laatste wijziging: 22-07-2022

09 Sartre – Het existentialisme is een humanisme


      Auteur: Sartre, Jean-Paul
        Boek: Het existentialisme is een humanisme - 1946
     Gelezen: juni - juli 2022 
        ISBN: witte beertjes 3506755
        Voor: mezelf


In de vorm van een verdediging van het existentialisme tegen bepaalde terugkerende verwijten geeft dit boekje een beknopte en heldere samenvatting van Sartres atheïstische existentialisme



  1. Kritiek op het existentialisme
    • Allereerst het verwijt dat mensen ertoe worden bewogen om te blijven steken in een quiëtisme (levensopvatting: een passieve houding ten opzichte van de werkelijkheid)  van der wanhoop. Dit zijn vooral vermijden van de communisten
  2. Marxistische kritiek
    • Het existentialisme schiet tekort in de menselijke solidariteit
  3. Katholieke kritiek
  4. Pessimisme en existentialisme
  5. Naturalisme en existentialisme
  6. volkswijsheid

 

  1. de existentialisme “mode”
  2. de twee existentialisme scholen
  3. het bestaan gaat aan wezensbepaling vooraf
    • Hij begint met de beroemd geworden these: de existentie gaat vooraf aan de essentie (L’existence précède l’essence). Daar waar traditioneel vanuit een menselijke natuur gedacht werd, al dan niet door God geschapen, zegt Sartre dat een dergelijke opvatting alleen op voorwerpen van toepassing is, niet op mensen. Pas in zijn handelen definieert een mens zich, er bestaat niet een voorafgaand model of definitie van hoe een mens is. Pas achteraf kan men constateren wat een mens geworden is.
  4. een technische kijk op de wereld
  5. God en mens bij de 17e eeuwse filosofen
  6. De menselijke natuur bij de 18e eeuwse filosofen
  7. het atheïstisch existentialisme
  8. het atheïstisch existentialisme
  9. de mens is wat hhij van zichzelf maakt
  10. hetzelfde ontwerp
  11. de mens is zijn volle verantwoordelijk
  12. de keuze
  13. wie kiest, kiest voor allen
  14. de daad van de enkeling bindt de hele mensheid
  15. de angst
  16. angst en onwaarachtigheid
  17. Kierkegaard en de angst
  18. Abraham en de engel
  19. de angst leidt niet tot daadloosheid
  20. angst en verantwoordelijkheid
  21. de geseculariseerde moraal
  22. het Franse radicalisme
  23. Dostojewski en het existentialisme
  24. de menns is vrijheid
  25. de mens denkt de mens uit
  26. de verlatenheid
  27. de twee typen van moraal
  28. waarde en gevoel
  29. ons gevoel blijkt uit onze daden
  30. keuze en engagement
  31. er is  geen algemene moraal
  32. een voorbeeld
  33. de wanhoop
  34. de mogelijkheden
  35. wanhoop en actie
  36. er is geen menselijke natuur
  37. het engagement
  38. geschiedenis en menselijke keuze
  39. existentialisme contra quiëtisme
  40. de onwaarachtigheid
  41. de mens is wat hij doet
  42. de mens is niets meer dan zijn leven
  43. pessimisme of optimistische strengheid
  44. verantwoordelijkheid van de mens
  45. het existentialisme is een optimistische leer
  46. de subjectiviteit
  47. het Cogito / IK
  48. existentialisme en materialisme
  49. Cartesiaanse en existentiële subjectiviteit
  50. het bestaan van de ander
  51. het mens-zijn
  52. situering in de historie en mens-zijn
  53. universaliteit van het individuele zelfontwerp
  54. het algemeen menselijke
  55. het engagement
  56. keuze en subjectiviteit
  57. situatie
  58. keuze en ongemotiveerde daad bij Gide
  59. moraal en esthetica
  60. de existentialistische moraal
  61. de mens kiest zijn moraal
  62. de keuze is niet willekeurig
  63. het existentialisme en de vooruitgang
  64. de mens die zichzelf ten opzichte van de anderen
  65. de onwaarachtigheid
  66. de vrijheid
  67. de vrijheid van de ander
  68. de waarachtigheid
  69. abstracte en concrete moraal
  70. voorbeeld
  71. voorbeeld
  72. de existentialistische waarden
  73. het humanisme
  74. het klassieke humanisme
  75. het existentialistische humanisme
  76. de transcendentie
  77. existentialisme en atheïsme
  78. conclusies
  79. discussie
  80. vraag
  81. popularisering en engagement
  82. filosofie en politiek
  83. de houding van Marx
  84. filosofie en marxistische politiek
  85. de zin van het existentialistisch engagement
  86. existentialisme en radicaal-socialisme
  87. existentialisme en neo-liberalisme
  88. humanisme in twee betekenissen
  89. de menselijke natuur
  90. het begrip mens-zijn
  91. crisis der universaliteit
  92. een miserabele “natuur”
  93. het voor-engagement
  94. menselijke natuur geschiedenis
  95. het existentialisme loochent de geschiedenis
  96. er is geen mens-zijn in het algemeen
  97. de objectieve mens
  98. humanisme en libeeralisme
  99. christendom en existentialisme
  100. mens en milieu
  101. de instrument alleen tijd
  102. er is 1 wereld
  103. het existentialistisch engagement is willekeurig
  104. existentialisme en revolutie
  105. existentialisme en politiek
  106. afwachtingspolitiek
  107. marxisme en dogmatisme
  108. de causaliteit in de geschiedenis
  109. de causaliteit
  110. kritiek op het marxistisch causaliteit begrip
  111. de wetenschappelijke waarheid

 

De mens is volledig vrij in het maken van deze keuzes. Daarmee gepaard gaat de verantwoordelijkheid die elke mens heeft voor zijn keuzes (en handelingen). Maar niet alleen dat: de mens is ook verantwoordelijk voor de hele mensheid. Dit omdat we in onze keuzes ook altijd een beeld scheppen van de mens zoals wij denken dat hij zou moeten zijn. Onze keuze is namelijk altijd impliciet een positief waardeoordeel (we kunnen alleen datgene kiezen wat wij goed vinden). Een mens moet zich bij zijn keuzes altijd afvragen: Wat zou er gebeuren als iedereen dit doet? Het is die verantwoordelijkheid die resulteert in angst.

Een existentialist betreurt het niet-bestaan van God, want zonder God is de mens in de steek gelaten (délaissement), niets is a priori ‘goed’, de mens heeft niets om zich aan vast te houden. En anderzijds zijn er ook geen excuses voorhanden; wij handelen in volstrekte vrijheid; de mens is veroordeeld tot vrijheid (veroordeeld, immers we scheppen onszelf niet).

Als het gaat om concrete keuzes maken, dan is geen enkele moraal toereikend. Ze zijn allemaal te algemeen om direct toepasbaar te zijn in het dagelijks leven. Er is geen leidend principe; pas na afloop van het handelen kan men constateren waarvoor gekozen is. En hier maakt Sartre de vergelijking met een kunstwerk: net zoals van tevoren niet gezegd kan worden wat een kunstwerk gaat worden, zo ook met onze handelingen. Pas achteraf kan in het kunstwerk gezien worden welke esthetische waarden erin zitten; maar nooit kan van tevoren worden gedefinieerd welke waarden in een kunstwerk moeten zitten. Zo ook met het handelen de mens.

Het existentialisme is daarmee een filosofie van het handelen. Het existentialisme scherpt de mens in dat alleen de handeling telt (en niet allerlei gedroomde of mislukte plannen). Het is daarom misplaatst het existentialisme pessimisme te verwijten. Dit gebeurt door mensen die bezwaar hebben tegen personages in Sartres romans. Maar deze mensen, zegt Sartre, hebben geen probleem met de boeken van Emile Zola, waarin ook allerlei ‘slechteriken‘ optreden. Waarom is dat? Omdat Zola het zo voorstelt dat zijn personages slachtoffer zijn van erfelijke componenten die hun gedrag ‘verklaren’. Dat is geruststellend, er is een excuus. In Sartres romans is een lafaard gewoonweg schuldig aan zijn lafheid. Het existentialisme is dus confronterend, maar ook optimistisch: de mens heeft zijn eigen lot volledig in handen.

Het existentialisme gaat uit van het Cartesiaanse cogito. De mens bereikt zichzelf in zijn bewustzijn, en dat is de eerste ‘waarheid’. Maar volgens Sartre ontdekt de mens in het cogito ook direct de anderen. De anderen zijn namelijk de voorwaarde voor ons bestaan als ‘iets’ (het gekwalificeerd zijn): alleen in het oordeel van de anderen worden wij iets bepaalds. Verwijten van solipsisme zijn daarmee weerlegd. En omdat het eenieder vrij staat te kiezen, kan men zich (bijvoorbeeld) aansluiten bij een partij of gemeenschap, en zo ‘solidair’ worden.

Het existentialisme kan waardeoordelen uitspreken, namelijk over de vraag of er al dan niet mauvaise foi (kwade trouw, zelfbedrog) in het spel is. Dit is geen moreel waardeoordeel, maar toch een waardeoordeel. Mauvaise foi wil zeggen dat iemand zich onterecht verschuilt achter een excuus, en zijn volledige vrijheid ontkent.


In 1945 had Sartre al zijn filosofisch hoofdwerk L’être et le néant gepubliceerd, en L’existentialisme est un humanisme is geen tekst waarin Sartre baanbrekend werk verricht. Het is eerder een op een groot publiek gerichte samenvatting van zijn opvattingen als atheïstisch existentialist. Sartre is in deze periode nog niet bezig het marxisme te integreren met zijn existentialistische opvattingen.



Een belangrijk werk dat als reactie op dit boekje van Sartre kan beschouwd worden is de Brief über den Humanismus (1949) van Martin Heidegger. Sartre was zelf in zijn werk sterk beïnvloed door teksten van Heidegger zoals Sein und Zeit (1927) en Was ist Metaphysik? (1929). In deze werken zette Heidegger een analyse van de mens (in zoverre hij het zijn verstaat) of het Dasein uiteen. Deze analyses lijken op het eerste gezicht sterk op Sartres beschrijvingen van de mens. Sartre plaatst Heidegger zelf ook effectief binnen het existentialisme, en meer concreet binnen de atheïstische variant ervan.

Heidegger distantieert zich echter van het werk van Sartre en van het label van existentialist. Het is voor Heidegger niet om een antropologie te doen. Het draait voor Heidegger om het Zijn en niet het zijnde. Sartre gebruikt voor zichzelf wel terecht de term existentialisme, maar verwijdert zich van de positie ingenomen in Sein und Zeit.

Specifiek heeft Heidegger ook kritiek op Sartres formulering l’existence précède l’essence. Sartre heeft volgens Heidegger de traditionele verhouding van essentie en existentie wel omgekeerd, maar hij blijft vastzitten binnen het traditionele kader van de metafysica, dat Heidegger net wil overstijgen. Het humanisme van Sartre staat voor Heidegger nog in een traditie die inherent metafysisch is. Binnen het humanisme krijgt de mens nog steeds een essentie toegedicht, namelijk dat van ‘redelijk dier’. Dat is ook nog zo bij Sartre, aldus Heidegger: dit blijkt uit Sartres sterk op Descartes‘ geïnspireerde beschrijvingen van de mens als (zuiver) bewustzijn of zuivere subjectiviteit.