstig kan zijn en ook geen deel toekomst kan bevatten
- 198 /// JST Niets in haar (het heden) is potentie. Ze is act. ( vergelijk Aristoteles)
-
- een eik is actueel een boom en potentieel een tafel of een stoel)
-
- 198 Zelfs wanneer men zoals Laplace een totaal determinisme zou aannemen dat het mogelijk maakt een toekomstige toestand te voorzien,
- dan nog zou die toekomstige omstandigheid zich moeten aftekenen
- tegen een voorafgaande ontsluiering van de toekomst als zodanig,
- tegen een te-komen-zijn van de wereld —
- anders is de tijd een illusie en verhult de chronologisch een strikte logische orde van deduceerbaarheid
- tegen een te-komen-zijn van de wereld —
- tegen een voorafgaande ontsluiering van de toekomst als zodanig,
- dan nog zou die toekomstige omstandigheid zich moeten aftekenen
- 198 We moeten eerst afzien van het idee dat de toekomst als voorstelling bestaat
- 199 [expand title=”Sartre geeft als voorbeeld de baan van het terugslaan van een tennisbal”] De actieve positie die ik op de tennisbaan aannemen, heeft slechts in door de beweging die ik vervolgens met mijn racket maken om de bal over het net terug te slaan. maar ik volg niet de heldere voorstelling van de toekomstige beweging, noch de vaste wil haar uit te voeren. Ik sta eerst, de bal terugslaand. Er is geen moment van mijn bewustzijn dat niet evenzo wordt bepaald door een interne verhouding tot een toekomst; of ik nu schrijf, rook, drink, rust, de betekenis van mijn bewustzijnen is altijd op afstand, daar, buiten. In die zin zegt Heidegger terecht dat het er-zijn steeds meer is dan het feitelijke, als hij tenminste als een voorhanden zijnde in zijn zijn mensen bestaan zouden willen en kunnen vastleggen. [/expand]
- 201 Zo is de toekomst alles wat het voor-zich aan gene zijde van het zijn is
- 201 Wat betekent dat “aan gene zijde van“?
- 201 Wat zich gewoonlijk aan het bewustzijn onthuld, is de toekomstige wereld zonder dat het er acht op slaat dat het de wereld is in zoverre deze aan een bewustzijn zal verschijnen, de wereld in zoverre ze als toekomstig wordt geponeerd door de tegenwoordigheid van een te-komen voor-zich. Die wereld heeft als toekomstig slechts betekenis in zoverre ik erbij tegenwoordig ben als een ander dan ik zal zijn, in een andere fysieke, affectieve, sociale of wat voor positie dan ook
- 202 De toekomst is het ideale . Waar de plotselinge en oneindige compressie van de facticiteit (verleden), van het voor-zich (heden) en van zijn mogelijkheid (toekomst) tenslotte het zich als bestaan op zich van het voor-zich doet opdoemen
- 202 Die toekomst wordt niet gerealiseerd. Wat wordt gerealiseerd is een door de toekomst aangewezen voor-zich dat zich in de verbinding met die toekomst constitueert
- 203 […] aangezien de toekomst die ik heb de zijn gewoon mijn mogelijkheid tot tegenwoordigheid bij het zijn aan gene zijde van het zijn is. In die zin sta de toekomst lijnrecht tegenover het verleden
- 203 […] ik ben mijn toekomst in het vaste vooruitzicht dat het mogelijk is haar niet te zijn
- 204 Vrij zijn betekent veroordeeld zijn vrij te zijn. Zo heeft de toekomst geen zijn als toekomst. Ze is niet op zich en ze is evenmin naar de zijnsmodus van het voor-zich, aangezien ze de betekenis van het voor-zich is
- 204 Zo is de mogelijkheid dat ik om twee uur op bezoek gaat bij een vriend die ik in twee jaar niet heb gezien, werkelijk een mogelijkheid die ik ben.
- Maar de nabijgelegen mogelijkheden (de mogelijkheden om met een taxi, per bus, met de metro of lopend naar toe te gaan) blijvende onbepaald.
- Ik ben geen van die mogelijkheden. er zitten dan ook gaten in de reeks van mijn mogelijkheden.
- Deze gaten worden, in de categorie van de kennis, opgevuld door de constitueren van een homogene, plakkerige vrije tijd
- – in de categorie van het handelen door de wil,
- dat wil zeggen door de, afhankelijk van mijn mogelijkheden, rationele en thematische keuze van mogelijkheden
- die niet mijn mogelijkheden zijn en dat nooit zullen zijn
- en die ik naar de modes van de totale interferentie zal realiseren om aan te sluiten bij een mogelijkheid die ik ben
- die niet mijn mogelijkheden zijn en dat nooit zullen zijn
- dat wil zeggen door de, afhankelijk van mijn mogelijkheden, rationele en thematische keuze van mogelijkheden
- – in de categorie van het handelen door de wil,
- Deze gaten worden, in de categorie van de kennis, opgevuld door de constitueren van een homogene, plakkerige vrije tijd
op-zich
het van het bewustzijn onafhankelijke zijn van de dingen JST :: ergo :: materie |
voor-zich
het door bewustzijn bepaalde zijn van de mens JST :: ergo :: geest |