laatste wijziging: 15-06-2020
295 Z&T Afdeling 2 er-zijn en tijdelijkheid
Begrippen:
- (de) dood
- tijd
- tijdelijkheid
TO DO : samenvatting
295 §45 De uitkomst van de voorbereidende
fundamentele analyse v h er-zijn
en de taak van een oorspronkelijke
existentiale interpretatie van
dit zijnde
- 295 Wat heeft de voorbereidende analyse van het er-zijn opgeleverd, en wat zoeken we?
- Gevonden hebben we de grondgesteldheid van het zijnde in kwestie, het in de wereld zijn, met ontsloten hij als het centrum waarom het in al zijn wezenlijke structuren draait.
- Dit heelheid van dit structuurgeheel bleek de zorg te zijn.
- In de zorg ligt het zijn van het er zijn besloten.
- De analyse van dit zijn nam als leidraad wat we vooruitgrijpend als het wezen van het er zijn hebben bepaald, de existentie.
- Die benaming is een formele aanduiding in houdt een: het er-zijn is als een verstaan in de zin van een kunnen-zijn, dat het in dit zijn om dit ze zijn van het eigene gaat
- Het zijnde, dat op die manier is, ben ik telkens zelf
- De uitwerking van dit fenomeen van de zorg bood inzicht in de concrete gesteldheid van de existentie, dat wil zeggen in haar gelijk oorspronkelijk het samenhang met de facticiteit en het vervallen van het er-zijn
- 295 Wat we zoeken is het antwoord op de vraag naar de zin van zijn zonder meer, en daaraan voorafgaand de mogelijkheid om die grond vraag van iedere ontologie op een radicale manier uit te werken
- 297 Existentie houdt in: kunnen-zijn — maar ook eigenlijk kunnen-zijn. Zolang de existentiale structuur van het eigenlijke kunnen-zijn niet in de idee van de existentie is opgenomen, ontbreekt het het voor zicht dat een existentiale interpretatie lijdt aan oorspronkelijkheid
- 297 Weliswaar hebben we beweert dat de zorgende heelheid van het structuur geheel van de gesteldheid van het er-zijn uitmaakt, maar het is de vraag of het uitgangspunt van de interpretatie niet al betekent dat we moeten afzien van de mogelijkheid het er-zijn als geheel voor ogen te brengen.
- De alledaagsheid is immers juist het zijn “tussen” geboorte en dood
- 298 In het er-zijn staat, zolang het is, telkens nog iets uit wat het kan en zal zijn. Tot dit “nog uitstaande” behoort ook het “einde” zelf. Het “einde” van het in-de-wereld-zijn is de dood
- 298 Maar we kunnen het ten-einde-zijn van het er-zijn in de dood, en dus het heel-zijn van dit zijnde, fenomenaal alleen op adequate wijze in de uiteenzetting van het mogelijke heel-zijn opnemen, als we eerst een ontologisch toereikend, dat wil zeggen existentiaal begrip van de dood hebben verkregen.
- 299 Maar van een eigenlijk kunnen-zijn getuigt het geweten Die leidt tot het inzicht dat een eigenlijk kunnen-zijn van het er-zijn besloten ligt in het geweten-willen-zijn
- 299 […] de oorspronkelijke ontologische grond van de existentialiteit van het er-zijn is de tijdelijkheid
- 299 Van daaruit —— vanuit de tijdelijkheid —— wordt dan begrijpelijk waarom het er-zijn in de grond van z’n zijn geschiedmatig is, waarom het dat kan zijn en hoe het als geschiedmatig zijnde geschiedenis kan schrijven
- 299 Als de tijdelijkheid de oorspronkelijke zijnszin van het er-zijn uitmaakt, en als het dit zijnde bovendien in z’n zijn om dit zijn zelf gaat, dan moet de zorg “tijd” nodig hebben en dus met “de tijd” te rekenen
- 299 De tijdelijkheid van het er-zijn ontwikkelt een “tijd-rekening”
- 300 De opheldering van de oorsprong van de tijd waarin het binnenwereldlijk zijnde tegemoet treedt, de tijd als intratemporaliteit, toont een wezenlijke tijdigingsmogelijkheid van de tijdelijkheid
- 300 Het onderzoek doorloopt de volgende stadia:
- Hoofdstuk 1: Het mogelijk heel-zijn van het er-zijn en het zijn-tegen-dode
- Hoofdstuk 2: De in het er-zijn gelegen betuigingen van een eigenlijk kunnen-zijn en de vastbeslotenheid
- Hoofdstuk 3: Het eigenlijke heel-kunnen-zijn van het er-zijn en de tijdelijkheid als de ontologische zin van de zorg
- Hoofdstuk 4: Tijdelijkheid en alledaagsheid
- Hoofdstuk 5: Tijdelijkheid en geschiedmatigheid
- Hoofdstuk 6: Tijdelijkheid en intratemporaliteit als oorsprong van het vulgaire tijdsbegrip