laatste wijziging: 02-01-2023

100 Het kapitaal

https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1867/kapitaal/index.htm

 

Afdeling I. Waar en geld

Hoofdstuk 1. De waar

Hoofdstuk 2. Het ruilproces
Hoofdstuk 3. Het geld of de warencirculatie

1. Waardemeter (prijs “” prijsstandaard “” algemene prijsstijging of prijsdaling “” rekennamen van het geld of rekengeld “” kwantitatieve tegenstrijdigheid tussen waardegrootte en prijs “” kwalitatieve tegenstrijdigheid tussen waardegrootte en prijs “” prijs slechts ideële waardevorm van de waar)

2. Circulatiemiddel

a. De metamorfose van de waren
(kringloop W “” G “” W “” verkoop: W “” G “” koop: G “” W “” de volledige metamorfose van een waar “” verschil tussen warencirculatie en directe ruil van producten)

b. De omloop van het geld (metamorfose van de waar en omloop van het geld “” dubbele verwisseling van plaats van het geld “” de hoeveelheid geld in omloop “” omloopsnelheid “” stroom en stagnatie van de omloop “” factoren die de hoeveelheid geld in omloop bepalen)

c. De munt. Het waardeteken (gemunt goud en baar goud, slijtage van de munten “” waardeteken “” zilver “” en kopergeld “” wet van de papiercirculatie met voorgeschreven koers)

3. Geld

a. Schatvorming
b. Betaalmiddel
c. Wereldgeld

Afdeling II. De omzetting van geld in kapitaal

Hoofdstuk 4. Omzetting van geld in kapitaal

Afdeling III. De productie van absolute meerwaarde

Hoofdstuk 5. Het arbeidsproces en het proces van meerwaardevorming

1. Het arbeidsproces (arbeidsvoorwerp, grondstof, arbeidsmiddel “” productiemiddel “” productieve consumptie “” het arbeidsproces als consumptieproces van arbeidskracht door de kapitalist)
2. De vorming van meerwaarde (waarde van de arbeidskracht en meerwaardevorming in het arbeidsproces “” het proces van meerwaardevorming, genesis van het kapitaal)

Hoofdstuk 6. Constant kapitaal en variabel kapitaal
Hoofdstuk 7. De meerwaardevoet

1. De uitbuitingsgraad van de arbeidskracht
2. De productenwaarde uitgedrukt in evenredige delen van het product
3. Seniors “˜laatste uur”
4. Het meerproduct

Hoofdstuk 8. De arbeidsdag

1. De grenzen van de arbeidsdag
2. De geeuwhonger naar meerarbeid. Fabrikant en bojaar
3. Engelse industrietakken zonder wettelijke beperkingen op de uitbuiting (kantindustrie “” aardewerkindustrie “” lucifers “” behangselpapier “” bakkerij “” spoorwegen “” modistes “” smederij)
4. Dag- en nachtarbeid. Het aflossingssysteem (metaalindustrie)
5. De strijd om de normale arbeidsdag. Dwangmaatregelen ter verlenging van de arbeidsdag, van het midden van de veertiende tot het einde van de zeventiende eeuw (onbarmhartigheid van het kapitaal inzake gezondheid en levensduur van de arbeiders “” Engelse arbeidsverordeningen “” de grenzen van de arbeidsdag vanaf de zeventiende eeuw tot het tijdperk van de grootindustrie)
6. De strijd om de normale arbeidsdag. Legale beperking van de arbeidstijd. De Engelse fabriekswetgeving van 1823 tot 1864 (de wet van 1833 “” van 1844 “” van 1847 “” van 1850 “” zijdespinnerijen “” katoendrukkerijen “” ververijen en blekerijen)
7. De strijd om de normale arbeidsdag. Terugslag van de Engelse fabriekswetgeving op andere landen

Hoofdstuk 9. Meerwaardevoet en hoeveelheid meerwaarde

Afdeling IV. De productie van relatieve meerwaarde

Hoofdstuk 10. Het begrip relatieve meerwaarde
Hoofdstuk 11. Coöperatie (uitgangspunt der kapitalistische productie: haar kwantitatieve verschil met de industrie van het gildewezen “” maatschappelijk gemiddelde arbeid “” besparing op productiemiddelen “” maatschappelijke productiviteit van coöperatieve arbeid “” vroegere vormen van coöperatie “” de kapitalistische vorm)
Hoofdstuk 12. Arbeidsverdeling en manufactuur

1. De dubbele oorsprong van de manufactuur
2. De deelarbeider en zijn werktuig
3. De twee grondvormen van de manufactuur: heterogene manufactuur en organische manufactuur
4. Arbeidsverdeling binnen de manufactuur en arbeidsverdeling binnen de maatschappij
5. Het kapitalistische karakter van de manufactuur

Hoofdstuk 13. Machinerie en grootindustrie

1. Ontwikkeling van de machinerie
2. Afgifte van waarde door de machine aan het product
3. Directe invloeden van het machinale bedrijf op de arbeider

a. Toe-eigening van bijkomende arbeidskrachten door het kapitaal. Vrouwen- en kinderarbeid
b. Verlenging van de arbeidsdag
c. Intensivering van de arbeid

4. De fabriek
5. Strijd tussen arbeider en machine
6. De compensatietheorie met betrekking tot de door machinerie verdrongen arbeiders
7. Afstoting en aantrekking van arbeiders bij de ontwikkeling van het machinale bedrijf. Crises in de katoenindustrie
8. Omwenteling in manufactuur, ambacht en huisarbeid door de grootindustrie

a. Opheffing van de op het ambacht en op de arbeidsverdeling gebaseerde coöperatie
b. Terugwerking van het fabrieksstelsel op manufactuur en huisarbeid
c. De moderne manufactuur
d. De moderne huisindustrie (kantindustrie, strovlechterij)
e. Overgang van de moderne manufactuur en huisindustrie naar de grootindustrie. Versnelling van deze omwenteling door toepassing der fabriekswetten op deze bedrijfsvormen (de naaimachine)

9. De fabriekswetgeving (bepalingen ten aanzien van de gezondheid en het onderwijs). Verbreiding van de fabriekswetgeving over geheel Engeland
10. Grootindustrie en landbouw

Afdeling V. De productie van absolute en relatieve meerwaarde

Hoofdstuk 14. Absolute en relatieve meerwaarde
Hoofdstuk 15. Kwantitatieve veranderingen in de prijs van arbeidskracht en in de meerwaarde

I. Lengte van de arbeidsdag en intensiviteit van de arbeid constant (gegeven), productiviteit van de arbeid variabel
II. Arbeidsdag en arbeidsproductiviteit constant, intensiteit van de arbeid variabel
III. Productiviteit en intensiviteit van de arbeid constant, arbeidsdag variabel
IV. Gelijktijdige veranderingen in duur, productiviteit en intensiviteit van de arbeid

Hoofdstuk 16. Verschillende formules voor de meerwaardevoet

Afdeling VI. Het arbeidsloon

Hoofdstuk 17. Omzetting van waarde, respectievelijk prijs der arbeidskracht, in arbeidsloon
Hoofdstuk 18. Het tijdloon
Hoofdstuk 19. Het stukloon
Hoofdstuk 20. Nationale verschillen in arbeidslonen

Afdeling VII. De accumulatie van kapitaal

Hoofdstuk 21. Enkelvoudige reproductie (de arbeidersklasse als onderdeel van het kapitaal “” de verhouding tussen kapitalist en arbeider gereproduceerd door het kapitalistische productieproces)
Hoofdstuk 22. Omzetting van meerwaarde in kapitaal

1. Het kapitalistische productieproces op grotere schaal. Overgang van de eigendomswetten van de warenproductie in wetten van kapitalistische toe-eigening
2. Onjuiste opvatting der economen over de reproductie op grotere schaal
3. Verdeling van de meerwaarde in kapitaal en inkomen. De onthoudingstheorie
4. Omstandigheden die, onafhankelijk van de proportionele verdeling van de meerwaarde in kapitaal en inkomen, de omvang van de accumulatie bepalen: uitbuitingsgraad van de arbeidskracht, arbeidsproductiviteit, toenemend verschil tussen geïnvesteerd en geconsumeerd kapitaal, grootte van het voorgeschoten kapitaal
5. Het zogenaamde arbeidsfonds

Hoofdstuk 23. De algemene wet van de kapitalistische accumulatie

1. De met accumulatie gepaard gaande groei van de vraag naar arbeid bij een ongewijzigde samenstelling van het kapitaal
2. Relatieve afneming van het variabele deel van het kapitaal bij voortgang van de accumulatie en van de daarmee gepaard gaande concentratie
3. Groeiende productie van een relatieve overbevolking of van een industrieel reserveleger
4. Verschillende bestaansvormen van de relatieve overbevolking. De algemene wet van de kapitalistische accumulatie
5. Illustratie van de algemene wet der kapitalistische accumulatie

a. Engeland in de periode 1846-66
b. De slechtst betaalde lagen van de Engelse industriële arbeidersklasse (voeding “” behuizing “” Londen “” Newcastle-upon-Tyne “” Bradford “” Bristol)
c. Rondtrekkende arbeiders (behuizing “” spoorwegarbeiders “” mijnwerkers)
d. Uitwerking van de crises op het best betaalde deel van de arbeidersklasse (arbeiders op de scheepswerven in het oosten van Londen)
e. Het Britse landbouwproletariaat (de rondtrekkende ploegen)
f. Ierland

Hoofdstuk 24. De zogenaamde oorspronkelijke accumulatie

1. Het geheim van de oorspronkelijke accumulatie
2. Onteigening van de grond van de plattelandsbevolking (omzetting van akkerland in weiden tegen het einde van de vijftiende en in het begin van de zestiende eeuw “” de Reformatie en de diefstal der kerkgoederen “” omzetting van feodaal eigendom in burgerlijk eigendom “” de Restauratie en de Glorious Revolution “” diefstal van staatsdomeinen “” het gemeenschappelijk bezit en zijn beroving “” clearing of estates, omzetting in de Schotse Hooglanden van akkers en van schapen weiden in jachtgebied)
3. Wrede wetgeving tegen de onteigenden sedert het einde van de vijftiende eeuw. Wetten ter verlaging van het arbeidsloon
4. Genesis van de kapitalistische pachters
5. Terugslag van de omwenteling in de landbouw op de industrie. Schepping van een binnenlandse markt voor het industriële kapitaal
6. Wordingsgeschiedenis van de industriële kapitalist (koloniale stelsel “” systeem van staatsschulden “” modern belastingsysteem “” stelsel van protectie “” kinderroof bij het begin van de grootindustrie)
7. Historische strekking van de kapitalistische accumulatie

Hoofdstuk 25. De moderne theorie van de kolonisatie