Boudry – inleiding
Het gaat meetbaar wereldwijd beter, want armoede neemt af, terwijl de wereldbevolking groeit en de levensverwachting toeneemt. Dit dankzij zaken als de afname van kindersterfte en infectieziektes. Tegelijkertijd nee het menselijk welzijn wereldwijd toe, bijvoorbeeld doordat er mind r geweld, minder oorlog en er bijna geen slavernij meer is. Sinds de verlichting gaat alles beter en volgens Boudry is dit geen geloof maar een feit. Dat alles beter gaat is op basis van cijfers op het gebied van armoede, levensverwachting, misdaad en meer. Hier is een trend in de goede richting zichtbaar. Toch heerst er veel pessimisme over de huidige staat en de toekomst van de wereld. Boudry onderscheidt in zijn inleiding vier soorten vooruitgangsontkenners die steeds terugkeren in de hoofdstukken toegepast op verschillende mastschappelijke problemen. Het doel van dit boek is om deze doemdenkers te ontkrachten.
- Ten eerste de nostalgische pessimisten, zij geloven dat het vroeger beter was. Dit kan terugslaan op hun eigen jeugd of verder terug in de tijd toen mensen nog in harmonie met de natuur leefden.
- Ten tweede de doemdenkers van de `wacht-maar’ school. Die stellen dat de huidige wereld beter is dan vroeger, maar dat het einde van de voorspoed in zicht is. De mensheid staat op het punt in de afgrond te vallen, want vooruitgang kan niet oneindig verder ontwikkelen.
- Ten derde de cyclische pessimisten, zij argumenteren dat de wereldgeschiedenis vaker vooruitgangsfasen kende die altijd weer tot een einde komen. De geschiedenis is een eeuwige cyclische wederkeer, een periode van ontwikkeling wordt altijd opgevolgd door één van verval.
- Tot slot, tredmolendenkers erkennen de huidig vooruitgang, maar geloven alsnog niet dat er vooruitgang is. Het ene morele kwaad is dat mensen zijn niet gelukkiger worden van de levensstandaard en dit is teleurstellend.