laatste wijziging: 26-03-2021

– 100 – blz 103


De idealisten: George Wilhelm Friedrich Hegel

De ultieme waarheid wordt langzaam onthuld door de zich ontvouwende evolutie van de ideeëngeschiedenis


Hegel, een Duits idealist die in Stuttgart werd geboren, hij was misschien wel de moeilijkste, maar ook de invloedrijkste filosoof sinds Kant.

Zijn belangrijkste werken zijn de vroege “Phanomenologie des Geistes” en de rijpere “Grundlinien der Philosophic des Rechts. “

Hegel ging verder waar Kant was opgehouden in een poging een grootse metafysica te construeren om de kloof tussen verschijning en werkelijkheid te overbruggen die het `transcendentale idealisme’ van Kant wijd open scheen te laten.

Omdat volgens de metafysica van Kant de geest bepaalde categorieën op de ervaring projecteert, is het hoogste wat de menselijke kennis kan bereiken een complete en systematische kennis van de fenomenen die zich aan de geest voordoen. Dit laat de werkelijkheid achter die verschijningen, wat Kant “de noumenale wereld” noemt, volledig buiten bereik van de menselijke conceptie. Kant zag dat resultaat als onvermijdelijk, maar Hegel vond het onaanvaardbaar. In de filosofie van Hegel wordt de ultieme waarheid langzaam onthuld door de zich ontvouwende evolutie van de ideeëngeschiedenis.

Er is een absolute waarheid en die is volgens Hegel geen propositionele, maar eerder een conceptuele waarheid. Dit moeilijke idee kan beter begrepen worden als we eerst naar zijn opvattingen over de ontwikkeling van de geschiedenis en van het denken kijken. Volgens Hegel is het fundamentele principe van de begrijpende geest de onwaarheid van contradicties. Als een idee een contradictie blijkt te bevatten, ontstaat er een nieuwe fase in de ontwikkeling van de gedachte. Hegel noemt dit proces “dialectisch”.

De hegeliaanse dialectiek begint met een these, die aanvankelijk voor waar wordt gehouden. Bespiegeling onthult dat er een tegengesteld standpunt tot de these bestaat, dat Hegel de “antithese” noemt en dat even legitiem is. Geconfronteerd met twee onverenigbare ideeën, these en antithese, ontstaat er een nieuwe, derde mogelijkheid, die Hegel de “synthese” noemt.

De synthese wordt de nieuwe these, waarvoor vroeger of later een antithese wordt gevonden, waarna er een nieuwe synthese wordt gegenereerd enzovoort. Dit stapsgewijze en in Hegels opvatting noodzakelijke ontvouwen van gedachten is een progressie naar de absolute waarheid en zelfs naar een absolute, universele geest.

Maar de waarheid is voor Hegel niet propositioneel. De waarheid hoort met andere woorden niet tot de beweringen die zeggen dat de wereld, of werkelijkheid, van die of die aard is. Het bereiken van de waarheid is in Hegels filosofie het bereiken van compleetheid, van de transcendentie van alle beperkingen. Ideeën of `concepten’, om in Hegels terminologie te blijven, zijn die dingen die onwaar kunnen zijn. Onwaarheid is niet meer dan beperking, het incompleet begrijpen van het Absolute. Dat betekent dat voor Hegel gefalsifieerde wetenschappelijke theorieën in zichzelf niet fout zijn, maar slechts een deel van het verhaal vertellen. Het zijn beperkte concepties van een alles omvattende waarheid. Hegels dialectische proces eindigt met een grootse metafysische conceptie van de universele geest. Hij schrijft: Het “absolute” gebod, “ken uzelf’, of we het nu geïsoleerd bekijken of in de historische context waarin het verschijnt – is niet enkel een oproep om zelfkennis te verkrijgen van de eigen capaciteiten … van het enkelvoudige zelf. De kennis waar het om gaat, is die van de echte werkelijkheid van de mens – van wat in de diepste kern en uiteindelijk waar en echt is – kennis van de geest als het ware en essentiële wezen: De complexiteiten in de hegeliaanse filosofie zijn groot en misschien daardoor en door de duisterheid van zijn boeken zijn er talrijke filosofische stromingen voortgekomen uit zijn werk. Maar de belangrijkste filosoof die sterk door Hegel werd beïnvloed was misschien wel Karl Marx.