laatste wijziging: 27-10-2022
757 I Op-zich en voor-zich: metafysische schetsen
- 757 Nu is het ons mogelijk conclusies te trekken.
- 757 Al in onze inleiding hebben we het bewustzijn als een zijnsroep ontdekt en we hebben laten zien dat het cogito onmiddellijk naar een op-zich-zijn als object van het bewustzijn verwijst.
- 757 Maar na beschrijving van het op-zich (de dingen / materie) en het voor-zich (bewuste-zijn) leek het ons moeilijk tussen beide verbinding te maken en vreesden we in een onoverkomelijk dualisme te belanden.
- 757 Dit dualisme bedreigde ons ook nog op een andere manier: in de mate namelijk waarin we van het voor-zich konden zeggen dat het is, bevonden we ons tegenover twee radicaal verschillende zijnsmodi, die van het voor-zich (bewust – zijn) dat heeft te zijn wat het is, dat wil zeggen dat is wat het niet is en dat niet is wat het is.
- 757 Het voor-zich (bewuste-zijn) en het op-zich (de dingen) zijn met elkaar verbonden door een synthetische band die niets anders is dan het voor-zich (bewuste-zijn) zelf.
- 757 Het voor-zich (bewuste-zijn) is immers niets anders dan de loutere vernieting van het op-zich (de dingen) ; het is als het ware een zijnsgat binnen het Zijn.
- 758 Dat het cogito noodzakelijkerwijs buiten zichzelf voert, dat het bewustzijn een gladde helling is waarop men zich niet kan vestigen zonder ogenblikkelijk naar buiten naar het op-zich-zijn weg te glijden, komt doordat het bewustzijn als absolute subjectiviteit door zichzelf geen enkele zijns-sufficiëntie heeft en ze eerst naar het ding verwijst.
- 758 Er is voor het bewustzijn geen zijn buiten de precieze noodzakelijkheid onthullende intuïtie van iets te zijn.
- 758 Wat betekent dat anders dan dat het bewustzijn het Platoonse andere is? Bekend zijn de fraaie beschrijvingen die de vreemdeling in de Sofist geeft van de andere, dat slechts “als in een droom” kan worden gevat
-
-
-
-
-
-
- TO DO Plato : De Sofist
-
-
-
-
-
-
- 759 Waarom doemt het voor-zich (bewust – zijn) uit het zijn op?
- 759 Waarom is er zijn?
- 759 Maar we weten nu naar dit twee vragen zorgvuldig van elkaar moeten worden onderscheiden
- *** De eerste vraag is zinloos: alle “waaroms” komen immers na en veronderstellen het zijn.
- Het zijn is, zonder reden, zonder oorzaken zonder noodzakelijkheid; de definitie zelf van het zijn levert om zijn oorspronkelijke contingentie
- *** De tweede vraag hebben we al beantwoord, want ze wordt niet op het terrein van de metafysica maar op dat van de ontologie gesteld: “er is” zijn omdat het voor-zich ( het bewuste-zijn) zodanig is dat er zijn is
- Het kenmerk van fenomeen komt door het voer-zich tot het zijn
- *** De eerste vraag is zinloos: alle “waaroms” komen immers na en veronderstellen het zijn.
- 760 De ontologie leert ons 2 dingen:
- — 1 —
- In de eerste plaats dat elk proces ter zelf-fundering verbreking van het identiek-zijn van het op-zich (materie), afstand nemen van het te zijn ten opzichte van zichzelf en het verschijnen van de tegenwoordigheid bij zichzelf of bewustzijn inhoudt
-
- causa sui : oorzaak van zichzelf
-
- In de eerste plaats dat elk proces ter zelf-fundering verbreking van het identiek-zijn van het op-zich (materie), afstand nemen van het te zijn ten opzichte van zichzelf en het verschijnen van de tegenwoordigheid bij zichzelf of bewustzijn inhoudt
- — 2 —
- de andere aanwijzing die de metafysica uit de ontologie kan opdiepen,
- is dat het voor-zich (bewuste-zijn) daadwerkelijk een voortdurend project is om zichzelf als zijnde te funderen en voortdurend fiasco van dat project
- de andere aanwijzing die de metafysica uit de ontologie kan opdiepen,
- — 1 —
- 760 De ontologie leert ons dus:
- — 1 —
- dat als het op-zich (materie, de dingen) moest funderen, het is alleen maar zou kunnen proberen door zich tot bewustzijn te maken,
- dat wil zeggen dat het begrip “oorzaak van zichzelf ” inzicht dat van tegenwoordigheid bij zich bevat,
- dat wil zeggen de vernietigende zijns-decompressie
- dat als het op-zich (materie, de dingen) moest funderen, het is alleen maar zou kunnen proberen door zich tot bewustzijn te maken,
- — 2 —
- dat het bewustzijn in feite project is om zich te funderen,
- dat wil zeggen project om de waardigheid van het op-zich-voor-zich of op-zich-oorzaak-van-zichzelf te bereiken
- dat het bewustzijn in feite project is om zich te funderen,
- — 1 —
- 761 Als het op-zich (materie) en het voor-zich (geest) twee modaliteiten zijn van het zijn,
- is er dan geen hiaten binnen dit idee zijn en is het verstaan van het zijn dan niet gesplitst in twee delen,
- die niet met elkaar kunnen communiceren vanwege het feit dat zijn extensie wordt geconstitueerd de twee radicaal heterogene klassen?
- is er dan geen hiaten binnen dit idee zijn en is het verstaan van het zijn dan niet gesplitst in twee delen,
- 762 Wat moeten we reëel noemen, waaraan moeten we het zijn toekennen?
- 762 /// JST Het op-zich (bewuste-zijn) fenomeen is zonder het bewustzijn een abstractum, maar niet in z’n zijn
- 763 Dit zijn is een holon (een totaliteit)
- 764 Maar dat het ons onmogelijk is “ten aanzien van de totaliteit en standpunt in te nemen”, komt doordat de ander zich principieel aan mij ontkent zoals ik mij aan hem ontken. De weetgierigheid van de verhouding maakt het mij voor altijd onmogelijk en in zijn volledigheid te vatten
- 765 Ik besta hier weliswaar als in die totaliteit verwikkeld, maar ik kan er uitputtend bewustzijn van zijn, omdat het bewustzijn van het zijn en tegelijkertijd bewustzijn (van) mij
- 765 Het is aan de metafysica te beslissen of het voor de kennis,
- (in het bijzonder voor de fenomenologische psychologie, voor de antropologie enzovoort)
- voordeliger zal zijn over een zijn ze spreken dat we het fenomeen noemen
- en dat over twee zijnsdimensies beschikt, die dimensie op-zich en de dimensie voor-zich (vanuit dat standpunt bezien zou er slechts één fenomeen zijn: de wereld),
- zoals men het in Einsteins fysica voordelig heeft gevonden
- om van een gebeurtenis te spreken die wordt opgevat als voorzien van ruimtelijke dimensies
- en van een temporele dimensie en die haar plaats in een tijd en ruimte bepaald;
- of dat het verkieslijker blijft ondanks alles de oude dualiteit “bewustzijn-zijn” te behouden
- voordeliger zal zijn over een zijn ze spreken dat we het fenomeen noemen
- (in het bijzonder voor de fenomenologische psychologie, voor de antropologie enzovoort)
- 765 Het handelen moet worden beschouwt zowel op het vlak van het voor-zich (geest) als op dat van het op-zich, omdat het om een proces van immanente oorsprong gaat dat een modificatie in het zijn van het transcendentie bepaald