laatste wijziging: 08-09-2020
465 Z&T A-2 H-5 geschiedmatigheid
Hoofdstuk 5 : Tijdelijkheid en geschiedmatigheid
TO DO : samenvatting
- geschiedmatigheid
- all
- geschiedenis
465 §72 Existentiaal-ontologisch exposé
van het probleem van de
geschiedenis
- 465 Uit de analyse van het eigenlijke heel-kunnen-zijn bleek dat er een samenhang bestaat tussen dood, schuld en geweten, die alle drie gelijk oorspronkelijk verwordt tot zijn in het fenomeen van de zorg
- 466 […] de dood is toch alleen maar het “einde” van het er-zijn, ja formeel gezien slechts het ene einde dat het er-zijn als geheel omsluit. Pas het zijnde “tussen” geboorte en dood vormt het gezochte geheel
- 466 Juist de “samenhang van het leven“, waarin het er-zijn toch steeds op een of andere manier staat, hebben we bij de analyse van het heel-zijn over het hoofd gezien
- 466 Wat lijkt “eenvoudiger” te zijn dan de “samenhang van het leven” tussen geboorte en dood te schetsen?
- Die samenhang bestaat uit een opeenvolging van belevenissen “in de tijd”
- Gaan we die karakterisering, vooral het vooropgezette ontologische standpunt dat eruit spreekt, nadrukkelijker naar, dan blijkt iets merkwaardigs.
- “Eigenlijk” is in die opeenvolging van belevenissen steeds alleen de “telkens weer nu, op dit moment” voorhanden belevenissen “werkelijk“
- De voorbije nog komende belevenissen zijn daarentegen niet meer, respectievelijk nog niet “werkelijk“
- Het er-zijn doorloopt de met hem toegemeten tijdspanne tussen de beide grenzen zo dat het, aangezien er telkens alleen in het nu “werkelijk “is, als het ware door het nu-reeks van zijn “tijd “heen hupt
- Daarom zegt men dat het er-zijn “tijdelijk” is
- 467 Het er-zijn vult niet van moment tot moment via bepaalde werkelijkheid fasen een op een of andere manier voorhanden voor gebaand pad en loop “van het leven”, maar richt zichzelf veeleer op zo’n manier uit dat zijn eigen zijn van meet af aan als uit strekking is geconstitueerd.
- In het zijn van het er-zijn ligt al het “tussen” met betrekking tot geboorte en dood
- 468 In de eenheid van geworpenheid en vluchtig, respectievelijk vooruitlopend zijn-ten-dode, “hangen” geboorte en dood op de wijze van het er-zijn “met elkaar samen”.
- Als zorg is het er-zijn het “tussen”
- 468 De bewogenheid van de existentie is geen beweging van een voorhanden zijnde.
- Zij wordt bepaald door de uitstrekking van het er-zijn
- De specifieke bewogenheid van het gestrekte zich-uittrekken noemen we het geschieden van het er-zijn
- De vraag naar de “samenhang “van het er-zijn is het ontologische probleem van zijn geschieden
- Het blootleggen van de structuur van het geschieden en van de existentiaal-temporele mogelijkheid voorwaarde daarvan, betekent het krijgen van een ontologisch begrip van geschiedmatigheid
- (dit is iets anders dan het woord historiciteit)
- 469 Als de vraag naar de geschiedmatigheid ons naar die “oorsprongen” terugvoert, is meteen duidelijk wat voor plaats het probleem van de geschiedenis inneemt
- Leeswijzer Zijn en Tijd bladzijde 82 : Geschiedenis :
- Leeswijzer Zijn en Tijd bladzijde 82 : Geschiedmatigheid :
- 470 /// JST De analyse van de geschiedmatigheid van het er-zijn tracht aan te tonen dat dit zijn de niet “tijdelijk” is, omdat het “in de geschiedenis staat“, maar dat het omgekeerd alleen geschiedmatig existeert en kan existeren omdat het in de grond van z’n zijn tijdelijk is
- 470 Niettemin moeten we het er-zijn ook “tijdelijk” noemen in de zin van het zijn “in de tijd ”
- Het factische er-zijn verlangt en gebruikt ook zonder een ontwikkelde geschiedeniswetenschap de kalender en het uurwerk.
- Wat er “met hem” gebeurt ervaar als iets wat zich “in de tijd” afspeelt
- Evenzo dienen ook alle processen die zich in de levenloze en levende natuur afspelen zich “in de tijd” aan
- Ze zijn intratemporeel
472 §73 Het vulgaire begrip van de geschiedenis en het geschieden van het er-zijn
- 472 /// JST De meest voor de hand liggende, vaak opgemerkte, maar allerminst “toevallige” dubbelzinnigheid die de term “geschiedenis” aankleeft, bestaat erin dat hij zowel de “historische werkelijkheid” als de mogelijke wetenschap van die werkelijkheid aanduidt. De betekenis van “geschiedenis” in de zin van geschiedenis wetenschap (historie) schakelen we voorlopig uit
- 472 Onder de betekenissen van de uitdrukking “geschiedenis” die noch op de geschiedenis als wetenschap, noch op de geschiedenis als object doelen, maar op dit niet noodzakelijk geobjectiveerde zijnde zelf, is er één die bij uitstek aanspraak maakt op het gebruik van die term, namelijk die waarin we dit zijnde opvatten als iets wat voorbij is, als iets uit het verleden
- 472 “Verleden” wil hier ten eerste zeggen: niet meer voorhanden, of ook: nog wel voorhanden, maar zonder “uitwerking” op het “heden“
- 472 Weliswaar heeft het geschiedmatige in de zin van het verleden op de tegengestelde betekenis, namelijk als we zeggen dat je niet aan de geschiedenis kunt ontsnappen
- 473 Verder betekent geschiedenis niet zozeer het “verleden” in de zin van het verleden als wel de herkomst uit het verleden
- 473 Geschiedenis betekent het geheel van het zijnde dat “in de tijd” beweegt, de veranderingen en de lotgevallen van mensen, menselijke verbanden en hun “cultuur”
- 473 Als we de genoemde 4 betekenissen combineren, blijkt het volgende:
- Geschiedenis is het specifieke geschieden van het existerende er-zijn in de tijd, en wel zodanig dat wat in het met-elkaar-zijn het “verleden” en tevens het overgeleverde en nog doorwerkende uitmaakt, in een nadrukkelijke zin als geschiedenis geldt
- 474 De 4 betekenissen hangen samen doordat ze betrekking hebben op de mens als het “subject” van de gebeurtenissen
- 475 Wat is “vergaan“?
-
- Niets anders dan de wereld waarin ze het grotere verband van een tuig samenhang als ter handen zijnde tegemoet traden en door een bezorgen het in-de-wereld-zijnd er-zijn werden gebruikt
- De wereld is er niet meer
- Alleen het voorhanden binnen wereldlijke van die wereld is nog voorhanden
- Als het tot een wereld behorend tuig kan iets wat nu nog voorhanden is niettemin tot het “verleden” behoren
-
- 476 Primair geschiedmatig (volgens Heidegger) is het er-zijn, secundair geschiedmatig daarentegen het binnen de wereld tegemoet treden de zijnde, niet alleen het terhanden tuig in de meest ruime zin, maar ook de omringende natuur als “historische bodem”
477 §74 De grondgesteldheid van de geschiedmatigheid
- 477 Zorg wortelt in de tijdelijkheid. Daar moeten we de zoeken naar een geschieden dat existentie als geschiedmatig bepaalt. Zo blijft de interpretatie van de geschied matigheid van het er-zijn in de grond van de zaak niets anders te zijn dan een concrete uitwerking van de tijdelijkheid
- 477 De vastbeslotenheid hebben we hebben we bestempeld als het zich zwijgzaam, tot angst bereid, ontwerpen op het eigen schuldig-zijn. Haar eigenlijkheid krijgt ze als vooruitlopende vastbeslotenheid
- 478 Als geworpen zijnde is het er-zijn weliswaar aan zichzelf en zijn kunnen-zijn overgeleverd, maar toch als in-de-wereld-zijn
- 479 /// JST De vastbeslotenheid waarmee het er-zijn op zichzelf terugkomt, ontsluit de telkenmale factische mogelijkheden van een eigenlijk existeren vanuit het erfgoed, dat zij als geworpen op zich neemt
- 479 Overeenkomstig zijn lot in de zich overleverende vastbeslotenheid existeren, staat het er-zijn als in-de-wereld-zijn open voor de “zegeningen” van de “gelukkige” omstandigheid en voor de wreedheid van het toeval
- 479 Als het er-zijn in het vooruitlopen de macht van de dood op zich laat inwerken, verstaat het zichzelf, er vrij voor, in de eigen overmacht van zijn eindige vrijheid, die telkens enkel “is” in het gemaakt-hebben van de keuze, de onmacht van het aan zichzelf overgeleverd-zijn op zich te nemen en oog te krijgen voor de toevalligheden van de ontsloten situatie
- 480 Maar als het door het lot bepaalde er-zijn als in-de-wereld-zijn naar zijn aard existeert in het mede-zijn met anderen, is zijn geschiedenis een mede-geschieden en bepaald als lotsbestel [Duits: Geschick]
- 480 In het met-elkaar-zijn in dezelfde wereld een het openstaan voor bepaalde mogelijkheden is het lot van elk afzonderlijk al in een bepaalde richting gestuurd
- 480 *** Alleen een zijnde dat in z’n zijn naar zijn aard toekomstig is, zodat het vrij voor zijn dood hierop stukloopt en zich vandaar uit op zijn factische er kan laten terugwerpen (met andere woorden alleen het zijnde dat als toekomstig zijnde even oorspronkelijk gewezen is) kan, door de overgeërfde mogelijkheid aan zichzelf over te leveren, de eigen geworpenheid op zich nemen en ogenblikkelijk zijn voor “zijn tijd”. Alleen een eigenlijke en tegelijk eindigde tijdigheid maakt zoiets als een lot, dat wil zeggen eigenlijke geschiedmatigheid mogelijk
- 481 /// JST De herhaling is de nadrukkelijke overlevering, dat wil zeggen het teruggrijpen op mogelijkheden van het er-gewezen er-zijn
- 481 De herhaling repliceert veeleer de mogelijkheid van de er-gewezen existentie
- 482 Het eigenlijk zijn-ten-dode, dat wil zeggen de eindigheid van de tijdelijkheid, is de verborgen grond van de geschied matigheid van het er-zijn
483 §75 De geschiedmatigheid van het er-zijn en de wereld-geschiedenis
- 483 Wat het alledaagse bezorgen in het publiekelijk met-elkaar-zijn tegemoet treedt is niet alleen tuig en werk, maar tevens wat ermee “gebeurt”: de “aangelegenheden”, ondernemingen, voorvallen, ongevallen
29-05-2020 De wereld is een schouwtoneel, ieder heeft zijn part, ieder heeft een deel
Erwin Goffmann
- 484 Men kent iets, bespreekt iets, bevordert of bestrijdt iets oma onthoudt iets en vergeet iets altijd primeren met het oog op wat men daarbij doet en wat het “oplevert”. Vooruitgang, stilstand, omschakeling en de “slotsom” met betrekking tot het afzonderlijke er-zijn, maken we allereerst op uit de voortgang, stand, afwisseling en beschikbaarheid van het bezorgde
- 484 In feite is de geschiedenis noch het beweging’s complex van veranderingen van objecten, noch de in de lucht hangende opeenvolging van belevenissen van “subjecten”
- 484 Met de existentie van het geschiedmatige in-de-wereld-zijn is het terhandene en voorhandene telkens al opgenomen in de geschiedenis van de wereld
- 484 Tuig en werk (boeken bijvoorbeeld) hebben hun “lotgevallen”
- 485 /// JST Op grond van de indertijd gefundeerde transcendentie van de wereld kent het geschieden van het existerende in-de-wereld-zijn “objectief” telkens al iets wereld-historisch, zonder dat het historisch is opgepakt en vastgelegd
- 486 Het alledaagse er-zijn is verstrooid in de vele dingen die dagelijks “de revue passeren”
- 486 Daarmee is aangetoond wat de oorsprong is van de vraag naar een samenhang van het er-zijn in de zin van de eenheid in de aaneenschakeling van belevenissen tussen geboorte en dood
- 487 In welke zijnswijze van zichzelf verliest het er-zijn zich, zodat het er-zijn zich, zodat het zich als het ware pas achteraf uit de verstrooiing bij elkaar moet rapen en voor het samen een omvattende eenheid moet verzinnen?
489 §76 De existentiale oorsprong van de geschiedschrijving uit de geschiedmatigheid van het er-zijn
- 489 Dat de geschiedschrijving , evenals iedere andere wetenschappen, als een zijns wijze van het er-zijn factisch steeds van de “heersende wereldbeschouwing” afhankelijk is, behoeft geen betoog
- 489 /// JST De geschiedschrijving als wetenschap van de geschiedenis moet het oorspronkelijk geschiedt matige zijnde als haar mogelijk “object” vooronderstellen
- 491 Met het factische er-zijn als in-de-wereld-zijn is er altijd ook wereld-geschiedenis.
- Zodra dit er-zijn er niet meer is, is ook de wereld er-geweest
- En dan doet het er niet toe of dit voorheen binnenwereldlijk terhandene nog niet is vergaan en we in het heden als een overblijfsel van de gewezen wereld “historisch” kunnen aantreffen
- 491 Wat nog voorhanden is die aan overblijfselen, monumenten en verhalen is mogelijk “materiaal” voor de concrete ontsluiting van het er-gewezen er-zijn. Historisch materiaal kan zoiets alleen worden, omdat het naar zijn eigen zijns aard een wereld-historisch karakter heeft. En het wordt pas materiaal, doordat het op voorhand met het oog op zijn binnenwereldlijkheid is verstaan
- 492 Wat betekent dat: het er-zijn is “feitelijk“?
- Als het er-zijn “eigenlijk” alleen werkelijk is in de existentie, komt zijn “feitelijkheid” toch juist tot stand in het vastbesloten ontwerpen op een gekozen kunnen-zijn
- Maar dan is wat er feitelijk is geweest de existentiële mogelijkheid waarin lot, lotsbestel en wereld-geschiedenis factisch een bepaling hebben gevonden
- Aangezien de existentie telkens enkel is als factisch geworpen zijnde, zal de geschiedschrijving de stille kracht van het mogelijke des te nadrukkelijker ontsluiten naarmate zij het in-de-wereld-geweest-zijn is eenvoudiger en concreter vanuit diens mogelijkheid verstaat en “slechts” beschrijft
- 493 De historische ontsluiting van “verleden“, die haar grond vindt in de door het lot beschikte herhaling, is zo weinig “subjectief“, dat zij alleen de “objectiviteit” van de geschiedschrijving waarborgt
- 493 Alleen omdat het centrale van de thema van de geschiedschrijving telkens de mogelijkheid van de er-gewezen existentie is, en om dat die factisch altijd wereld-historisch existeren, kan zijn van zichzelf eisen dat ze onverbiddelijk aan de “feiten” houdt
- 493 Uiteindelijk is het opkomen van een probleem als dat van het “historisme” het duidelijkste teken dat de geschiedschrijving het er-zijn van zijn eigenlijke geschiedmatigheid tracht te vervreemden
- 494 De mogelijkheid dat de geschiedschrijving hoe dan ook nuttige dan wel nadelig kan zijn voor het leven, berust erop dat dit leven radicaal, in het diepst van zijn zijn, geschiedt matig is, en bijgevolg als factisch existeren het leven telkens al voor eigenlijke of oneigenlijke geschiedmatigheid heeft gekozen
- 494 Nietzsche onderscheidt 3 vormen:
- LZT 86 TO DO
495 §77 De samenhang tussen de voorgaande uiteenzetting
van het probleem van de geschiedmatigheid en de
onderzoekingen van Wilhelm Dilthey en de ideeën
van graaf Yorck
- 495 Schematisch kunnen we Diltheys onderzoekswerk in 3 gebieden verdelen:
- Ten eerste studies met betrekking tot de theorie van de geesteswetenschappen en haar afbakening van de natuurwetenschappen
- Ten tweede onderzoek naar de geschiedenis van de menswetenschappen, de sociale en de politieke wetenschappen
- Ten derde pogingen om te komen tot een psychologie waarin het “hele feit mens” tot uitdrukking moet worden gebracht
- 496 Wetenschapstheoretische, wetenschapshistorische en hermeneutisch-psychologische onderzoekingen lopen door elkaar heen en overlappen elkaar voortdurend
- 496 Alles komt samen in de psychologie, die het leven in zijn geschiedmatige ontwikkelings- en werkingssamenhang moet verstaan als de wijze waarop de mens is, en dat niet alleen als mogelijk object van de geesteswetenschappen, maar bovenal als wortel van die wetenschappen
- 498 Yorck vindt dat Diltheys onderzoek “te weinig nadruk legt op het generieke verschil tussen het ontische en het historische“
- 498 Voor Windelband is geschiedenis een serie beelden, een rij van afzonderlijke vormen, een esthetisch verlangen. Voor de natuurwetenschapper blijft er immers naast de wetenschap niet anders over dan het esthetische genot, als een soort humaan kalmeringsmiddel. Uw begrip van geschiedenis daarentegen is toch dat van een krachtenspel, van eenheden kracht, waarop de categorie vorm hoogstens in overdrachtelijke zin zouden mogen toepassen
- 499 De ware filoloog (bestuderen dode talen) heeft een begrip van geschiedenis als van een kast vol antiquiteiten. Waar het tastbare ontbreekt, waar alleen levende psychische transpositie heen leidt, daar komen de heren niet
- 500 /// JST Zoals de fysiologie niet van de natuurkunde kan abstraheren, zo kan de filosofie (juist als ze kritisch is) niet van de geschiedenis abstraheren . . . .
- 501 Omdat filosofie leven is,daarom (schrikt u niet) bestaat naar mijn mening (dus volgens Heidegger) een filosofie van de geschiedenis – wie die op zou kunnen schrijven!
- 501 De scheiding tussen systematische filosofie en historische beschrijving is in essentie onjuist
- 502 De interesse om te begrijpen wat geschiedmatigheid inhoud brengt de taak met zich mee het “generieke verschil tussen het ontische en het historische” uit te werken. Daarmee is het fundamentele doel van de “levensfilosofie“ bepaald