laatste wijziging: 30-07-2021
227 III Reflectie
227 – III Oorspronkelijke tijdelijkheid en psychische tijdelijkheid : de reflectie
- reflectie
- psyche
op-zich het van het bewustzijn onafhankelijke zijn van de dingen JST :: ergo :: materie | voor-zich het door bewustzijn bepaalde zijn van de mens JST :: ergo :: geest |
- 227 Het voor-zich duurt in de vorm van niet-thetisch bewustzijn (van) duren. Maar ik kan “de verglijdende tijd voelen “en mezelf vatten als eenheid van opeenvolging. In dat geval het bewustzijn van duren
- 227 Welke relatie kan er bestaat tussen de oorspronkelijke tijdelijkheid en de psychische tijdelijkheid die ik tegenkom zodra ik mezelf wat als “bezig te duren”?
- 227 /// JST De reflectie wordt door Descartes en Husserl voorgesteld als een type van bevoorrechte aanschouwing, omdat ze het bewustzijn bevat in een act van tegenwoordige en instant aan immanentie
- 227 Reflectie is het van zichzelf bewuste voor-zich
- 227 Daarin is het idee “idee” van Spinoza te herkennen
- 228 We kunnen hier het opdoemen “uit het niets” van het reflexieve bewustzijn immers niet definiëren als een “waarneming”, aangezien z’n zijn nu juist zodanig is dat het om te bestaan niet behoeft te worden waargenomen
- 228 Vanuit het perspectief van het naïeve realisme : (directe realisme , gezond verstand realisme of perceptuele realisme) het idee dat de zintuigen bieden ons direct bewust van voorwerpen zoals ze werkelijk zijn.
- Objecten gehoorzamen aan de wetten van de fysica en behouden al hun eigenschappen of er iemand is om ze te observeren.
- Ze zijn samengesteld uit materie , bezetten de ruimte en hebben eigenschappen, zoals grootte, vorm, textuur, geur, smaak en kleur, die meestal worden waargenomen correct.
- Objecten gehoorzamen aan de wetten van de fysica en behouden al hun eigenschappen of er iemand is om ze te observeren.
. . waarnemer -> object
- 229 Bereflecteerd en reflexief neigen […] elk tot zelfstandigheid en het niets
- “Het (bewustzijn) weet dat het (bewustzijn) wordt bekeken”
- 231 Het zijn dat in het zijn een fundament wil hebben is zelf slechts van zijn eigen niet fundament
- 231 Noot: Het bewustzijn is Hegeliaans (Hegel 2021), maar dat is zijn grootste illusie
- 232 We dienen twee soort de reflectie te onderscheiden als we het reflexieve fenomeen in zijn betrekkingen tot de tijdelijkheid willen vatten:
- de reflectie kan zuiver of onzuiver zijn
- 232 […] het reflexieve is in alle immanentie hebben reflecteerde, zij het in de vorm van het “niet-op-zich-te-zijn“. dat blijkt wel uit het feit dat het begrip verkeerde voor de reflectie niet helemaal object, maar quasi-object is. het bereflecteerde bewustzijn dient zich namelijk nog niet als een buiten aan de reflectie aan, dat wil zeggen als er zijn waarover men een “standpunt kan innemen”, een zijn ten opzichte van van men zich kan distantiëren, de afstand kan vergroten of verkleinen
- 233 Reflectie is herkenning veeleer dan kennis. Ze impliceert een prereflexief verstaan van wat ze wil herwinnen als oorspronkelijke motivatie van de verbinding
- 235 Zo is de reflectie bewustzijn van de drie ek-statische dimensies (verleden – heden – toekomst).
- Ze is niet-thetisch bewustzijn (van) verglijden en thetisch bewustzijn van duur
- Voor de reflectie beginnen het verleden en het heden van het gereflecteerde als quasi-buitens te bestaan,
- in die zin dat ze niet alleen worden vastgehouden binnen de eenheid van een voor-zich (geest) dat hun zijn verbruikt,
- daar het heeft te zijn,
- maar ook voor een voor-zich (geest) dat van het verleden en het heden is gescheiden door een niet,
- een voor-zich (geest) dat niet een zijn heeft te zijn, hoewel het met hen in de eenheid van een zijn bestaat
- maar ook voor een voor-zich (geest) dat van het verleden en het heden is gescheiden door een niet,
- 236 De psychische duur, gevormd door het concrete verglijden van autonome ordeningen,
- dat wil zeggen, al met al, door de opeenvolging van psychische feiten,
- van bewustzijnsfeiten, kunnen we geen illusie noemen:
- een werkelijkheid maakt immers het object van de psychologie uit;
- in de praktijk komende concrete relaties tussen de mensen,
- aanspraken, gevoelens van jaloezie en wrok, beïnvloedingen, strijd, list enzovoort,
- op het vlak van het psychische feit tot stand
- aanspraken, gevoelens van jaloezie en wrok, beïnvloedingen, strijd, list enzovoort,
- in de praktijk komende concrete relaties tussen de mensen,
- een werkelijkheid maakt immers het object van de psychologie uit;
- 237 We staan hier dus tegenover twee tijdelijkheden:
- De oorspronkelijke tijdelijkheid waarvan bij de vertijdelijking zijn
- Psychische tijdelijkheid, die als onverenigbaar met de zijnsmodus van ons zijn
- en tegelijkertijd als een intersubjectieve werkelijkheid verschijnt,
- kennis object, doel van de menselijke handelingen
- en tegelijkertijd als een intersubjectieve werkelijkheid verschijnt,
- 239 M.b.t. de psyche :
-
- psyche / Grieks : ziel / geest ( Grieks : nous )
- 239 *** 1 *** Onder psyche verstaan we:
- 239 Het ego (ik)
- In zijn tweevoudige grammaticale vormen, het Ik en het Mij, stelt het ego onze persoon voor, als transcendente psychische eenheid
- 239 als ego zijn we subjecten, actief en passief, krachtens de wil handelend,
- mogelijke objecten van een oordeel ten aanzien van waarde en verantwoordelijkheid
- 240 De hoedanigheden van het ik vertegenwoordigen het geheel van de virtualiteit zijn, laat emoties, potenties die ons karakter en onze gewoonten constitueren
- Opvliegend, arbeidzaam, jaloers, ambitieus, zindelijk enzovoort zijn, is een “hoedanigheid“
- Maar we moeten ook andersoortige hoedanigheden herkennen,
- die uit onze geschiedenis voorkomen en die we gewoonten zullen noemen:
- ik kan verouderd, vermoeid, geërgerd zijn, achteruit, vooruit zijn gegaan et cetera
- die uit onze geschiedenis voorkomen en die we gewoonten zullen noemen:
- 240 I.t.t. de hoedanigheden dienen de toestanden zich aan als werkelijk bestaand: haat, liefde, jaloezie.
- 240 Onder daden dient elke synthetische activiteit van de persoon te worden verstaan,
- dat wil zeggen elk aanwenden van middelen met het oog op doelstellingen,
- niet in zoverre het voor-zich (geest) zijn eigen mogelijkheden is,
- maar in zoverre de daad en transcendente psychische synthese voorstelt die het moet beleven
- dat wil zeggen elk aanwenden van middelen met het oog op doelstellingen,
- 239 Het ego (ik)
- 240 *** 2 *** Het “psychische” dient zich uitsluitend aan een speciale categorie kennisdaden aan:
- 241 de daden van het reflexieve voor-zich (geest)
- 241 *** 3 *** /// JST Hoewel virtueel zijn de objecten geen abstracte haar, ze worden niet in de leegte door het reflexieve beoogt, maar ze bieden zich aan als het concrete op-zich dat het reflexieve aan gene zijde van het reflecteerde heeft te zijn. Evidentie noemen we de onmiddellijke en “lijfelijke” tegenwoordigheid van haat, ballingschap, methodische twijfel bij de reflexieve geest
- 242 *** 4 *** /// JST Het psychische object bezit als vooruit geworpen schaduw van de bereflecteerde geest in verminderde vormde kenmerken van het bewustzijn
- 243 Het verschijnt in het bijzonder als een voltooide en waarschijnlijke totaliteit daar de geest zich moet bestaan in de eenheid van een ont-totaliserende totaliteit.
- Dat betekent dat het psychische, ervaren via de 3 extatische dimensies van de tijdelijkheid,
- verschijnt als geconstitueerd door de synthese van een verleden, heden en toekomst
- Dat betekent dat het psychische, ervaren via de 3 extatische dimensies van de tijdelijkheid,
- 243 Het verschijnt in het bijzonder als een voltooide en waarschijnlijke totaliteit daar de geest zich moet bestaan in de eenheid van een ont-totaliserende totaliteit.
- 249 Zodra men zich op het vlak van de onzuivere reflectie plaatst, dat wil zeggen van de reflectie die het zijn dat ik ben, tracht te bepalen, verschijnt een hele wereld die die tijdelijkheid bevolkt. Die wereld, virtuele tegenwoordigheid, waarschijnlijk object van mijn reflexieve intentie, is de psychische wereld of psyche. Enerzijds is haar bestaan zuiver ideëel, anderzijds is ze, aangezien ze wordt-geweest, aangezien ze zich aan het bewustzijn onthult: ze is ‘mijn schaduw’, ze is wat zich aan mij onthult wanneer ik me wil zien; daar ze bovendien dat kan zijn uitgaande waarvan het voor-zich zich bepaalt te zijn wat het heeft te zijn (ik zal niet bij die en die persoon op bezoek gaan ‘vanwege’ de antipathie die ik voor hem voel, ik besluit tot deze of gene handeling waarbij ik mijn haat of mijn liefde in aanmerking neem, ik weiger over politiek te discussiëren, want ik ken mijn opvliegende aard en ik wil niet het risico lopen me te ergeren), bestaat die schimmige wereld als reële situatie van het voor-zich. Met die transcendente wereld die is genesteld in het oneindige worden van antihistorische indifferentie, constitueert de ‘interne’ of ‘kwalitatieve’ tijdelijkheid, die de objectivering tot op-zich is van de oorspronkelijke tijdelijkheid, zich juist als virtuele zijns-eenheid. Daarmee hebben we de eerste schets van een “buiten“: in zijn eigen ogen ziet het voor-zich zich bijna een buiten verleend krijgen; maar dat buiten is zuiver virtueel.
- 249 Later zullen we zien dat het voor-de-ander-zijn de aanzet tot dat “buiten” tot werkelijkheid maakt.