laatste wijziging: 02-04-2021
423 B kunst-religie
VII De religie
423 B De kunst-religie
[… ] dat de mens zichzelf als Mens aanbidt
Volgens Hegel kan de kunst ##
- Hegel ontwikkelt deze gedachte van de kunst-religie in hoofdstuk VII. Hij onderscheidt:
- de ‘natuurlijke religie’ (het lichtwezen, de plant en het dier, de werkmeester),
- de ‘kunstreligie’ (het abstracte kunstwerk, het levende kunstwerk, het geestelijke kunstwerk) en de
- ‘geopenbaarde religie’. In de geopenbaarde religie staat de menswording van het goddelijke wezen in het christendom centraal.
- Hegel bespreekt de kunst-religie aan de hand van de cultuur van de oude Grieken met onder andere een beschrijving van het epos, de tragedie en de komedie.
- Boek: 100 essentiële denkers – Philip Stokes – 2002 – ISBN 9059470230 bladzijde 157:
- Hegels filosofie van de religie bereikt zijn hoogtepunt in de stelling:
- “De inhoud van de christelijke religie als het hoogste ontwikkelingsstadium van de religie als zodanig valt geheel en al samen met de inhoud van de ware filosofie.”
- De filosofie is het bewijs voor de waarheid dat god liefde, geest, substantie en een eeuwig in zichzelf terugkerend proces is.
- De mens kent god slechts in zoverre god zichzelf in de mens kent.
- Dit is het weten van het weten, het zelfbewustzijn van god in een oneindig bewustzijn.
- Hegels gnostische theosofie identificeert het menselijk weten met de voltooiing van Gods werkelijkheid.
- Dat is de hoogste ambitie die ooit door een filosofie vooropgesteld werd.
- Hegels filosofie van de religie bereikt zijn hoogtepunt in de stelling:
- 423 De geest heeft ##
- 423 De religie van de zedelijke geest
- 424 In zo’n tijdperk (het oude Griekenland) treedt de absolute kunst op