laatste wijziging: 03-04-2020

3 Ideologisch populisme

37 HOOFDSTUK 3 – IDEOLOGISCH POPULISME

Het verleidelijke van het marxisme en het nationaalsocialisme als populistische ideologieën wijst vooruit naar de aantrekkingskracht van het hedendaags populisme. Daarom staat de auteur bij beiden uitvoerig stil om te achterhalen waarom velen zich zo graag door deze ideologieën hebben laten verleiden.

39 3.1 Marx' massamens

Nietzsche en Ortega schetsen een massawezen als een genoegzaam type dat beweert tevreden te zijn met het eigen leven dat in dit geloof met rust wil worden gelaten. Marx’ proletariër is ter onvrij en ongelukkig. Hij is geketend aan een orde en een zijns-vervulling die de zijne niet is maar bevind zich aan de vooravond een utopisch leven: zodra dit wezen bevrijd is van de beketening aan verleden, kan gewerkt worden aan een gelukkig wezen.

De weg hier naartoe wordt door Marx geschetst als een destructief proces onder de radicale leiding van de communistische partij. De als eerste door de communisten te veroveren staatsmacht moet het restant van de overgeleverde orde en heersende moraal vernietigen, doet alle mogelijke bijzondere entiteiten en identiteiten verdwijnen en de proletarische massa zich ontwikkelen tot een bevrijde en allen omvattende mensheid.

Wat blijft is een geïndividualiseerd wezen dat zich verzekerd weet van bevredigde behoeften. een wezen dat zich oplost in een mondiale en tot vrede gebrachte massa. Alle vervloeit, alles stroomt, maar zonder institutionele structuren, zonder traditie, zonder toekomstperspectieven, dus zonder historiciteit. Alle overgeleverde waarden worden in deze maalstroom afgeschaft. als laatste de moraal. Het kwaad is overwonnen. Er zijn geen tegenstellingen meer, geen competitie, geen conflicten; de geschiedenis wordt afgesloten, de mens treedt binnen in een nieuwe natuurstaat, een paradijs zonder zondeval, zonder kennis van goed en kwaad.

Waar hier voor een buitenstaander sprake lijkt te zijn van een waanzinnige illusie, schept het beeld voor de Sovjetmens een zinvolle realiteit. Men hoort erbij, men kan zich aan deze realiteit overgeven en werkelijk bevrijdend gevoel ondergaan. De Sovjetmens leert zich gewillig te geven en daartoe graag een storend teveel aan individualiteit, wil en vrijheid in te leveren. Hij levert daartoe ook graag het onderscheidingsvermogen in dat de waarheid en de moraal vragen. Hij ontdoet zich van de waarden van waarachtigheid en morele integriteit. Dit werkt bevrijdend: het bevrijdt van het atom aanwezig negatieve, het bevrijdt ook van de last van een kritische houding. Het negatieve is er, maar wordt gedragen als een fataliteit waarmee men enigermate verzoent. De Sovjetmens kan dit gelaten ondergaan; hij verdwijnt erin, hij participeert. Wat geboden wordt is een leven in bescherming biedende geborgenheid.

52 3.2 Nationaalsocialisme

De ideologie van het nazisme concentreert zich niet op de maatschappelijke opdeling van de mensheid in klassen, maar op de splitsing in superieure tegenover inferieure rassen. Genetica wordt bepalend voor een racistische utopie: die van een raszuiver, verheven kaste, ook verheven in de zin van dominant over andere volkeren. 52 Dit raciaal-volkse substraat wordt weer verbonden met een samenlevingsconcept: dat van een homogeen volk, eigenlijk een volkse massa onder een allesbepalende leider. Aan het fysiologische begrip worden niet alleen sociale en culturele elementen verbonden, maar dezelfde maakbaarheidsfilosofie als het communisme kent. spiegelend aan ontwikkelingen in de plantenteelt en dierhouderij wordt perfectionering van uitverkoren rassen een kernpunt van de utopische ideologie.

De wervende kracht van het biologische racisme ligt in het – letterlijk – populistische aspect: een gelijkgeschakeld volk wordt subject van de natie. 59 Dit maakt een eind aan de kern van het begrip demos, de erkenning van de pluriformiteit van de bevolking en de opdracht deze veelheid in een democratisch verband bijeen te houden. Het nieuwe racisme emancipeert de massa als volkse eenheid: allen horen erbij.

Zowel het communisme als het nazisme beweren een beloftevolle lijn vanuit het verleden door te trekken naar een wenkende en maakbare toekomst. Het historisch fundament van deze ideologieën bestaat uit fictieve beelden en concepten. Deze dienen ter rechtvaardiging van een oorlog tegen nagenoeg alles wat vanuit het verleden aan erfenis wordt aangereikt; alleen dan kan alles nieuw worden, mens, volk en volksgemeenschap. Beide ideologieën verheerlijken de utopie van een wezen dat zich wentelt in een eeuwige herhaling van hetzelfde; de utopische staat is een eeuwig heden. Dit leven moet de mens geborgenheid bieden, de geborgenheid van een vaste identiteit waarbinnen men zich veilig waant. Men geeft zich over aan iets overweldigendst omdat het te zwaar valt een eigen weg te zoeken in een open samenleving. Men wil geloven, zelfs als sprake is ficties, droombeelden of cult. Men laat zich meevoeren in het overweldigende van de beweging, een die verleidelijk is en verzoent met het geboden leven.

Dat het “ideaal” dat ideologisch populistische bewegingen nastreefden niet in de totalitaire praktijk is bereikt, wil niet zeggen dat het verleidelijke daarvan zomaar is verdwenen. Het verleidelijke van het populisme is immers niet uit de lucht komen vallen: het komt voort uit menselijke nood. Het is dan ook de vraag of de afschrikwekkende gevolgen van de in praktijk gebrachte ideologieën zomaar een eind maken aan het verleidelijke en aantrekkelijke van het populisme. Dit verleidelijke doet zich nog altijd gelden, ook vandaag te dag nog, wat erop wijst dat er nog altijd sprake kan zijn van iets als een noodsituatie die gevoelig maakt voor dit verleidelijke.