laatste wijziging: 18-03-2021
70 III dialectische opvatting
III De dialectische opvatting van het niet
TO DO :
- 70 […]
- we komen onmiddellijk in de verleiding het zijn en het niet-zijn te beschouwen als twee complementaire componenten van de werkelijkheid,
- op de manier van licht en schaduw:
- het zou uiteindelijk gaan om twee strikt gelijktijdige begrippen die zich bij de productie van de bestaande dingen zo verenigen dat het zinloos zou zijn ze afzonderlijk in beschouwing te nemen
- 71 Hegel:
- 71 “Dat zuivere Zijn is nu de zuivere abstractie en bijgevolg het absoluut-negatieve dat, eveneens onmiddellijk genomen, het niet-zijn is
- 71 Dat betekent concreet “dat er in de hemel en op aarde nergens iets is wat niet bij, het zijn net niet, in zich draagt
- 71 Hegel reduceert het zijn tot een betekenis van het bestaande
- 72 Het zijn is niet een “structuren naast andere”,
- een moment van het object,
- het is de voorwaarde zelf van alle structuren in alle momenten,
- het is het fundament waarop de kenmerken van het fenomeen zich manifesteren
- 72 Maar wat dient te worden onderzocht is vooral Hegels stelling dat het zijn en het niet twee tegengestelden vormen, waarvan het onderscheid, op het in aanmerking genomen abstractieniveau, niet meer dan een “mening” is
- 74 […] dat de taal ons een niet van dingen (“niets”) en van menselijke wezens (“niemand “) biedt