laatste wijziging: 25-03-2021
81 V De oorsprong
V De oorsprong van het niet
Begrippen:
- vrijheid
- negatiteit
- angst
- 81 We moesten toen erkennen dat, als de ontkenning niet bestond, er geen enkele vraag zou kunnen worden gesteld en zeker niet de zijnsvraag
- 81 Waar komt het niet dan vandaan?
- 81 /// JST
- het niet is niet,
- het niet “wordt geweest “;
- het niet verniet zich niet,
- het niet “wordt “verniet”
- blijft dus over dat er een zijn moet bestaan (dat niet het op-zich kan zijn)
- dat als eigenschap heeft het niet te vernietigen,
- het met zijn z’n zijn te stutten,
- het vanuit zijn eigen bestaan voortdurend te schragen,
- een zijn waardoor het niet tot de dingen komt
- 82 We hebben gezien dat elke vraag, na haar wezen, de mogelijkheid van een ontkennend antwoord poneert
- 83 Met de vraag van het niet-zijn wordt een bepaalde negatiteit in de wereld gebracht: we zien hoe het niet de wereldkleur, een glans over de dingen recht
- 83 Het stellen van vragen is dus per definitie een menselijk proces
- 83 Er valt niet aan te twijfelen dat negatiteiten transcendente werkelijkheden zijn:
- [expand title = “afstand bijvoorbeeld dringt zich aan ons op”] Afstand bijvoorbeeld dringt zich aan ons op als iets waarmee we rekening moeten houden, dat we alleen dankzij inspanning kunnen overbruggen. Die werkelijkheden zijn echter van een heel bijzondere aard: ze markeren alle rechtstreeks een wezenlijke verhouding tussen de menselijke-werkelijkheid en de wereld. Ze komen voort uit een act van de mens, of uit een verwachting of een project, ze markeren alle een aspect van het zijn in zoverre dit verschijnt aan het menselijk zijn dat zich in de wereld engageert. En de door die negatiteiten aangegeven betrekkingen tussen de mens en de wereld hebben niets gemeen met de relaties a posteriori die voortkomen uit onze empirische activiteit. Evenmin gaat het om de verhoudingen van terhandenheid waardoor volgens Heidegger de voorwerpen van de wereld zich onthullen aan de ‘menselijke-werkelijkheid’. Elke negatiteit verschijnt veeleer als een van de wezenlijke voorwaarden voor die verhouding van terhandenheid. De totaliteit van het zijn kan zich alleen maar rondom ons ordenen als werktuigen en zich verdelen in gedifferentieerde complexen die naar elkaar verwijzen en bruikbaar kunnen zijn, als de ontkenning opdoemt niet als een ding te midden van andere dingen maar als een categoriale rubriek die de ordening en de verdeling van de grote zijns-massa’s tot dingen bepaalt. Zo wordt dankzij het opdoemen van de mens te midden van het zijn dat “hem ontsluit” een wereld onthult. [/expand]
- 83 De mens is het zijn waardoor het niet tot de wereld komt
- 84 Het is de menselijke-werkelijkheid echter niet gegeven de zijns-massa tegenover haar te vernietigen, zelfs niet voorlopig. Wat ze kan veranderen is haar verhouding tot dat zijn.
- 84 De mogelijkheid waarover de menselijke-werkelijkheid beschikt om een niet of te scheiden dat haar isoleert, heeft Descartes (na de Stoïcijnen) vrijheid genoemd.
- 84 Maar vrijheid is hier slechts een woord. Als we dieper in dit vraagstuk willen doordringen, mogen we ons niet met dat antwoord tevreden stellen en moeten we ons nu afvragen:
- Wat moet de menselijke vrijheid zijn als dankzij haar het niet tot de wereld moet komen?
- 84 […] de verhouding tussen existentie en essentie bij de mens niet vergelijkbaar is met wat ze is voor de dingen in de wereld:
- 84 /// JST De menselijke vrijheid gaat vooraf aan de essentie van de mens en maakt deze mogelijk, de essentie van het menselijk zijn is opgeschort in zijn vrijheid
- 84 /// JST Wat we vrijheid noemen, is dus onmogelijk te onderscheiden van het zijn van de menselijke werkelijkheid
- 84 /// JST De mens bestaat niet eerst om vervolgens vrij te zijn, maar er bestaat geen verschil tussen het te zijn van de mens en zijn “vrij-zijn”
- 85 Epoché : opschorten van een oordeel ( zie www.gerardnuman.nl )
- 85 We willen eenvoudigweg laten zien dat het bewustzijn wordt omgezet in een zijnsvolheid wanneer het wordt gelijkgesteld met een oneindig voorgezette causale opeenvolging en zodoende opgaat in de onbegrensde totaliteit van het zijn, zoals wel blijkt uit de zinloosheid van de pogingen van het psychologisch determinisme om zich los te maken uit het universele determinisme en zich als afzonderlijke reeks constitueren
- 87 […] een lege intentie is een ontkenningsbewustzijn dat zichzelf transcendeert in de richting van een object dat het als afwezig of niet-bestaand poneert
- 87 En in zoverre ik onophoudelijk negatiteiten gebruik om de bestaande dingen te isoleren en te determineren (dat wil zeggen om ze te denken) is de opeenvolging van mijn “bewustzijnen” een voortdurende ontkoppeling van oorzaak en gevolg, aangezien elk vernietingsproces vereist dat het zijn oorsprong alleen aan zichzelf ontleend
- 88 /// JST
-
- Als vrijheid het zijn van het bewustzijn is, moet het bewustzijn bestaan als bewustzijn van vrijheid
- 89 In de angst worden de mens zich van zijn vrijheid bewust
- 89 De angst is de zijns modes van de vrijheid als zijn ze bewustzijn
- 89 In de angst staat de vrijheid in haar zijn voor zichzelf der discussie
-
- 89 Eerst moeten we Kierkegaard gelijk
- TO DO : angst
- TO DO : vrees : inschatten wanneer een situatie gevaarlijk is
- 90 Duizeligheid : ik bevind me op een smal pad zonder leuning dat langs een afgrond loopt
- 91 Tegenstrijdige gedragswijzen:
- niet op de stenen letten, rennen, aan iets anders denken
- niet mij in de afgrond storten
- 91 Tegenstrijdige gedragswijzen:
- 92 […] door een bepaald gedrag als mogelijke constitueren en juist omdat het mijn mogelijkheid is, tot het inzicht komt dat niets meer kan dwingen dat gedrag aan te nemen
- 92 […] ben ik degene die ik zal zijn naar de modes het niet te zijn
- 92 /// JST Als niets me dwingt mijn leven te redden, belet ook niets mij mee in de afgrond te storten
24-06-2020 Bladzijde 90 tot en met 92, behandelt het pad boven de afgrond
- 93 Het voorbeeld van de afgrond wat Sartre heeft geanalyseerd heeft ons laten zien wat we de “angst voor de toekomst” zouden kunnen noemen. Er bestaat nog een vorm van angst: die voor het verleden (bijvoorbeeld de gokker die in de buurt van de speeltafel komt)
- 93 Wat de speler op dat ogenblik vast, is nog steeds de permanente breuk van het determinisme, het niet scheidt hem van zichzelf: ik had zo graag gewenst niet meer te gokken
- 94 Zodra we de hypothese van de bewustzijnsinhouden opgeven, moeten we erkennen dat er nooit een motief in het bewustzijn is: motieven zijn alleen voor het bewustzijn
- 95 Er zijn twee typen vernieting:
- *** 1 *** Het bewustzijn is niet zijn eigen motief in zoverre het volkomen inhoudsloze is. Dit verwijst ons na een vernietende structuur van het pre-reflexieve ik
- *** 2 *** Het bewustzijn bevindt zich tegenover zijn verleden en zijn toekomst als tegenover een zich dat het is naar de modus van het niet-te-zijn. Dat verwijst ons naar een vernietende structuur van de tijdelijkheid
- 95 Wat nu dient te worden opgemerkt is dat de vrijheid zich door de angsten manifesteert, wordt gekenmerkt door een voortdurend vernieuwende verplichting het ik dat het vrij zijn aanduidt, opnieuw voort te brengen
- 95 De gokker die opnieuw de synthetische waarneming van een situatie die hem verbiedt te gokken tot stand moet brengen, moet daarmee meteen ook het ik opnieuw uitvinden dat die situatie op haar waarde kan schatten, dat “in situatie is“. Dat ik is het wezen van de mens
- (Vergelijk Hegel: “Het wezen is wat is geweest”)
- 96 In de angst wordt de vrijheid tegenover zichzelf de angst bevangen in zoverre ze door niets ooit wordt opgeroepen of belemmerd
- 97 Het bewustzijn van de mens in actie is onbereflecteerd bewustzijn
25-06-2020 Kortom: zal ik wel of niet iets doen / ondernemen ?
- 99 In wat we de wereld van het onmiddellijke kunnen noemen, die zich aan ons om reflecteerde bewustzijn aanbiedt, verschijnen we dus niet eerst aan onszelf om vervolgens in ondernemingen te worden gestort.
- Maar ons zijn is onmiddellijk “in situatie“, dat wil zeggen dat het in ondernemingen opdoemt en zich eerst kent in zoverre het zich op die ondernemingen gereflecteerd.
- We ontdekken ons dus in een wereld vol eisen, midden in projecten “in uitvoering”
- 100 Maar dat project van mijzelf in de richting van een eerste mogelijkheid, die maakt dat er waarden, oproepen, verwachtingen zijn en in het algemeen een wereld, verschijnt juist aan mij slechts aan gene zijde van de wereld als de abstracte en logische zin en betekenis van mijn ondernemingen.
- Wat het overige betreft bestaan er concrete wekkers, bordjes, belastingformulieren, politieagenten, allemaal barrières tegen de angst.
- Maar zodra de onderneming zich van mij verwijderd, zodra ik op mijzelf ben aangewezen omdat ik mezelf in de toekomst moet verwachten, ontdekking mijzelf plotseling als iemand die de wekker zijn betekenis geeft,
- die zichzelf op grond van een bordje verbiedt op een bloembed of op een gazon te lopen,
- die urgentie verlenen aan het bevel van de chef,
- die beslist over het belang van het boek dat hij aan het beschrijven is
- en die tenslotte maakt dat er waarden bestaan om zijn handelen te bepalen aan de hand van de eisen die ze stellen
- Wat het overige betreft bestaan er concrete wekkers, bordjes, belastingformulieren, politieagenten, allemaal barrières tegen de angst.
- 103 Het gaat erom het ik te beschouwen als een kleine god die in mei huist en mijn vrijheid als een metafysische deugd bezit
- 103 Het gaat erom mijn vrijheid in mijn ik te vatten als de vrijheid van een ander (zie derde deel : hoofdstuk 1 )
- 103 TO DO Bergson : theorie van het diepe ik Tijd en vrije wil
- 104 Zo heeft Bergson door een projectie van de vrijheid (die we in ons vatten) in een psychisch object dat het ik is, ertoe bijgedragen onze angst te maskeren, maar ten koste van het bewustzijn zelf. Wat hij aldus heeft geconstitueerd en beschreven is niet onze vrijheid zoals ze zich aan zichzelf verschijnt, het is de vrijheid van een ander
- 104 Zo ontvluchten we de angst door te trachten ons van buitenaf te vatten als een ander of als een ding
- 104 Lukt het ons om met die verschillende constructies onze angst onderdrukken of te verhullen? Het staat vast dat we hem niet kunnen wegnemen omdat de angst zijn
- 105 Maar als ik ben wat wat ik wil verhullen, gaat de vraag er heel anders uitzien: ik kan namelijk slechts willen een bepaald aspect van mijn zijn “niet in te zien”als ik precies op de hoogte ben van het aspect dat ik niet wil zien. Wat betekent dat ik het moet aanwijzen in mijn zijn om me ervan te kunnen afkeren; sterker nog, ik moet er voortdurend aan denken om ervoor te waken er niet aan te denken
- 105 /// JST Die vernietende macht verniet de angst in zoverre ik hem ontvlucht en verniet zichzelf in zoverre ik hem ben om hem te ontvluchten.
- Dat heet kwade trouw.
- Het gaat er dus niet om de angst uit het bewustzijn te verdrijven; ik kan me heel gewoon te kwade trouw overgeven aan het ervaren van de angst die ik ben en die kwade trouw
- ( die is bedoeld om het niet dat ik in mijn verhouding tot mezelf ben op te vullen)
- impliceert nu juist het niet dat door de kwade trouw wordt weggenomen
- ( die is bedoeld om het niet dat ik in mijn verhouding tot mezelf ben op te vullen)
- 105 We hebben dus te maken met twee vormen van menselijke extase:
- de extase die ons in het op-zich-zijn werkt en
- de extase die ons aan het niet-zijn bindt
- 106 Klaarblijkelijk moeten we het fundament van elke ontkenning vinden in een vernieting die zich binnen de immanentie zelf voltrekt; in de absolute immanentie, in de zuivere subjectiviteit van het instantane ik moeten we de oorspronkelijke act ontdekken waardoor de mens voor zichzelf zijn eigen niet is. Wat moet het bewustzijn zijn in zijn zijn zodat de mens in en uitgaande van het bewustzijn opdooemt in de wereld als het zijn van zijn eigen niet is en waardoor het niet in de wereld komt?
- Immanentie (letterlijk: er in blijvend) is de filosofische aanduiding voor dat wat tot de structuur van iets behoort en deze niet overschrijdt. In de kennistheorie is immanent bijvoorbeeld dat wat het bewustzijn niet te boven gaat maar binnen de ervaring of het bewustzijn blijft.
- Immanuel Kant gebruikte het begrip “transcendent” in zijn kennistheorie. Hij noemde zijn epistemologische onderzoek een ‘transcendentale analyse‘ omdat hij kenbaar probeerde te maken dat ons kenvermogen beperkingen heeft. Zijn filosofie staat dan ook bekend als het transcendentaal idealisme, waarbij ’transcendentaal’ slaat op dat wat de grenzen van de kennis aangeeft.
- Het begrip ‘transcendent‘ daarentegen werd door Kant gebruikt in de betekenis van ‘buitenzintuiglijk’, oftewel hetgeen wat niet voor de ervaring toegankelijk is.
immanentie
- “er in blijvend ” ( bijvoorbeeld binnen het bewustzijn)
transcendentie:
- overstijgend
- Buiten zintuiglijk
- wat NIET voor de ervaring toegankelijk is