laatste wijziging: 24-09-2022

Trouw – einde geschiedenis

Fukuyama: mensheid is aan het einde van haar geschiedenis

AMSTERDAM – Is er in al die honderden eeuwen menselijke geschiedenis een richting waar te nemen? Stevent de mensheid af op een bepaald doel of is het ruimteschip aarde een ongeleid projectiel waarvan de loop bepaald wordt door toevallige omstandigheden? Met andere woorden: kunnen we een patroon in het verleden ontdekken met een begin en een eind?

KEES DE VRE   
Deze intrigerende vraag stellen historici en filosofen zichzelf met enige regelmaat. Met diezelfde regelmaat worden de mogelijke antwoorden gegeven, maar juist in deze tijd moet de formulering van weer een nieuw ‘isme’ op rotsige grond vallen. De 20e-eeuwers hebben hun leergeld betaald, vaak met bloed. Zij moeten wel schoon genoeg hebben van al die heilsleren voor de goede zaak waarvan miljoenen slachtoffers zijn gemaakt. Iets te vaak zijn de pogingen om de menselijke broederschap van boven af op te leggen geeindigd in de nachtmerrie van het totalitarisme.

Dapper dat de Amerikaanse politiek filosoof Francis Fukuyama het toch heeft aangedurfd een theorie te formuleren die stelt dat de mensheid tegen het sluiten van de twintigste eeuw is aangekomen bij het einde van de geschiedenis. Woensdagavond legde hij in de Amsterdamse Balie uit – aan de hand van zijn pas verschenen boek ‘Het einde van de geschiedenis en de laatste mens’ – waarom hij dat vindt.

Die dapperheid is overigens puur toeval. Midden 1989, dus nog voor de val van de Berlijnse Muur, schreef Fukuyama een geruchtmakend essay ‘Het einde van de geschiedenis’ in het tamelijk onbekende tijdschrift The National Interest. Fukuyama liet zich inspireren door de val, in de laatste twintig jaar, van vele dictaturen, zowel van rechts autoritaire als links totalitaire snit. Hij vroeg zich daarbij af of er in die deconfitures een patroon te ontdekken valt.

De niet voorziene, zeer snelle ineenstorting van het communisme, een half jaar later, bevestigde alleen maar zijn vermoeden en Fukuyama werd aangezet zijn essay uit te bouwen tot een boek. Zijn conclusie is dat de liberale democratie het eindpunt is van onze optocht door de tijd. Niet dat de mensheid nu gedoemd is te verdwijnen, maar met de vestiging van de liberale democratie in steeds meer delen van de wereld is de ultieme maatschappijvorm gevonden die de mensheid, meer dan enig ander systeem, de lang gezochte materiele en geestelijke vrijheid biedt.

Fukuyama’s bouwwerk steunt op twee pilaren. Ten eerste is er de ontwikkeling van de natuurwetenschap, die ons van steeds meer kennis voorziet. Die kennis uit zich in het leven van alledag vooral in de economie. Geavanceerde produktiemiddelen stellen de mensheid in staat met steeds minder inspanning steeds meer te maken. Dat leidt tot kapitalisme en niet tot communisme, stelt Fukuyama duidelijk. Systemen die uitgaan van een centrale planning, zijn niet in staat tot innovatie en raken daardoor achterop. De samenlevingen die hun economie wel kunnen moderniseren, zullen op den duur op elkaar gaan lijken door hun verbondenheid via wereldomspannende markten en de verspreiding van hetzelfde consumptiepatroon.

Stabiele democratie

Kapitalisme leidt tot een stabiele democratie, kijk maar naar de rijkste landen, zegt Fukuyama. Vanwege haar gedetermineerdheid noemt hij deze denkwijze een marxistische interpretatie van de geschiedenis, die echter tot een niet-marxistische conclusie leidt. Maar, werpt Fukuyama tegen, de democratie vloeit niet logisch voort uit deze economische interpretatie van de geschiedenis. Er zijn autoritaire samenlevingen heden (Singapore, Thailand) en verleden (Duitsland, Japan) die samengaan met modern kapitalisme. En anderzijds zijn er democratische samenlevingen ontstaan die geen enkel kapitalisme kenden, zoals de VS na de onafhankelijkheid.

Mensen blijken meer dan alleen maar consumenten van het dagelijks brood, concludeert Fukuyama. Zij willen naast hun bevrediging van materiele behoeften ook erkenning als volwaardig lid van de samenleving. De strijd om erkenning is de tweede pijler van Fukuyama’s bouwwerk. Die wens gaat soms zo ver dat velen bereid zijn voor die erkenning te strijden als anderen hun die erkenning onthouden. Soms zelfs ontstaat er pure woede bij zo’n onthouding en zijn sommigen bereid er hun leven voor te riskeren.

Die erkenning als volwaardig lid van de samenleving ziet Fukuyama als het centrale probleem van de politiek. Enerzijds leidt ze tot tirannie en imperialisme, anderzijds is ze de basis van deugden als gemeenschapszin en rechtvaardigheid. Pas in een democratie zal dat verlangen om erkenning voor allen gerealiseerd worden en Fukuyama is er heilig van overtuigd dat de combinatie van kapitalisme en democratie de ultieme maatschappijvorm is waarin geestelijke en materiele behoeften van allen gerealiseerd worden. Bij die universele erkenning eindigt dan de geschiedenis van, de strijd om de ideeen.

Kijk maar naar Oost-Europa zegt Fukuyama in de Balie. De situatie daar is alleen vanuit die behoefte aan erkenning te begrijpen. “Als je in augustus ’91, ten tijde van de coup in de Sowjet-Unie, in St. Petersburg had rondgelopen, had je gemerkt dat de Russen het zat waren hun vrijheid in te ruilen voor een armzalig stuk worst.”

Discussieleider Ben Knapen, hoofdredacteur van NRC-Handelsblad, vond die opmerking een illustratie van de grote verdienste van Fukuyama: een koppeling van een grote filosofische kennis aan het leven van alledag. Die wat journalistieke aanpak roept echter vele vragen op, waarvan er in De Balie enkele gesteld werden. Actuele problemen als de omgang van liberale democratieen met migranten en de handelsoorlogen tussen liberale democratieen zoals die tussen de VS en Japan, waarbij de Amerikanen de vraag stellen ‘How can our capitalism beat their capitalism?’ – lijken lastig in Fukuyama’s schema te passen. Hij antwoordde ook iets te vaak “leest u mijn boek maar” , hoewel dat natuurlijk mede de bedoeling van de bijeenkomst was.

Dat neemt niet weg dat hij een uiterst prikkelende theorie poneert, die nog wel even de kolommen zal blijven beheersen. Zelf is de Amerikaanse filosoof al in discussie getreden met zijn critici ter linker- en ter rechterzijde. De linkse kritiek dat de liberale democratie de ongelijkheid tussen mensen (in een markteconomie) legitimeert, pareert Fukuyama met de opmerking dat waar mensen voorheen hun erkenning vonden in de politiek of het leger zij nu hun ambitie kwijt kunnen in het zakenleven. Hij noemde als voorbeeld Ted Turner, die van CNN de leidende tvnieuwsmaatschappij in de wereld wist te maken.

Rechts wijst Fukuyama op het probleem dat erkenning van gelijkheid in een liberale democratie elke creativiteit smoort, omdat creativiteit voortkomt uit de wetenschap dat de een beter is dan de ander. Kortom de gelijkheid in een liberale democratie, de afwezigheid van idealen, leidt tot verveling en de mogelijkheid dat sommigen daartegen gaan rebelleren, omdat zij zich willen onderscheiden. De liberale democratie kan zo haar eigen kinderen opvreten, waarna de geschiedenis opnieuw begint, erkent ook Fukuyama.