laatste wijziging: 28-07-2022
442 II lichaam-voor-de-ander
DEEL 3 Het voor-de-ander
Tweede hoofdstuk : Het lichaam
405 II Het lichaam-voor-de-ander
- 442 Behalve het lichaam voor-mij is er ook een lichaam-voor-de-ander
- 442 We hebben het zijn van mijn lichaam voor-mij beschreven.
- Op dat ontologische vlak is mijn lichaam zoals we het hebben beschreven en het is slechts dat.
- Men zou er tevergeefs in zoeken naar sporen van een fysiologisch orgaan, van een anatomische en ruimtelijke constitutie.
- Het is
- ofwel het door de werktuigen-objecten van de wereld inhoudsloos aangeduide betrekkingscentrum,
- ofwel de concurrentie waardoor het voor-zich (geest) wordt bestaan;
- exactere gezegd, twee zijnswijzen zijn complementair
- 442 Ik moet de ander eerst vatten als dat waardoor ik als object besta;
- door het teruggrijpen van mijn zelfheid verschijnt de ander als object in een tweede moment van de voorhistorische vertijdelijking;
- het verschijnen van het lichaam van de ander is dus niet de eerste ontmoeting,
- maar integendeel slechts een episode van mijn relaties met de andere meer in het bijzonder van warme de objectivering van de anderen hebben genoemd;
- of, zo men wil, eerst naar de andere voor mij en vervolgens vat ik hem in zijn lichaam;
- voor mij is het lichaam van de andere een seculaire structuur
- door het teruggrijpen van mijn zelfheid verschijnt de ander als object in een tweede moment van de voorhistorische vertijdelijking;
- 443 /// JST De ander is een object-transcendentie
- 443 Alleen al vanwege het feit dat ik niet de ander ben, verschijnt daarentegen zijn lichaam aan mij oorspronkelijk als een standpunt ten aanzien waarvan ik een standpunt kan innemen,
- als een instrument dat ik samen met andere instrumenten kan gebruiken.
- Het wordt aangeduid door de rondedans van de werktuigen-dingen,
- maar hij duidt op zijn beurt andere objecten aan en gaan uiteindelijk deel uitmaken van mijn wereld en duidt het mijn lichaam aan
- Het lichaam van de ander verschil dus radicaal van mijn lichaam-voor-mij: het is het werktuig dat ik niet ben (“het niet“) en dat ik gebruik (of de arme weerstand biedt, wat op hetzelfde neerkomt)
- 444 Eerlijk gezegd blijft de kennis die ik ervan verwerf inhoudsloos,
- in die zin dat ik nooit de kendaad (van de ander) zal kennen:
- daar is het daar loutere transcendentie is,
- kan ze slechts door zichzelf worden gevat in de vorm van een niet-thetisch (als waar aannemend) bewustzijn of door de uit haarzelf voortkomende reflectie
- in die zin dat ik nooit de kendaad (van de ander) zal kennen:
- 444 Wat ik ken, is is slechts de kennis van daar-zijn of, zo men wil, het daar-zijn van de kennis
18-09-2020 Ik zie de wereld door MIJN ogen, ik voel MIJN pijn, maar niet van een ander
kijken naar “de ander”
- 446 […] die hij voortdurend door de walging beleeft als niet-thetisch vatten van een contingentie (niet noodzakelijkheid)
- 448 Zo is het lichaam van de ander betekenisdragend
- 448 Het leven is het achtergrond-lichaam van de ander, in tegenstelling tot het gestalte-lichaam,
- in zoverre dit achtergrond-lichaam
- , niet langer impliciet en niet-thetisch door het voor-zich (geest),
- maar juist expliciet en objectief door mij kan worden gevat:
- het verschijnt dan als betekenis dragende gestalte tegen een universum achtergrond,
- maar blijft daarbij achtergrond voor de ander en juist als achtergrond
- 449 Het zijn van het lichaam van de ander. Dat betekent:
- dat ik het lichaam van de ander nooit kan vatten behalve uitgaande van een totale situatie die ernaar verwijst
- dat ik enigerlei organen van het lichaam van de ander niet afzonderlijk kan waarnemen en dat ik me elk afzonderlijk orgaan altijd vanuit de totaliteit van het vlees of van het leven laat aanduiden
26-09-2020 : blz 450 : Wie is Pierre?
- 452 […] loutere op-zich (materie), dat slechts als overschreden bestaat, in en door die overschrijding, vervalt tot het niveau van lijk als het niet langer door de getranscendeerde-transcendentie tegelijkertijd wordt onthuld en gemaskeerd.
- Als lijk, dat wil zeggen als louter verleden van een leven, als spoor en niet meer dan dat, is het nog slechts uitgaande van de overschrijding waardoor het niet meer wordt overschreden, werkelijk begrijpelijk: het is wet in de richting van voortdurend vernieuwde situaties is overschreden.
- Maar in zoverre het aan het heden als louter op-zich (materie) verschijnt, bestaat het anderzijds in relatie tot de andere dits in de simpele relatie van indifferentie-uitwendigheid: het lijk is niet meer in situatie.
- Tegelijkertijd stort het, op zichzelf, ineen in een veelheid van instanties van zijn die, elk afzonderlijk met de andere, loutere uitwendigheidsbetrekkingen in stand houden.
- De bestudering van de uitwendigheid die altijd aan de facticiteit (kunstmatigheid) ten grondslag ligt, in zoverre de uitwendigheid altijd slechts aan het lijk zichtbaar is, is de anatomie.
- De synthetische reconstructie van het levende uitgaande van de lijken, is de fysiologie. Ze is vanaf het begin gedoemd niets van het leven te begrijpen aangezien ze het simpelweg opvat als een bijzondere modaliteit van de dood
- 453 Dankzij deze opmerkingen kunnen we wat wil het karakter noemen verklaren
- Er moet op worden gewezen dat het karakter slechts als object van kennis voor de ander een welbepaald bestaan heeft
- 455 Het lichaam, als facticiteit (kunstmatigheid) van de getranscendeerde transcendentie, is altijd lichaam-dat-wijst-naar-gene-zijde-van-zichzelf:
- zowel in de ruimte (dat is de situatie) als in tijd : dat is de object-vrijheid
- het lichaam voor de andere is het magische object bij uitstek
- het lichaam van de ander is dan ook altijd lichaam-meer-dan-lichaam,
- omdat de anderen mij zonder bemiddelaar en totaal in de voortdurende overschrijding van mijn facticiteit (kunstmatigheid) is gegeven
- zowel in de ruimte (dat is de situatie) als in tijd : dat is de object-vrijheid
- 455 Lichamelijkheid en objectiviteit van de andere zijn volstrekt onscheidbaar