laatste wijziging: 12-10-2022
736 III Over de hoedanigheid
DEEL 4 Hebben, doen en zijn
Tweede hoofdstuk : Doen en hebben
736 III Over de hoedanigheid als zijnsonthullend
bladzijde 736 tot en met 753
- 736 Zoals we elders hebben aangetoond, heeft de waarneming niets met verbeeldingskracht te maken: ze sluit haar volkomen uit en omgekeerd.
- Waarnemen houdt geenszins het samenvoegen van beelden met gewaarwordingen in:
- dergelijke, van oorsprong associationistische stellingen moeten geheel en al worden uitgebannen;
- derhalve moet de psychoanalyse niet naar beelden zoeken, maar betekenissen expliciteren die werkelijk bij de dingen horen.
- Zonder twijfel behoort de ‘menselijke’ betekenis van het stroperige, het slijmerige enzovoort niet tot het op-zich. Maar ook de potentialiteiten behoren er niet toe, zoals we hebben gezien, en toch constitueren die de wereld.
- De materiele betekenissen, de menselijke zin van sneeuwkristallen, van het korrelachtige, van het opeengepakte, van het vettige enzovoort, zijn even reëel als de wereld, niet meer en niet minder, en ter wereld komen is te midden van die betekenissen opdoemen.
- Waarnemen houdt geenszins het samenvoegen van beelden met gewaarwordingen in:
- 739 Wat de ontologie de psychoanalyse […] kan leren is allereerst de ware oorsprong van de betekenissen van de dingen en hun ware relatie tot de menselijke-werkelijkheid.
- Alleen zij immers kan zich op het vlak van de transcendentie plaatsen en met den blik het in-de-wereld-zijn met de twee leden daarvan vatten, omdat alleen zij oorspronkelijk het perspectief van het cogito kiest.
- Het zijn nog steeds het begrip facticiteit en het begrip situatie waardoor we het existentiële symbolisme van de dingen zullen kunnen begrijpen. We hebben immers gezien dat het in theorie mogelijk en in de praktijk onmogelijk is de facticiteit te onderscheiden van het project waardoor ze als situatie wordt geconstitueerd.
- 742 Er moet dus sprake zijn van een soort aanleren van de symbolische waarde van het kleffe en kleverige.
- Maar uit waarneming is bekend dat de jongste kinderen tegenover iets kleverigs van afkeer blijk geven, alsof het al met iets psychisch was besmet; uit waarneming is ook bekend dat die kinderen, zodra ze kunnen spreken, de waarde van woorden zoals ‘week’ en ‘laag’ begrijpen als die op de beschrijving van gevoelens worden toegepast.
- Alles wijst erop dat we opdoemen in een universum waarin gevoelens en daden met materialiteit zijn belast, een substantiële stof hebben, werkelijk week, plat, kleverig, laag, verheven enzovoort zijn en waarin de materiele substanties oorspronkelijk een psychische betekenis hebben waardoor ze walgelijk, schrikwekkend, aantrekkelijk enzovoort worden.
- Geen enkele verklaring op grond van projectie of naar analogie is hier aanvaardbaar. En het is samengevat onmogelijk dat we de psychische symboolwaarde van het kleverige halen uit de ruwe hoedanigheid van het dit, zoals het ook onmogelijk is dat we, uitgaande van kennis van de betreffende psychische houdingen, die betekenis op het dit projecteren.
- 745 Gooi water op de grond: het stroomt.
- Gooi een stroperige substantie: ze rekt zich uit, spreidt zich, wordt plat, ze is week; raak het stroperige aan, het vlucht niet: het wijkt.
- In de ongrijpbaarheid van water zit een genadeloze hardheid, waardoor het een geheime metalen betekenis krijgt: uiteindelijk is het onsamendrukbaar zoals staal.
- Het stroperige is samendrukbaar. Het wekt eerst de indruk van een zijn dat we kunnen bezitten.
- 747 […] alles wat het heeft herinnert me aan het voor-zich; zozeer dat de psychologen die als eersten op het duurkarakter van het bewustzijn hebben gewezen (William James, Bergson) het heel vaak met een rivier hebben vergeleken.
- Rivieren roepen het best het beeld op van de voortdurende onderlinge doordringing van de delen van een geheel en van hun voortdurende onverbrekelijkheid, beschikbaarheid.
- Maar het stroperige geeft een gruwelijk beeld te zien: voor een bewustzijn is het op zich gruwelijk stroperig te worden.
- 753 […] of we van oesters of venusschelpen, van slakken of van garnalen houden, als we maar de existentiele betekenis van de voedingsmiddelen uit elkaar weten te houden.
- In het algemeen gesproken is er geen onherleidbare smaak of aandrift.
- Ze stellen alle een bepaalde toe-eigenende keuze van het zijn voor.
- Het is de taak van de existentiële psychoanalyse ze te vergelijken en te classificeren.
- De ontologie laat ons hier in de steek: ze heeft ons alleen maar in staat gesteld de laatste doeleinden van de menselijke-werkelijkheid, haar fundamentele mogelijkheden en de waarde die in haar op rondwaart, te bepalen.
- Elke menselijke-werkelijkheid is rechtstreeks project om haar eigen voor-zich in op-zich-voor-zich te veranderen en tevens project tot toe-eigening van de wereld als totaliteit van op-zich-zijn, in de vormen van een fundamentele hoedanigheid.
- Elke menselijke-werkelijkheid is een passie, in die zin dat ze het project heeft teloor te gaan om het zijn te funderen en daarmee meteen het op-zich te constitueren dat als zijn eigen fundament aan de contingentie ontsnapt, het Ens causa sui, dat in de godsdiensten God wordt genoemd.
- Zo is de passie van de mens het omgekeerde van dat van Christus, omdat de mens als mens ondergaat, wil God geboren worden.
- Maar de godsidee is tegenstrijdig en tevergeefs gaan wij onder; de mens is een nutteloos lijden.