laatste wijziging: 02-12-2022

14 Ignatieff – Troost

   Auteur: Ignatieff, Michael        
     Boek: Troost als licht in donkere tijden - 2021     
  Gelezen: SENIA leeswijzer        
     Voor: Senia Assen Fil 3 
Besproken: Vrijdag 4 november 2022 en vrijdag 2 december 2022

02-12-2022 Troost is een begrip dat heel veel aspecten heeft: gevoel, medemenselijkheid, zonder oordeel

Inleiding: Na het paradijs

  1. Het boek Job en de psalmen – 21
  2. Brieven van Paulus – 38
  3. De tranen van Cicero – 56
  4. Marcus Aurelius’ confrontatie met de barbaren – 73
  5. De Consolatione: over de troost van de filosofie: Boëthius en Dante. – 88
  6. El Greco: de begrafenis van de graaf van Orgaz – 106
  7. De laatste essays van Michel de Montaigne – 113
  8. De niet verstuurde brief : David Hume – 128
  9. Troost van de geschiedenis: Condorcet. – 141
  10. Karl Marx en het communistisch manifest – 159
  11. Oorlog en vertroosting: de toespraak van Abraham Lincoln – 178
  12. Gustav Mahlers Kindertotenlieder – 193
  13. Max Weber en de protestantse ethiek – 210
  14. De troost van getuigenis: Anna Achmatova, Primo Levi en Miklos Radnoti – 226
  15. De pest van Albert Camus – 242
  16. Vaclav Havels brieven aan Olga – 261
  17. Cecily Saunders en het ontstaan van het moderne hospice – 275

Epiloog – 289

 

.

INTRODUCTIE

Waar haalden Cicero, Dante of Albert Camus hun troost of moed vandaan toen ze werden geconfronteerd met verlies of een ramp. Wat doe je als je denkt: hoe kan ik nu verder? Na het horen van psalmtoonzettingen tijdens het Utrechtse Festival voor Oude Muziek laten deze vragen Michael Ignatieff niet meer los.

Troost beschrijft verschillende doctrines over vertroosting maar is toch vooral een boek over mensen. Wat kunnen we leren uit hun worsteling, kunnen we hoop putten uit hoe zij met moeilijke situaties omgingen? Ignatieff begon met het schrijven van Troost in 2017. Door de Corona pandemie is het thema nog actueler geworden.

.

Inleiding: Na het paradijs

Troost bieden komt van het Latijnse “consolor“, samen verlichting vinden. We zoeken of bieden vertroosting als we elkaars lijden delen, op zoek naar een manier om het geloof terug te vinden dat het leven de moeite waard is. Het geloof in een hiernamaals vormde duizenden jaren de basis voor hoop en vertroosting. Troost was ook een onderwerp in de stoïcijnse filosofie. Tegenwoordig behandelen we lijden na verlies als een sekte waarvoor medische hulp kan worden ingeroepen. Maar daarmee verliezen de woorden van vertroosting en hoop hun breder kader of verhaal. Als we de context begrijpen waarin onze voorouders vertroosting vonden, kunnen we leren van hun ervaringen. De gebruiken naast troost andere woorden voor het omgaan met verlies. Opbeuren is meer van voorbijgaande aard, vertroosting is blijvend. Berusting is het tegenovergestelde van vertroosting. Berusten is de hoop opgeven dat het anders kan zijn. Als je je verliezen aanvaardt en je met het leven verzoent kun je hoop houden op wat de toekomst nog kan brengen.

Het belangrijkste element van troost is hoop. Troost vinden is je verzoenen met het feit dat de wereld is zoals hij is, zonder hoop op gerechtigheid te verliezen.

.

1.    Het boek Job en de psalmen – 21

Troost berust op de religieuze gedachte – het geloof – dat ons bestaan zinvol is. Daarom begint Ignatieff met de religieuze zoektocht naar de zin van het lijden: hoe kun je in hoop blijven leven ondanks lijden en verlies? Job had het geluk altijd aan zijn kant gehad totdat Satan insinueert dat Jobs geloof samenhangt met zijn voorspoed. De ene na de andere ramp voltrekt zich. Drie vrienden, hem te overtuigen schuld te aanvaarden als straf voor zijn fouten. Maar Job vindt dat god hem straft zonder reden. hij gelooft in zijn eigen onschuld.

Job wil een antwoord en richt zich direct tot god. In zijn antwoord eist god volledige gehoorzaamheid aan de door Job onkenbare orde. Job ziet dit als erkenning en verzoent zich met zijn lot. We moeten ons best blijven doen om de zin van ons kunnen we die betekenis nooit doorgronden.

Ook als we niet gelovig zijn ontroeren deze woorden. We voelen ons de verbonden met de keten van zingeving uit het verleden. Het boek Psalmen legt de nadruk op de gemeenschappelijkheid van leed, we zijn niet alleen. Troost heeft deze herkenning nodig. Als je wilt  wil troosten moet je steeds weer zeggen: “Ik weet het, ik weet het”

.

2.    Brieven van Paulus – 38

In 37 AD, nadat hij getuige was geweest van de steniging van Stephanus, was Paulus op weg naar Damascus en hoorde plots een stem afkomstig uit een verblindend licht. Dat deed hem twijfelen aan de rechtschapenheid van zijn joodse geloof: wat als Christus inderdaad de Messias was? De brieven van Paulus zijn de eerste geschreven geloofsbelijdenis. Hij veranderde met deze grondslag het christendom van een joodse sekte in een religie die openstond voor iedereen. Het Oude Testament was alleen geschreven voor het uitverkoren volk. De teksten van stoïsche en epicurische filosofie waren voor de Griekse en Romeinse elites.
Paulus ontwikkelde een taal van vertroosting die de gelijkheid van slaven en vrije mensen bevestigde. Lijden en rampspoed horen bij het leven en zijn een bewijs van de veerkracht van het geloof. Hij verwijst veelvuldig naar Job en de psalmen en benadrukt ook zijn eigen lijden: hij zag in dat troost alleen werkt wanneer gelovigen hun eigen twijfels weerspiegeld zien. Hij schrijft in zijn brieven: ‘Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde’.
Na 20 jaar keert Paulus terug naar Jeruzalem. Als hij voor de rechtbank wordt gedaagd beschuldigt hij de rechters van huichelarij, een echo van de woorden van Stephanus. Hij wordt overgebracht naar Rome waar hij tijdens de zuiveringen van Nero de dood vindt.

.

3.    De tranen van Cicero – 56

De aanhangers van de stoïsche en epicurische filosofie zagen lijden als een tegenslag die met zelfdiscipline overwonnen moest worden.

14-10-2022 In 1 zin 2 filosofieën ?

In de heidense filosofie bestond geen schepping die betekenis geeft; vertroosting komt niet van verlossing maar van respect van medeburgers. Cicero was een meester van de stoïsche leer en schreef een – verloren gegaan – boek over vertroosting: Consolatio. Toen zijn dochter Tullia overleed bleken zijn filosofische wijsheden echter niet in staat om zijn lijden te verlichten.
Voorafgaand aan Tullia “˜s dood stapelen de tegenslagen in Cicero’s leven zich op: hij krijgt spijt van zijn huwelijk met een veel jongere leerling, de politieke allianties die hij steunt, zijn aan de verliezende hand en Julius Caesar heeft de senaat buiten spel gezet. Trouw aan de stoïsche code onderging hij die tegenslagen in kalmte. Lijden is een gevolg van wendingen van het lot en die moeten we aanvaarden.
Als Tullia overlijdt is Cicero ontroostbaar: de stoïcijnse zelfbeheersing laat hem in de steek. Zijn vrienden waarschuwen hem dat zijn verdriet hem kwetsbaar maakt voor zijn vijanden. Hij vindt tijdelijke verlichting in het schrijven van Consolatio. Na enkele maanden herpakt hij zich en vindt zijn troost in zijn rol als dienaar van de republiek. Deugdzaamheid en moed zijn de belangrijkste eigenschappen voor een man. Zijn eerdere verdriet was een teken van lafheid geweest: ‘Een wijs man wordt nooit geraakt door verdriet, want wijze mannen zijn moedig’. De code van stoïcijnse zelfbeheersing en de gedachte dat een man zijn emoties moet onderdrukken leeft voort tot de dag van vandaag. Leed moet hij met droge ogen en beheerst doorstaan: troost put hij uit goedkeuring van gelijken.

.

4.    Marcus Aurelius’ confrontatie met de barbaren – 73

De Romeinse keizer Marcus Aurelius schreef zijn “Overpeinzingen” in de 2e eeuw AD. Hij was toen al 15 jaar keizer en zijn eenvoudige levensstijl en afkeer van franje en rijkdom maakte hem niet populair. Hij voerde een succesvolle strijd tegen de barbaren maar de wreedheid van het slagveld vervulde hem steeds meer met afschuw. Als keizer kon hij hier met niemand over praten: dat zou zijn autoriteit als onverslaanbare veldheer ondermijnen. De enige persoon aan wie hij zijn afschuw kon bekennen was hijzelf. De Overpeinzingen boden hem troost in de vorm van een biecht. De façade van stoïcijnse deugd was een toneelstuk, daar kon hij geen troost uit putten. Uit angst voor vergankelijkheid verviel hij steeds meer in een opsomming van wijze lessen voor het nageslacht. Hij beschreef hoe hij troost putte – niet uit zijn bekentenis, maar uit de overtuiging van zijn geboren leiderschap en zijn rol en plichten als keizer. Maar uiteindelijk is hij onsterfelijk geworden door de aantekeningen die bedoeld waren voor zichzelf. De Overpeinzingen bieden troost aan anderen door hun openhartige beschrijving van zijn eenzaamheid en angsten. Zelfs een keizer kon met de stoïcijnse leer zijn angsten en twijfels niet overwinnen.

.

5.    De Consolatione: over de troost van de filosofie: Boëthius en Dante. – 88

Drie eeuwen na Aurelius’ Overpeinzingen zijn de leiders van de barbaarse stammen de nieuwe heersers van het West-Romeinse rijk. De positie van de senaat en de aristocratie is ernstig verzwakt. Boëthius, een telg uit een oud Romeins geslacht, schopt het tot hofmaarschalk onder de barbaarse keizer Theodorik.

De gespannen verhouding tussen Theodorik en de Romeinse patriciërs komt tot een uitbarsting als de keizer de senaat beschuldigt van een complot om hem te ontzetten. Boëthius kan zich niet inhouden en roept: “Als je hen beschuldigt, beschuldig je mij”. Hierop veroordeelt Theodorik hem tot de doodstraf.
In zijn dodencel in Pavia belandt Boëthius in een radicale geloofscrisis. Hij wil zijn lot als een Romein ondergaan: niet treuren over verlies van roem of rijkdom want die zijn vergankelijk en onbelangrijk. Maar waarom stond God het onrecht van zijn lot toe? Om zijn lot te begrijpen schrijft hij De Consolatione, een dialoog met zijn ingebeelde `vrouwe Philosophia’. Zij vertolkt de nuchtere rede en spoort hem aan om zijn lot stoïcijns te aanvaarden. Maar moet hij dan het idee van God uit zijn hoofd zetten, en aanvaarden dat de wereld wordt geregeerd door toeval? Als het leven een ‘rad van fortuin’ is dat we niet naar onze hand kunnen zetten, wat is dan de zin van geloof? De wijze woorden van Philosophia boden geen troost voor zijn melancholie.

Boëthius putte troost uit het neerschijven van zijn innerlijke strijd en zijn geloof in het idee dat filosofisch denken ons in staat stelt om lijden te dragen. Ook al weten we niet of hij daar zelf in is geslaagd. Acht eeuwen later: Dante laat zich voor zijn Beatrice inspireren door Boëthius‘ vrouwe Philosophia. Dante concludeert dat de rede niet volmaakt is in het bieden van troost, we hebben daarnaast geloof nodig. Maar hij heeft diep respect voor de poging van Boëthius en plaatst hem in de hemel samen met Thomas van Aquino en Albertus Magnus. Dante stelt zo de filosofie weer in dienst van het geloof: slechts dan kan de rede troost bieden.

.

6.    El Greco: de begrafenis van de graaf van Orgaz – 106

Het schilderij van El Greco uit de 16e eeuw, geschilderd bijna drie eeuwen na de dood van Orgaz, beeldt de legende uit dat de heiligen Stephanus en Augustinus uit de hemel verschenen om de ziel van Orgaz naar de hemel te begeleiden. De 16e eeuw is een onrustige periode in de Spaanse geschiedenis: de inquisitie jaagt op ketters en enkele jaren na voltooiing van het schilderij wordt de Spaanse armada verslagen in Engeland. Er is ‘angst net buiten de rand van het doek’. Het schilderij biedt troost door te laten zien dat het paradijs binnen handbereik ligt en dat geloof de samenleving kan verbinden door de tijd heen. Tijd is een terugkerend thema van vertroosting: het verleden kan niet ongedaan worden gemaakt en de toekomst is onzeker. Het schilderij laat zien dat we kunnen ontsnappen aan de onvermijdelijkheid van de voortgang van de tijd en opgenomen kunnen worden in de hemel.

.

7.    De laatste essays van Michel de Montaigne – 113

In tegenstelling tot El Greco laat Montaigne de troost loskomen van het geloof. Hij vindt troost in de verzoening met het leven en het menselijk lichaam. Vertroosting verplaatst zich bij Montaigne van het verstand naar het gevoel: het leven is de moeite waard omdat we het voelen stromen in onze aderen.
Montaigne was inmiddels in de vijftig en werd gekweld door nierstenen. Hij vond geen vertroosting in de genoegens van zijn landgoed, zijn huwelijk of zijn indrukwekkende staat van dienst. De godsdienstoorlog had zijn geloof in ideologieën doen wankelen, die mondden steeds weer uit in fanatisme en wreedheden.
De pestepidemie dwong hem tot nadenken over sterfelijkheid. Hij kwam tot het inzicht dat de stoïsche filosofen het bij het verkeerde eind hadden: de dood is geen doel van het leven, op tegenspoed kun je je niet voorbereiden. Hij ontdekt dat troost te vinden is in het simpelweg leven. Die stemming vormt de achtergrond van het derde deel van zijn essays. Aanvankelijk dacht hij dat afleiding alleen tijdelijke verlichting biedt, en niet ‘de bijl aan de wortels legt’. In het derde deel komt hij tot het inzicht dat afleiding en uiteindelijk vergeten juist ware troost biedt. Lichaam en geest zijn verbonden en de rede alleen kan geen troost bieden voor pijn. Hij vindt troost in de natuur en de routine van dagelijkse gewoontes en gezelschap van mensen.

.

8. De niet verstuurde brief – David Hume – 128

Gekweld door depressies verhuist de 23-jarige David Hume naar Frankrijk en voltooit daar vier jaar later zijn Treatise of Human Nature. Hij komt tot de conclusie dat de rede geen meester maar juist slaaf van de passies is. Er zijn geen filosofische antwoorden op metafysische vragen zoals: `wie ben ik’. De rede is niet in staat om `deze filosofische melancholie en delirium’ te genezen. Depressie en eenzaamheid hadden hem geleerd dat voor vertroosting het denken niet volstaat: andere mensen zijn nodig. Filosofie moet afstand nemen van religie, het gebied van vertroosting achter zich laten en zich beperken tot epistemologie en conceptuele analyse.

Hume zette zich tot zijn dood of tegen de gedachte dat voor vertroosting goddelijke genade nodig is. Vlak voor zijn dood schreef hij het essay My Own Life, zijn `eigen grafrede’. Niet zonder zelfspot beschrijft hij zijn lange weg naar roem: de Treatise ‘viel doodgeboren van de pers’ en ook volgende geschriften werden nauwelijks opgemerkt. Zijn laatste jaren geniet hij beperkte bekendheid als ‘Le bon David’ in de Parijse salons. Met dit essay heeft hij een nieuwe bron van vertroosting gevonden: de autobiografie als narratief van de zelfverwezenlijking.

.

9.    Troost van de geschiedenis: Condorcet. – 141

De droom van markies de Condorcet – wiskundige, politicus en filosoof – was geweest om de nieuwe republiek te funderen op wetenschappelijke principes. Hij zag de revolutie als een kans om het volk te bevrijden van bijgeloof en onwetendheid. De soevereiniteit van het volk biedt bescherming tegen tirannie; de monarchie en de adellijk stand moeten worden afgeschaft. Zijn protest tegen de doodstraf voor de koning wekte de woede van de jakobijnen. Als hij zich ook nog verzet tegen de jakobijnse grondwet worden al zijn bezittingen geconfisqueerd en duikt hij noodgedwongen onder bij madame Vernet. Condorcet wordt overvallen door wanhoop. Om uit zijn depressieve stemming te komen zet hij zich aan het schrijven. In zijn `schets’ legt hij uit hoe zijn geloof in de revolutie was gebaseerd op geloof in wetenschap en menselijke rede. Kant deelde dat idee en zag de Franse revolutie als bewijs dat vrijheid en zelfbeschikking haalbare dromen waren.
De schets – een ‘exercitie in troost’ – bevat een hoopvolle boodschap: vooruitgang van kennis en vrijheid gaan samen met deugdzaamheid en een eerbiedige samenleving. Voortgedreven door de rede ontwikkelt de mens zich tot het culminatiepunt: de revolutie. Het geloof van de kerk biedt slechts valse troost. Geschiedenis is zijn seculier alternatief voor goddelijke voorzienigheid. Hij geloofde in de kracht van de menselijke ratio. Om madame Vernet niet nog meer in gevaar te brengen verlaat hij haar huis en zoekt onderdak bij oude kennissen net buiten Parijs. Daar vindt hij een gesloten deur en hij wordt uiteindelijk opgepakt en gevangengezet. Hij overlijdt de eerste nacht van zijn gevangenschap.

.




TWEEDE SESSIE

10.                   Karl Marx en het communistisch manifest – 159

In 1843 vestigt Marx zich met zijn vrouw in Parijs. Hij was kritisch over de communistische doctrines van de arbeidersklasse, hun ideeën waren te abstract. Afschaffen van particulier bezit lost niets op, de communistische revolutie moet juist gebruik maken van de rijkdom die het kapitalisme had gebracht. Het ‘wetenschappelijk utopisme’ van Marx is gebaseerd op een filosofische kijk op de geschiedenis. De revolutie is het eindstadium in de ontwikkeling van het kapitalisme. Het resultaat is het verdwijnen van het onderscheid tussen heersende en onderdrukte klassen en uiteindelijk van de politiek zelf. Een samenleving op basis van gelijkheid en een einde aan de oorlog van iedereen tegen iedereen.

Naar Feuerbach stelde hij dat de kern van het mens-zijn zijn Gattungswesen is: we zijn onderdeel van het menselijk ras, een soort die door te werken zijn verlangens vervult, de homo faber in plaats van de homo economicus. Hij bouwt voort op de kritiek op religie van Hume en Condorcet en gaat een stap verder: de troost die het geloof biedt is niet alleen bijgeloof maar een vervreemdende hoop, ‘opium voor het volk’. Het verlangen naar menselijke identiteit wordt geprojecteerd op een hiernamaals. Hij maakt de vergelijking met het kapitalisme: ook hier maakt de mens eerst de kapitalistische maatschappij en ziet het vervolgens als ‘de ander’, iets wat buiten hem staat.

In het Communistisch manifest uit 1848 betoogt hij dat het kapitalisme zijn eigen graf graaft: het proletariaat komt in opstand zodra het tot inzicht komt. De utopie van Marx is een wereld waar de troost van het geloof wordt vervangen door de troost van gerechtigheid. Het idee van de historische onvermijdelijkheid had hij overgenomen van Hegel: ‘wat redelijk is, dat is werkelijk en wat werkelijk is, dat is redelijk’. Na het neerslaan van de opstand van Parijs in 1848 wordt Marx verbannen en vestigt hij zich in Londen. In 1859 voltooit hij het eerste deel van Het Kapitaal. In 1883 overlijdt hij in armoedige omstandigheden. Wat is overgebleven is zijn imaginaire wereld, vrij van kapitalisme, waarin iedereen gelijkelijk deelt in de welvaart.

.

11. Oorlog en vertroosting: de toespraak van Abraham Lincoln – 178

Bij het aanvaarden van zijn tweede ambtstermijn in 1865 vermijdt Lincoln triomfantelijke taal en wraakuitingen jegens de Zuiderlingen. Hij zoekt in zijn toespraak een verklaring voor de bloedige oorlog. De politieke situatie bevond zich in een neerwaartse spiraal. Volgens Marx en Condorcet zou de geschiedenis onafwendbaar tot vooruitgang leiden, maar zijn ervaring van de afgelopen vier jaar was dat gebeurtenissen uiteindelijk worden bepaald door het lot.

In de toespraak doet hij een beroep op religie om de betekenis van de burgeroorlog te duiden. Beide kampen waren ervan overtuigd dat God aan hun kant stond. Maar hoe kon Lincoln er zeker van zijn dat God aan zijn kant stond? Hij concludeert dat God de oorlog over het land had afgeroepen als straf voor tweeëneenhalve eeuw slavernij. Zuid en Noord hadden schuld aan die oerzonde. Geen van beide partijen had het recht om de ander te veroordelen: ‘oordeelt niet, opdat u niet geoordeeld worde’.

De burgeroorlog was Gods gerechtvaardigde straf: ‘[…] dan nog moet worden gezegd dat het oordeel van de Heer waarachtig en rechtvaardig is’. Door die boodschap creëerde hij een gemeenschappelijke basis en schiep hij ruimte voor genade en verzoening. Het tragisch lot is dat hij enkele weken na deze toespraak wordt vermoord. Lincoln gebruikte de tradities uit de religie om wraakzucht en oordelen of te zweren. Volgens Ignatieff moeten we zijn woorden levend houden en gebruiken als onze traditie.

.

12.  Gustav Mahlers Kindertotenlieder – 193

Gewijde muziek biedt mensen al duizenden jaren troost. Met de `dood van God’ begon muziek steeds meer een seculiere troostende rol te vervullen. Verdi en Brahms schreven een requiem naar aanleiding van de dood van een naaste. Wagner liet de traditionele religieuze vorm los in Parsifal.

Mahler vertrok vanuit Moravië naar Wenen om aan het conservatorium te studeren. Hij kwam uit een arm gezin met een gewelddadige vader. Acht broertjes en zusjes uit het gezin stierven. Net als Wagner vond Mahler dat na de dood van God muziek de rol van vertroosting en betekenisgeving moest overnemen. muziek moet verlangen doorklinken naar wat aan gene zijde van deze wereld ligt’. Tussen 1901 en 1904 schreef hij de vijf Kindertotenlieder op gedichten van Rockert.

In de ordening van Mahler geven de gedichten het verloop van de emoties van de vader weer: van ongeloof, naar verdriet, naar schuldgevoel en uiteindelijk naar aanvaarding. Het laatste lied eindigt met de stilte van de dood, niet met het paradijs. Door de opbouw van de liederen hebben we ons kunnen inleven in de emoties van de vader en vinden we vertroosting in de laatste maten.
In Leiden ontmoette Mahler zijn Weense stadsgenoot Freud die met zijn psychoanalyse de aanzet had gegeven voor de medicalisering van het verdriet. Zelfkennis treedt in de plaats van de valse troost van religie. Maar muziek is in onze tijd nog steeds een belangrijke bron van troost. Er is iets onzegbaars, dat alleen in muziek kan worden uitgedrukt. De `zwevende intentionaliteit’ van muziek. We voelen als luisteraar een diepere betekenis in de muziek die ons in staat stelt onze emoties te begrijpen.

.

13. Max Weber en de protestantse ethiek – 210

In een brief aan zijn vrouw reflecteert Weber in 1903 op een schilderij van Rembrandt in het Mauritshuis. Vijf jaar daarvoor had hij zijn vader na een conflict de deur gewezen. Zijn vader overleed kort daarna en Weber belandde in een diepe depressie.

In Den Haag begon hij langzaam uit het dal te kruipen en twee jaar later verscheen zijn meesterwerk De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme. Het boek beschrijft de rol van het protestantisme in de westerse arbeidsethiek. Luther had vier eeuwen eerder het woord ‘beroep‘ gebruikt om aan te geven dat werk geen vloek is maar een weg tot gods genade, een roeping. Weber neemt die gedachte over en stelt dat ‘de arbeidsethiek een religieus belang heeft, als het object waarmee je door rationeel gedrag je plicht vervult’. Dat is ook hoe volgens hem de laatste strofen van Miltons Het verloren paradijs gelezen moeten worden.

Maar hoe kon je erop vertrouwen dat de gekozen roeping toegang tot het hiernamaals verleende? Daarin volgt Weber de predestinatieleer van Calvijn: in een onttoverde wereld, waar werk niet meer door geloof wordt ondersteund en slechts een plicht is, is geen plaats voor troost. Tegelijkertijd hervond Weber zelf in die onttoverde wereld van wetenschap en rede zijn eigen geluk. Zijn populariteit groeide en hij nam steeds meer de rol van profeet en ziener aan. Hij verliet het idee dat wetenschap tot waarheid leidt en dat de mens daar troost uit kon putten. Hij verkondigde het dogma van de “zakelijkheid”. Politiek moet zich niet verliezen in ideologie maar zich beperken tot nuchter realisme en bescheidenheid. Er zijn geen veilige ankers in geloof of ideologie”. Daarmee is hij weer terug bij Luther en de protestantse opvatting van een roeping die mensen weer zingeving kan bieden. Maar dan zonder de troost van het geloof of uitverkiezing.

.

14.  De troost van getuigenis:

Anna Achmatova, Primo Levi en Miklos Radnoti – 226

In 1938 staat Anna Achmatova in een menigte van protesterende vrouwen: ze hopen op een teken van leven van hun naasten die zijn verdwenen in de Stalinterreur. Haar gedichtencyclus Requiem schreef ze ter nagedachtenis van de miljoenen slachtoffers van die terreur. In 1945 bezoekt Isaiah Berlin haar in Leningrad. Zij vertelde hem dat zij haar plicht had gedaan door de kwelling van haar volk een stem te geven.

In 1944 vertelt Primo Levi het verhaal van Odysseus uit Dantes inferno aan zijn Franse medegevangene. Odysseus spoort zijn bemanning aan om, aangekomen bij de Straat van Gibraltar, door te varen. Zij waren immers op de aarde `om naar deugdzaamheid en kennis te streven’. Dat verlangen naar een andere wereld geeft beide gevangenen weer hoop.

In 1949 schrijft de joodse Miklos Radnoti zijn Prentbriefkaarten, korte gedichten die na zijn dood door zijn vrouw worden uitgegeven. Radnoti wordt nu gezien als een van de grootste Hongaarse dichters en herinnert zijn landgenoten aan de ongemakkelijke waarheid over die periode van hun geschiedenis. Deze drie personen hebben voor ons hetzelfde gezag als de vroegere heiligen. Ze hebben geleden voor hun overtuiging en zijn een morele maatstaf geworden voor ons handelen. Wij waren hun troost en aangezien zij vertrouwen in ons hadden, moeten wij vertrouwen in hen houden en de waarheden verdedigen waar zij voor streden.

.

15. De pest van Albert Camus – 242

In 1942 vertrekt Camus vanuit Algerije naar Frankrijk om te genezen van zijn tuberculose. Vlak daarna vallen de Duitsers Vichy-Frankrijk binnen. In die context schreef Camus De pest. Camus zag de Duitse bezetting als een pestepidemie, een morele plaag die de samenleving verwoestte. ‘Aan de hand van de pest wil ik de verstikking duidelijk maken waaraan wij alien leden en deze uitbouwen tot een afweging over het bestaan in het algemeen’.

De vraag die hij stelde: waarom verzetten sommige mensen zich tegen het noodlot, tegen het absurde, ook al is die strijd hopeloos? En waarom kiest de ander de kant van de bezetter? Hij velt geen oordeel maar beschrijft in zijn personages alle ethische afwegingen. In de confrontatie met de dood en het kwaad is die keuze irrelevant, want slechts gebaseerd op abstracties. Niet meer telt: wie heeft gelijk, maar: wie biedt zijn medemens troost.

In 1947 verschijnt De pest. Zijn collega-auteurs verwijten hem dat hij de pest heeft neergezet als een `natuurlijk virus’, een bacil die nooit verdwijnt en na jaren weer de kop kan opsteken. In 2020 breekt Covid uit en komt Camus’ boek opnieuw in de aandacht. Het zinloze en absurde van de epidemie maakt duidelijk dat onze greep op de geschiedenis een illusie is. In een van zijn laatste interviews zegt hij dat we ons moeten bekommeren om mensen die `zonder genade’ leven. Daarmee bedoelt hij dat we in het leven geen ultieme zekerheid of waarheid zullen kennen. Maar leven zonder genade betekent niet: leven zonder hoop en zonder goede voorbeelden over hoe we wel moeten leven.

02-12-2022 Bestaat er 1 waarheid? Een aanvaring met Janne over het waarheidsbegrip. Dit loopt totaal uit de hand. Mijns inziens is dit een steeds terugkerende discussie over de fundamenten waarop ons leven gebaseerd is. Leeft je met rede of leef je “wat mij blij maakt”

.

16.  Vaclav Havels brieven aan Olga – 261

Havel’s uitspraak dat ‘hoop niet de overtuiging is dat iets goed komt, maar de zekerheid dat iets zinvol is, hoe het ook uitpakt’ wordt nog steeds vaak geciteerd. De uitspraak was een reactie op Milan Kundera’s fatalistische en afstandelijke houding over de mogelijkheid om de politieke situatie te veranderen. Havel beleefde een Epifanie in de gevangenis: tijdens het voorlezen van het weerbericht valt het geluid in de studio uit; de nieuwslezeres weet dat er iets misgaat maar ze kan niets doen.

Havel herkende zich in haar hulpeloosheid toen ze ‘naakt’ voor haar publiek stond. Het deed hem denken aan een essay van Levinas waarin hij stelt dat we onze identiteit te denken hebben aan onze verantwoordelijkheid, en niet andersom.
Door die ervaring zag hij in dat hij geheel afhankelijk was van Olga en hij schaamde zich voor zijn ontrouw jegens haar. De Brieven aan Olga zijn zakelijk van toon en Havel neemt in de brieven de voile verantwoordelijkheid voor zijn falen. Door zichzelf op die manier vergiffenis te schenken hoopt hij zijn positie als leider van de dissidenten te kunnen behouden.
Na zijn vrijlating en tijdens zijn presidentschap vervalt hij in zijn oude gewoontes. Hij sterft in eenzaamheid, maar ‘ondanks al zijn fouten zijn er maar weinig leiders geweest die kritischer aan zelfonderzoek hebben gedaan dan hij’.

02-12-2022 Lech Walenka polen – Zelesnsky – Oekraïne

.

17.  Cecily Saunders en het ontstaan van het moderne hospice – 275

Ignatieff’s ouders zijn beiden in het ziekenhuis overleden. Het ziekenhuis is geen plek voor troost, en als zo’n plek er niet is, last dat diepe littekens na bij de nabestaanden. In de vorige eeuw werd de dood vooral als een medisch falen gezien: artsen worden immers opgeleid om mensen te genezen. Tegenwoordig zijn dokters veel meer gericht op de troost die ze nog wel kunnen geven.

Saunders heeft een belangrijke bijdrage aan die ontwikkeling geleverd door het hospice als instituut in ere te herstellen. Als verpleegkundige (en later arts) merkte zij dat patiënten geen kans kregen om over hun angsten en gevoelens te praten. Haar eigen ervaring met twee Poolse patiënten deed haar inzien dat pijnbestrijding een voorwaarde is voor waardig sterven. De pijn van een stervende is niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk en maatschappelijk, en voor al deze punten moet bij de stervensbegeleiding aandacht zijn. Dood is geen eenzaam moment, maar een sociaal en publiek ogenblik in ons bestaan. Daar hoort een omgeving bij die daar aandacht voor heeft, die troost biedt maar ook de stervende de kans geeft zelf troost te bieden aan zijn naasten. Vrij van pijn, in een rustige omgeving, omgeven door naasten en geliefden.

.

Epiloog – 289

In Het laatste hoofdstuk beschrijft lgnatieff zijn eigen ervaring van de dood van zijn ouders. Zij waren zijn publiek geweest en het ’toneelstuk had ineens geen zin meer nu deze twee stoelen in de zaal opeens leeg bleven’.

Vertroosting is een bewust proces: we proberen de zin van ons verlies te duiden.  (zingeving)

Maar het is ook een onbewust proces, dat zich afspeelt in de diepste spelonken van onze ziel. Vertroosting is ‘het zwaarste maar ook het dankbaarste’ wat we kunnen doen.


INFORMATIE OVER DE AUTEUR
Michael Grant graaf Ignatieff (1947) is een Canadees politicus en hoogleraar. Van 2008 tot 2011 was hij leider van de liberale partij in Canada. Hij schreef een aantal boeken over mensenrechten. In 2013 werd Ignatieff benoemd tot Cleveringa-hoogleraar aan de Universiteit Leiden. In 2007 ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit van Tilburg en in 2019 van de Universiteit Maastricht.

DISCUSSIEVRAGEN

  1. Ignatieff legt een verband tussen vertroosting en hoop. We proberen betekenis te geven aan ons verlies en daarmee hoop te houden op betere tijden. Troost is de worsteling om hoop te vinden wanneer we worden geconfronteerd met verlies. Bent u het eens met deze stelling?
  2. Ignatieff maakt een onderscheid tussen ’troost’ en ‘opbeuren’, waarbij dat laatste meer vluchtig en voorbijgaand is. Troost gaat dieper. Volgens Montaigne kan ‘afleiding’ een wezenlijke bijdrage geven aan troost. Getroost worden is afgeleid worden en uiteindelijk vergeten. Ziet u een tegenstelling in deze standpunten?
  3. Als we lijden zien als een ziekte waarvoor medische hulp kan worden ingeroepen, en zelfkennis de ‘nieuwe mythe’ wordt waaruit we valse troost putten, dan gaat volgens Ignatieff het narratief, de verbinding met het lijden van onze voorouders en hun verhalen, verloren. Bent u het hiermee eens?
  4. Hume en ook Dante zien een beperkte rol voor de filosofie. Hume stelt dat filosofie geen antwoord kan geven op metafysische vragen. Dante stelt de filosofie in dienst van religie. Hoe kijkt u daar tegenaan?
  5. Condorcet en Marx zijn voorbeelden van vooruitgangsdenkers: we putten troost uit de vooruitgang van wetenschap, die uiteindelijk tot een betere samenleving zal leiden. Ook in onze eeuw lijkt dat nog een rol te spelen: tijdens de Covid pandemie vestigden wij onze hoop op de ontwikkeling van een vaccin door de wetenschap. Bent u het hiermee eens?
  6. Het einde van de Kindertotenlieder wordt door Ignatieff en Martha Nussbaum verschillend geïnterpreteerd (p201). Welke interpretatie spreekt u het meest aan? Herkent u de ervaring van de `zwevende intentionaliteit die muziek kan hebben en zo ja, bij welke muziek heeft u dit zo ervaren?
  7. Volgens Saunders is de dood geen eenzaam moment, maar een sociaal en publiek ogenblik in ons bestaan. Daar hoort een omgeving bij die troost kan bieden, maar die ook de stervende de kans geeft zelf troost te bieden aan hun naasten. Deelt u dit standpunt van Saunders?
  8. Op p294 schrijft Ignatieff: ‘vertroosting is een geschenk, een vorm van genade. Die genade maakt ons leven de moeite waard. Zegt hij daarmee met zoveel woorden dat vertroosting toch een religieuze ervaring is?
  9. Welk van de 17 verhalen spreekt u het meest aan en waarom? Zijn er andere verhalen, gedichten, schilderijen, muziekstukken voorbeelden die u mist?