laatste wijziging: 27-10-2022
405 I facticiteit
DEEL 3 Het voor-de-ander
Tweede hoofdstuk : Het lichaam
405 I Het lichaam als voor-zich-zijn: de facticiteit (kunstmatigheid)
bladzijde 405 tot en met 441
Begrippen:
- kennis
- objectiviteit
- subjectiviteit
- zintuig
- pijn
- 405 Descartes : “De ziel is gemakkelijker te kennen dan het lichaam”
- 406 Alleen al het feit dat er een wereld is, kan de wereld niet bestaan zonder een duidelijke oriëntatie ten opzichte van mij.
- Terecht heeft het idealisme de nadruk gelegd op het feit dat betrekking de wereld maakt
29-08-2020 Dus bestaat er een wereld zonder mensen? Wel in natuurkundige zin, maar niet in de menselijke werkelijkheid
- 407 Zo kan bijvoorbeeld Heisenberg’s onzekerheidsbeginsel noch als een weerlegging, noch als een bevestiging van het deterministische postulaat worden beschouwd
- 407 [expand title=”De onzekerheidsrelatie”]De onzekerheidsrelatie houdt in dat je de positie van een deeltje x en de impuls ervan p niet tegelijkertijd kan meten met oneindige precisie. Het product van de onzekerheid op beide grootheden is altijd gelijk aan of groter dan ℏ/2. Met andere woorden: zodra je de positie van een deeltje nauwkeurig weet, heb je geen idee meer waar het deeltje heen gaat. Andersom werkt het ook: als je nauwkeurig weet waar een deeltje heen gaat, dan kun je dus onmogelijk weten waar het deeltje is. [/expand]
- 407 De relativiteit van de moderne wetenschap is gericht op het zijn.
- De mens en de wereld zijn relatieve instanties van zijn en het principe van hun zijn is de relatie
- Daaruit volgt dat primaire relatie is tussen de menselijke-werkelijkheid en de wereld:
- Opdoemen is voor mij mijn afstanden tot de dingen ontvouwen en juist daardoor maken dat er dingen zijn
- Maar dientengevolge zijn de dingen precies “dingen-die-op-afstand-van-mij-bestaan“
- 407 De reële ruimte van de wereld is de ruimte die door Kurt Lewin “hodologisch” wordt genoemd
- In de psychologie, werd de term hodologie gebruik door Kurt Lewin (1890–1947) als aanduiding van de trajecten in iemands “levensruimte”.
- In de filosofie betekent het de bestudering van aan elkaar gerelateerde ideeën of denkbeelden.
- 408 Kennis kan dus slechts een opdoemen zijn dat is gebonden aan een welbepaald standpunt dat men is.
- Voor de menselijke-werkelijkheid is zijn
- “daar-zijn“,
- dat wil zeggen
- “daar, op die stoel“,
- “daar, aan die tafel“,
- “daar, bovenop die berg, met die afmetingen, die oriëntatie enzovoort “
- dat wil zeggen
- “daar-zijn“,
- Voor de menselijke-werkelijkheid is zijn
09-09-2020 Vergelijking het begrip daar-zijn met begrip van Heidegger er-zijn
- 408 Deze noodzakelijkheid van het daar-zijn verschijnt tussen twee niet noodzakelijkheden:
- /// JST Het is noodzakelijk dat ik ben in de vorm van daar-zijn, geheel en al noodzakelijk dat ik ben, want ik ben niet het fundament van mijn zijn
- /// JST Het is noodzakelijk dat ik aan dit of dat standpunt bent gebonden, het is noodzakelijk dat er precies aan dat standpunt is, met uitsluiting van elk ander
09-09-2020 –> Nog doordenken . . .
- 409 Het probleem van de zintuiglijke kennis heeft zich voorgedaan naar aanleiding van het verschijnen midden in de wereld van bepaalde objecten die we zintuigen noemen
- 412 De objectiviteit die ik niet heb gekozen zal ik subjectiviteit noemen. De redenen van de relativiteit van de gewaarwordingen zullen worden onthuld door een diepgaander analysen bij bepaalde objectieve en synthetische structuren die het gestalten zal noemen
- 413 We zullen […] een objectieve een bedenking die overeenkomt met de kleinste en de kosten van de waarneembare prikkelingen en die zullen we gewaarwording noemen
- 413 […] stel ik me, om de gewaarwording te schragen en haar van het zijn te voorzien, een aan haar homogene omgeving voor die eveneens als uitwendig hij is geconstitueerd.
- Deze omgeving noem ik geest of soms zelfs bewustzijn
- Maar dit bewustzijn zie ik als bewustzijn van de ander, dat wil zeggen als een object
- 413 Zo heb ik een soort interne ruimte bepaald, waarop bepaalde, gewaarwordingen genoemde gestalten zich naar aanleiding van uitwendige prikkelingen vormen
- 413 Daar deze ruimte loutere passiviteit is, verklaar ik dat ze haar gewaarwordingen ondergaat
- 414 De gewaarwording wordt dan ook een bijzonder soort object: inert, passief en gewoonweg beleefd
- 414 De notie “gewaarwording” is een puur bedenksel . . .
- 414 Zo treffen we de 3 denkmomenten aan:
- Om de gewaarwording vast te stellen moeten we van een zeker realisme uitgaan: we houden onze gewaarwording van de ander, van de zintuigen van de ander en van de inductie-instrumenten voor geldig
- Maar op het vlak van de gewaarwording verdwijnt al dat realisme: de gewaarwording, een louter ondergaande verandering, geeft slechts voor onszelf inlichtingen, ze behoort een domein van het “beleefde”
- En toch presenteer ik haar als basis van mijn kennis van de buitenwereld
- 415 Objectiviteit zullen we niet een onmiddellijke verbinding met het zijn moeten noemen
- maar bepaalde klonteringen van gewaarwordingen die meer permanentie
- of meer regelmatig vertonen
- of beter bij het geheel van onze voorstellingen aansluit
- 415 /// JST Mijn waarneming van van de zintuigen van de andere die mij als fundament om gewaarwordingen te verklaren en in het bijzonder mijn gewaarwordingen, maar omgekeerd constitueren mijn aldus opgevatte gewaarwordingen de enige werkelijkheid van mijn waarneming van de zintuigen van de ander. En binnen de cirkel heeft hetzelfde object: het zintuig van de ander, bij elk van zijn verschijningen noch dezelfde aard noch dezelfde waarheid. Het is hier werkelijkheid en juist omdat het werkelijkheid is, is het het fundament van een leer die mee in tegenspraak is
- 416 Laten we eerst vaststellen dat het zintuig overal is en overal ongrijpbaar is. De inktpot op de tafel worden onmiddellijk gegeven in de vorm van een ding en toch wordt hij me door het zien gegeven. Dat betekent dat zijn tegenwoordigheid zichtbare tegenwoordigheid is en dat ik er bewust zijn van het dat hij zich als zichtbaar bij mij tegenwoordig is, dat wil zeggen bewustzijn (van (en te zien
- August Comte : “Het oog kan zichzelf niet zien”
- 417 Het begrip oriëntatie : een structuur die het ding construeert
- 417 Het is noodzakelijk dat het boek rechts of links op de tafel aan mijn verschijnt.
- Maar het is contingent (niet-noodzakelijk) dat het nu net links aan mij verschijnt en ten slotte ben ik vrij te kijken naar het boek op de tafel of naar de tafel waarop het boek ligt
- Die contingentie tussen de noodzakelijkheid en de vrijheid van mijn keuze noemen we het zintuig
- Ze impliceert dat het object altijd in zijn geheel tegelijk aan mij verschijnt
- Ik zie de kubus, de inktpot, het kopje — maar daarin verschijnen altijd plaatsvindt in een specifiek perspectief dat de betrekkingen van het object tot de wereld achtergrond en door de andere dits uitdrukt.
- Ik hoor altijd de klank van de viool
- Maar het is noodzakelijk dat ik hem door een duur of door het open raam of in de concertzaal hoor: anders zou het object niet meer in de wereld zijn en zich niet meer aan een in-de-wereld-opdoemende-bestaande manifesteren
- 418 /// JST De orde van de dingen van de wereldkaart is voortdurend het beeld van een object naar ons terug dat principieel voor ons geen object kan zijn, aangezien het is wat we hebben te zijn.
- De structuur van de wereld impliceert dat we niet kunnen zien zonder zichtbaar zijn
02-09-2020 Je bouwt via je zintuigen een beeld van een object op, zelfs al zie je hier maar een deel van (zie de stippellijnen in de kubus. Je veronderstelt voor een deel dus wat je ziet )
- 420 Blindheid, Kleurenblindheid (Daltonisme), bijziendheid vertegenwoordigen voor mij oorspronkelijk de manier waarop er voor mij een wereld is, dat wil zeggen dat ze mijn gezichtszintuig bepalen in zoverre dit de facticiteit (feitelijkheid) van mijn opdoemen is
- Daarom kan mijn zintuig, op basis van de wereld, objectief door mij gekend en gedefinieerd worden,
- maar inhoudsloos: mijn rationele en generaliserende denken boos slechts een in abstracto de aanduidingen die de dingen van mijn zelf over mijn zintuig geven door te trekken
- en uitgaande van die signalen het zintuig te herstellen zoals een historicus een historische persoonlijkheid met behulp van de daarna verwijzende sporen reconstrueert
02-09-2020 Vergelijk: ook bij autisme is prikkelgevoeligheid een item
- 421 Deze opmerkingen kunnen worden gegeneraliseerd;
- ze kunnen op mijn hele lichaam van toepassing zijn in zoverre het betrekkingscentrum is dat door de dingen wordt aangeduid.
- In het bijzonder is ons lichaam niet slechts wat men lange tijd “de zetel van de vijf zintuigen” heeft genoemd;
- het is ook het instrument en het doel van onze handelingen
- 421 Het is zelfs onmogelijk de “gewaarwording” te onderscheiden van de “handeling”, zoals in de traditionele psychologie heet: daarom wilden we met onze opmerking dat de werkelijkheid zich noch als ding noch als werktuig aan ons voordoet, maar als werktuig-ding
25-07-2022 het werktuig en het ding zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden
- 421 Zodra we het probleem van het handelen formuleren, dreigt namelijk het gevaar van verwarring met ernstige gevolgen
- Wanneer ik een penhouder pak en de inkt in de inktpot doop, handel ik
- Maar als ik naar Pierre kijk die, op hetzelfde ogenblik, een stoel naar de tafel schuift, constateer ik dat ook hij handelt
- Hier bestaat dus heel duidelijk het gevaar de vergissing te begaan die we naar aanleiding van de zintuigen aan de kaak stelden, dat wil zeggen bij de interpretatie van mijn handeling zoals deze voor-mij-is, uitgegaan van de handeling van de ander
- Dat komt doordat de enige handeling die je kan kennen in dezelfde tijd dat ze plaatsvindt, de handeling van Pierre is
- 421 Het lichaam van de ander verschijnt hier dus aan mij als een instrument te midden van andere instrumenten. niet alleen als een werktuig om werktuigen te maken, maar ook als een werktuig om werktuigen te hanteren, kortom als een gereedschapsmachine
- 421 /// JST Zo zijn we weer terug bij het klassieke onderscheid tussen lichaam en ziel: de ziel gebruikt het werktuig dat het lichaam is
- 422 Probleem: -[…] ik neem de wereld en in het bijzonder het zintuig van de andere wagen via mijn eigen zintuig, een vervormend orgaan een berekend medium dat we alleen over zijn eigen aandoeningen kan informeren
- 422 De objecten onthullen zich aan ons binnen in een werktuig complex waarin ze een welbepaalde plaats innemen.
- Deze plaats wordt niet bepaald door loutere ruimtelijke coördinaten, maar ten opzichte van praktische betrekkingsassen
- “het glas staat op het blad” betekent dat je ervoor moet oppassen het glas om te gooien als je het blad verplaatst
- Het pakje tabak ligt op de schoorsteenmantel:
- dat wil zeggen dat je een afstand van 3 m moet overbruggen als je van de pijp naar de tabak wil gaan,
- waarbij je bepaalde obstakels, bijzettafeltjes, fauteuils enzovoort, die tussen de schoorsteen en de tafels staan, moet vermijden.
- In die zin onderscheidt de waarneming zich niet van de praktische ordening van de bestaande dingen tot de wereld
- 423 De oorspronkelijke ruimte die zich aan mij openbaart, is de hodologische ruimte ( de bestudering van aan elkaar gerelateerde ideeën of denkbeelden) , ze wordt doorsneden door wegen en paden, ze is instrumenteel en ze is het terrein van de werktuigen
- 423 Het waargenomen ding is als een verleidelijke en flirtende vrouw; en elke eigenschap die het belooft aan mij te onthullen, elke overgave waarmee stilzwijgend wordt ingestemd, elke betekenisvolle verwijzing naar de andere objecten bindt de toekomst
instrumenten-dingen versus de ander
- 424 Toch moet worden opgemerkt dat die toekomst van de wereld, die ons aldus wordt onthuld, strikt objectief is.
- De instrumenten-dingen duiden op andere instrumenten op objectieve manieren om zou hanteren:
- de spijker is op deze of gene manier “in te slaan “
- de hamer “bij de steel te pakken”
- het kopje “bij het spoor vast te pakken”
- enzovoort
- De instrumenten-dingen duiden op andere instrumenten op objectieve manieren om zou hanteren:
- 424 Daar elk instrument na een ander instrument verwijst en dit na weer een ander,
- wijzen ze echter tenslotte alle naar een instrument dat als het ware hun aller sleutel is.
- Zo’n betrekkingscentrum is noodzakelijk, anders zou de wereld, doordat alle complexen van instrumenten gelijkwaardig worden, ten gevolge van totale in differentiatie (het proces waarbij een homogeen geheel wordt verdeeld in delen met verschillende eigenschappen) van de gerundia (zelfstandig naamwoord) vervliegen
- 424 Sartre geeft als voorbeeld Carthago als sleutel
- 425 […] impliceert de de structuur van de wereld dat we ons alleen door zelf werktuig te zijn in het werktuiglijksheidsveld kunnen voegen,
- dat we niet kunnen handelen zonder te worden gehandeld
- 425 Daarom blijven twee manieren over om het lichaam te vatten:
- 425 Ofwel het lichaam is uitgaande van de wereld gekend en objectief hun definieert, maar inhoudsloos
- 425 Ofwel het lichaam is concreet en volledig gegeven – […] het wordt beleefd en niet gekend
- 426 We hebben nooit de gewaarwording van onze inspanning, maar werden evenmin de gewaarwordingen aan de buitenkant van het lichaam, aan spieren, botten, pezen, uit, waardoor men haar heeft willen vervangen: we nemen de weerstand van de dingen waar
- 427 Slechts in een wereld kan kan een lichaam zijn in een primaire relatie is onmisbaar wil die wereld bestaan
- 429 Het lichaam als facticiteit (kunstmatigheid) is het verleden in zoverre het oorspronkelijk na een geboorte verwijst,
- dat wil zeggen naar de eerste vernieting waardoor ik ook doen uit het op-zich dat ik feitelijk ben zonder het te hebben te zijn.
- Geboorte, verleden, niet-noodzakelijkheid, noodzakelijkheid vanuit het standpunt,
- feitelijke voorwaarde voor elke mogelijke handeling ten aanzien van de wereld:
- dat is het lichaam, dat is voor mij
- feitelijke voorwaarde voor elke mogelijke handeling ten aanzien van de wereld:
- 430 Definitie van Sartre :
- Het lichaam is de contingente vorm die door de noodzakelijkheid van mijn contingentie wordt aangenomen
- 430 Maar dat onvatbare lichaam is nu juist de noodzakelijkheid dat er een keuze is,
- dat wil zeggen dat ik niet alles tegelijk ben.
- In die zin is mijn eindigheid voorwaarde voor mijn vrijheid,
- want er is geen vrijheid zonder keuze en net zoals het lichaam het bewustzijn conditioneert als louter bewustzijn van de wereld,
- maakt het het tot in zijn vrijheid zelf mogelijk
- 432 /// JST Het bewustzijn van het lichaam is vergelijkbaar met het bewustzijn van het teken
07-09-2020 teken in de zin van betekenis
- 433 Maar Scheler heeft goed aangegeven dat die “intentie” moet worden onderscheiden van de loutere affectieve hoedanigheden.
- Als ik bijvoorbeeld “hoofdpijn” het, kan ik in mij een intentionele, op mijn pijn gerichte activiteit ontdekken om onder de pijn “gebukt te gaan “,
- om haar berustend te accepteren of om haar te verwerken,
- om haar een bepaalde waarde toe te kennen (als onrechtvaardig, als verdient, als zuiveren, als vernederend enzovoort),
- om haar te ontvluchten.
- Hier is de intentie zelf de affectie, ze is de loutere daad en reeds project,
- louter bewust zijn van iets.
- Zij kan het niet zijn die als bewustzijn (van) het lichaam kan worden beschouwd
- Hier is de intentie zelf de affectie, ze is de loutere daad en reeds project,
- Als ik bijvoorbeeld “hoofdpijn” het, kan ik in mij een intentionele, op mijn pijn gerichte activiteit ontdekken om onder de pijn “gebukt te gaan “,
- 433 De tussenvormen tussen zuivere kennis en ware aandoening worden door Baldwin abstracta genoemd
- 433 /// JST Er bestaan dus loutere affectieve hoedanigheden die door affectieve projecten worden overschreden en getranscendeerd
07-09-2020 zie ook Scheler : hylè (nog verder uitwerken)
- https://filosofar.blogs.sapo.pt/tag/hylè
-
- Aristoteles beweerde dat de verbinding, de proté ousía (bijvoorbeeld: deze boom) het resultaat is van de vereniging van twee universele principes, de hylé of universele, onbepaalde grondstof (het is geen water, geen lucht, geen vuur, geen aarde , etc.) die niet bestaat, met de vormen van de soort ( eidos ), in dit geval met de gewone boomvorm.
- 433 Zie verder ook Gemeingefuhl (gezond verstand)
-
- 434 Zie ook een voorbeeld van [expand title=”lichaam en bewustzijn “]Ik heb last van mijn ogen, maar ik moet vanavond een filosofisch werk uitlezen. Ik lees. Het object van mijn bewustzijn is het boek en, via het boek de waarheden die het inhoudt. Het lichaam wordt geenszins om zichzelf gevat, het is gezichtspunt en uitgangspunt: de woorden glijden achter elkaar voor mij langs, ik laat ze langs glijden, de woorden onderaan de bladzijde, die ik nog niet heb gezien, maken nog deel uit van een relatieve achtergrond of “pagina-achtergrond” die ze geordend tegen de “boekachtergrond” en tegen de absolute achtergrond of wereld achtergrond; maar vanuit hun ongedifferentieerde achtergrond roepen ze mij, ze bezit een ander kenmerk van broze totaliteit, ze dienen zich aan als “onder mijn ogen door te laten glijden”. Bij dat alles is het lichaam slechts impliciet gegeven: de beweging van mijn oom verschijnt alleen aan de blik van een waarnemer [/expand]
- 438 De kwaal is het via de pijn gevatte psychische object
11-09-2020 Kortom, een pijn(tje) is niet alleen fysiek, maar ook psychisch
- 439 […] moet goed worden een gezien dat ik de kwaal samen met de pijn constitueer (vaststel)
- 440 Sartre spreekt van een psychisch lichaam
- https://www.medischcontact.nl/opinie/blogs-columns/blog/wat-is-psychisch-.htm
- Maar het lichaam is ook psychisch. Alles wat ons lichaam voelt en doet heeft een representatie in de hersenen, waarbij emotioneel gevoel en motivatie de meest overtuigende psychische connecties vormen.
- 441 In zoverre het lichaam de contingente en indifferente materie van al onze psychische gebeurtenissen is, bepaalt het lichaam een psychische ruimte
- 441 Deze ruimte heeft de boven- noch een benedenkant,
- een rechter- noch een linkerzijde,
- ze kent nog geen delen,
- in zoverre de magische cohesie van het psychische haar neiging tot in differentie verbrokkeling komt bestrijden.
- Ze is niettemin een reëel kenmerk van de psyche:
- niet dat psyche met een lichaam is verenigd,
- maar haar melodische ordening is het lichaam haar substantie en haar voortdurende mogelijkheidsvoorwaarde
- 441 Sartre verwijst naar zijn boek Walging (uiting aan het gevoel dat het menselijk leven geen doel heeft)