laatste wijziging: 28-07-2022
III derde dimensie
DEEL 3 Het voor-de-ander
Tweede hoofdstuk : Het lichaam
457 III De derde ontologische dimensie van het lichaam
- 457 Drie dimensies:
- Ik besta mijn lichaam : dat is zijn eerste zijnsdimensie.
- Mijn lichaam wordt door de ander gebruikt en gekend: dat is zijn tweede dimensie.
- Maar in zoverre ik voor de ander ben, onthult de ander zich aan mij als het subject waarvoor ik object ben. Zoals we hebben gezien, is dit zelfs mijn fundamentele relatie met de ander. Ik besta dus voor mij als door de ander gekend — in het bijzonder juist in mijn facticiteit. Ik besta voor mij als door de ander als lichaam gekend.
- Dat is de derde ontologische dimensie van mijn lichaam.
- 458 […] om te beginnen dat dat geheel van zintuigen die zichzelf niet kunnen vatten, zich aandient als elders en door anderen gevat
- 458 Daar het vervreemd is, ontstaat mijn lichaam mij in de richting van een
- werktuig-tussen-de-werktuigen-zijn een
- door-zintuiglijke-organen-vervat-zintuiglijk-orgaan-zijn (Heidegger achtig . . . ) ,
- wat gepaard gaat met een vervreemdende vernietiging een concrete instorting van mijn wereld,
- die wegvloeit naar de ander toe en door de andere als zijn wereld zal worden waargenomen
- wat gepaard gaat met een vervreemdende vernietiging een concrete instorting van mijn wereld,
- 463 Er moet nog een afwijkend type verschijning worden beschreven. Ik kan namelijk mijn handen zien, mijn rug aanvragen, de geur van mijn zweet ruiken
- 464 Handen hebben, handen hebben die elkaar kunnen aanraken:
-
- dat zijn twee feiten die zich op hetzelfde vlak van contingentie bevinden
- en die zich als zodanig tot het domein van de loutere anatomische beschrijving of van de metafysica behoren.
- We kunnen ze niet als fundament van een analyse van de lichamelijkheid nemen
- en die zich als zodanig tot het domein van de loutere anatomische beschrijving of van de metafysica behoren.
- dat zijn twee feiten die zich op hetzelfde vlak van contingentie bevinden
-
05-10-2020 Dit geldt niet voor het oog, want het ene oog kan de andere niet zien
- 465 Uit talrijke observaties is gebleken dat een baby van twee maanden zijn hand niet als zijn hand ziet
- 465 Als we haar op haar plaats en haar tijdstip, in haar oorspronkelijke contingentie (niet – noodzakelijkheid )beschouwen, dat valt niet in te zien dat die waarneming nieuwe problemen kan oproepen.
- Het lichaam is het instrument dat ik ben.
- Het is mijn facticiteit (kunstmatigheid) ‘midden in de wereld’ te zijn in zoverre ik haar overschrijd in de richting van mijn in-de-wereld-zijn.
- Weliswaar is het me radicaal onmogelijk ten aanzien van die facticiteit een globaal standpunt in te nemen, anders zou ik die niet meer zijn.
- Maar wat is er verbazingwekkend aan dat bepaalde structuren van mijn lichaam zich vanuit een radicaal verschillend standpunt, zonder dat ze ophouden betrekkingscentra voor de objecten van de wereld te zijn, ordenen naar de andere objecten om samen met deze een van mijn zintuiglijke organen als partieel betrekkingscentrum aan te duiden dat zich als gestalte tegen het achtergrond-lichaam verheft?
- Dat mijn oog zichzelf ziet, is vanuit zijn aard onmogelijk. Maar wat is er verbazingwekkend aan dat mijn hand mijn ogen aanraakt? Men zou er alleen maar verbaasd over kunnen zijn als men de noodzakelijkheid voor het voor-zich om als concreet standpunt ten aanzien van de wereld op te doemen, had gevat als ideale verplichting die strikt tot kenbare relaties tussen de objecten en tot simpele regels voor de ontwikkeling van mijn kennis is te herleiden, in plaats van er de noodzakelijkheid van een concreet en contingent bestaan midden in de wereld in te zien.
- Het lichaam is het instrument dat ik ben.