laatste wijziging: 21-01-2021
46 V Het ontologische bewijs
V Het ontologische bewijs
- elk bewustzijn is ergens gericht op (intentionaliteit)
- 46 Elk bewustzijn is bewustzijn van iets
- 46 Er zijn 2 betekenissen:
- *** A *** Het bewustzijn bepaald het zijn van het object ( het bouwt als het ware de werkelijkheid )
- *** B *** Het bewustzijn is de verhouding tot een transcendent zijn ( de werkelijkheid als idee )
-
- Maar de eerste interpretatie van de formulering doet zichzelf teniet: bewustzijn van iets zijn betekent zich bevinden tegenover een concrete, volle tegenwoordigheid die niet het bewustzijn is.
- Natuurlijk kunnen we bewustzijn hebben van een afwezigheid.
- Maar die afwezigheid verschijnt noodzakelijkerwijs tegen een achtergrond van tegenwoordigheid.
- Zoals we hebben gezien is het bewustzijn een reële subjectiviteit en is de indruk een subjectieve volheid.
-
- 46 Als men dus tot elke prijs wil dat het zijn van het fenomeen afhangt van het bewustzijn,
- moet het object zich van het bewustzijn onderscheiden
- niet door zijn tegenwoordigheid
- maar door zijn afwezigheid,
- niet door zijn volheid
- maar door zijn niet
- niet door zijn volheid
- maar door zijn afwezigheid,
- niet door zijn tegenwoordigheid
- moet het object zich van het bewustzijn onderscheiden
- 47 Het zijn van het van het object is dus louter een niet-zijn
- het wordt gedefinieerd als een gemis
- 47 Bewustzijn is bewustzijn van iets
- 47 Wat men eigenlijk subjectiviteit kan noemen is bewustzijn (van) bewustzijn
- 48 Stellen dat bewustzijn bewustzijn van iets is wil zeggen dat het zich moet voortbrengen als onthulde onthulling van een zijn dat niet het bewustzijn zelf is dat zich aanbiedt als iets wat al bestaat wanneer het dat onthult
- 48 We zouden voor het bewustzijn de definitie kunnen laten gelden die door Heidegger wordt gereserveerd voor het Dasein en stellen dat het een zijn is waarvoor het in zijn zijn om zijn zijn zelf gaat, waar we zouden die definitie moeten aanvullen en als volgt moeten formuleren:
- het bewustzijn is een zijn waarvoor in z’n zijn z’n zijn in het geding is
- in zoverre dat zijn een ander zijn dan het zelf is impliceert
- het bewustzijn is een zijn waarvoor in z’n zijn z’n zijn in het geding is
- 48 Het is duidelijk dat dat zijn niets anders is dan het trans fenomenale zijn van de fenomenen en niet een nominaal zijn dat achter die fenomenen schuil zou gaan.
- Het zijn van deze tafel, van deze lamp, meer in het algemeen het zijn van de wereld wordt door het bewustzijn geïmpliceerd.
- Het vereist eenvoudigweg dat het zijn dan wat verschijnt niet alleen bestaat in zoverre het verschijnt.
- Het trans-fenomenale zijn van wat is voor het bewustzijn, is zelf op zich
- Het vereist eenvoudigweg dat het zijn dan wat verschijnt niet alleen bestaat in zoverre het verschijnt.
- Het zijn van deze tafel, van deze lamp, meer in het algemeen het zijn van de wereld wordt door het bewustzijn geïmpliceerd.