laatste wijziging: 15-06-2020
27 I De idee fenomeen
Begrippen:
- fenomeen: verschijnsel, gebeurtenis (zintuiglijke werkelijkheid)
- noumenon: dit bestaat alleen in de geest
- 27 Het staat vast dat men zich in de eerste plaats heeft ontdaan van een dualisme dat binnen het bestaande het inwendige tegenover het uitwendige stelt
- 27 De verschijningen waarin het bestaande (JST het zijn) zich manifesteert, zijn inwendig noch uitwendig: ze zijn alle evenveel waard, ze verwijzen naar alle andere verschijnselen en geen ervan neemt een bevoorrechte positie in
- 27 Zolang men heeft kunnen geloven in noumenale werkelijkheden, heeft men het verschijnsel voorgesteld als iets louter negatiefs.
- Het was “wat niet het zijn is“, de schijn bezat geen andere zijn dan van illusie of dwaling
- 28 […] het zijn van iets wat bestaat, is juist datgene wat het schijnt.
- Zo komen we tot de idee fenomeen zoals we die bijvoorbeeld in de fenomenologie van Husserl of Heidegger kunnen tegenkomen, het fenomeen of het absoluut-relatieve.
- Het fenomeen blijft relatief, want het schijnen voorondersteld principieel iemand aan wie het verschijnt.
- Maar het fenomeen heeft niets de dubbele relativiteit van de Kantiaanse Erscheinung.
- Het fenomeen wijst niet over zijn schouder naar een waarlijk er zijn dan wel het absolute zou zijn.
- Wat het fenomeen is, is het op een absolute manier, want het onthult zich zoals het is.
- Het fenomeen kan als zodanig worden bestudeerd en beschreven, want het duidt op een absolute manier zichzelf aan
- Zie ook Heidegger : 50 A Het begrip fenomeen
- https://www.janux.nl/wp/2020/035-zt-h-2-methode-en-opzet/
13-06-2020 Bij het lezen van de eerste bladzijden valt mij al op hoe moeilijk het is om dit boek te lezen. Ik denk dat ik dit deel 1 bladzijde per dag al een hele uitdaging vind. In dat tempo lees ik in 2 jaar het boek uit . . .
- 28 Daarmee vervalt meteen de dualiteit van potentie en act
- zie https://www.phil.uu.nl/geschiedenis1/Aristoteles1.pdf :
- Blz 3 / 12 Voorbeeld: baby in potentie een man (vanwege vorm) => baby wordt man
- Blz 4 / 12 God is pure act, geen potentie (dus heeft geen materie)
- zie https://www.phil.uu.nl/geschiedenis1/Aristoteles1.pdf :
- 28 Proust ‘s genie is noch het afzonderlijk beschouwde werk, noch de subjectieve macht om voort te brengen: het is het werk beschouwd als het geheel van de manifestaties van de persoon. Daarom kunnen we tenslotte eveneens het dualisme van schijn en wezen afwijzen.
- De schijn verhult het wezen niet, hij onthult dat: hij is het wezen
- 28 De fenomenologie is allerminst een nominalisme
- (Het nominalisme is het kennistheoretische standpunt dat de termen waarmee de mens de werkelijkheid om zich heen benoemt, geen objectief bestaande reële entiteiten aanduiden, maar slechts woorden en namen zijn)
14-06-2020 Dit grijpt terug op de discussie m.b.t. nominalisme en realisme
(Realisme [… ] ervan uitgaan dat er een werkelijkheid onafhankelijk van het menselijk bewustzijn bestaat. )
- 29 Wil dit zeggen dat we erin zijn geslaagd alle dualismen weg te nemen door het bestaande te herleiden tot zijn manifestaties? Het ziet er eerder naar uit dat we ze alle hebben omgezet in een nieuw dualisme:
- het dualisme van het eindige en het oneindige
- 29 Dat wat bestaat, laat zich namelijk niet reduceren tot een eindige reeks manifestaties, aangezien elke manifestatie een verhouding tot een voortdurend veranderend subject is.
- Wanneer een object zich steeds slechts in een enkele “Abschattung” (“schaduw“) laat zien, impliceert alleen al het feit subject te zijn de mogelijkheid om de gezichtspunten ten aanzien van die “schaduw” te verveelvoudigen.
- Dat is voldoende om de “schaduw” in kwestie eindeloos te verveelvoudigen
- Als de reeks verschijningen eindig was, zouden bovendien betekenen dat degenen die reeds zijn verschenen niet de mogelijkheid hebben opnieuw te verschijnen, wat absurd is, omdat ze zich tegelijk zouden kunnen voordoen, wat nog absurder is
- We moeten immers goed zien dat onze theorie over het fenomeen de realiteit van een ding heeft vervangen door de objectiviteit van het fenomeen en dat ze deze heeft gefundeerd met een beroep op het oneindige
- /// JST De werkelijkheid van het kopje dat voor me staat, is dat het daar is en dat het niet ik is
- 29 Als het fenomeen zich als transcendent moet onthullen, moet het subject zelf de verschijning transcenderen in de richting van de totale reeks waarvan ze deel uitmaakt.
- 29 Zo wijst de verschijning die eindig is zichzelf aan in haar eindigheid, maar vereisen tegelijkertijd dat ze wordt overschreden in de richting van het oneindige om te worden gevat als verschijning-van-wat-verschijnt
- 29 Die nieuwe tegenstelling, het “eindige en het oneindige”, of beter gezegd “het oneindige in het eindige“, vervangt het dualisme van zijn en verschijnen:
- Wat verschijnt, is namelijk slechts een aspect van het object en het object is geheel en al in dat aspect en er geheel en al buiten.
- Geheel en al erin, in die zin dat het zich manifesteert in dat aspect: het wijst zichzelf aan als de structuur van de verschijning, die tegelijkertijd de ratio van de reeks is.
- Geheel en al daarbuiten, want de reeks zelf zal en kan nooit verschijningen.
- Zo staat de buitenkant opnieuw tegenover de binnenkant en zijn-dat-niet-verschijnt tegenover de verschijning
- 30 Voor dit moment is de eerste consequentie van de “theorie van het fenomeen” dat de verschijningen niet naar het zijn verwijst zoals het Kantiaanse fenomeen naar het noumenon. […]
-
- Als het wezen van de verschijning een “verschijnen” is daartegenover geen enkel zijn meer staat, dan levert het zijn van die verschijning een legitiem probleem op.
- Dat probleem is het thema van dit boek en het uitgangspunt van onze onderzoekingen over het zijn en het niet
-