107 141 Alpha
Alpha
Bladzijde 107 tot en met 141
- 1 Wijsheid
- 2 oorzaken en beginselen
- 3 – vier oorzaken
- 4 De natuurfilosofen II
- 5 –
- 6 – ideeën
- 7 – beginsel in materiele zin
- 8 – denkfouten
- 8-1
- 8-II
- 8-III
- 9 IV ideeën als oorzaken opgevat
- IV-2 noot 74
- IV-3
- 10 besluit
.
1 Wijsheid
Volgens Ingemar Düring is Aristoteles in dit boek Alpha nog vooral bezig met vragen omtrent het ontstaan en veranderen, en niet zozeer met de vraag naar het ‘wezen’ der dingen, zoals in boek Gamma.
- 107 980 a 21 Alle mensen, het is naar weten dat ze van nature streven
.
2 oorzaken en beginselen
- 107 982 a 5 Omdat deze kennis ##
- X
- X
- X
- X
- X
- x
- 111 Op grond van ##
- 111 Want het is verwondering die mensen tot filosofie heeft aangezet, zowel de mensen nu, in onze tijd, als de eerste filosoof ooit
- NOOT 6
- Aristoteles neemt de gedachte over die Plato Socrates in de mond legt in zijn plagerige gesprek met Theaetetus: “kreeg geen ander begin van de filosofie dan de verwondering en het lijkt helemaal niet misplaatst dat hij (Hesiodus) regenboog als het kind van verwondering heeft beschreven (zie ook Theaetetus 155d)
- Hier is regenboog het symbool voor de verbinding tussen hemel en aarde om haar dat wil zeggen, tussen de hemel van de waarheid enerzijds en de begrijpende, op aarde leefde mens anderzijds
- De regenboog worden symbool voor filosofie
- Aristoteles kijkt tegelijk als bioloog of ontwikkelingspsycholoog: bij alledaagse verschijnselen waarmee we in de directe omgeving van ons leven geconfronteerd worden, beginnen we ons af te vragen hoe dat zit, hoe dit kan, papier aan de hand is, na hebben we vrijheid om de verschijnselen die ons ogenschijnlijk niet aangaan tot het object van verwondering en vragen te maken
- NOOT 6
- 113 983 a 13 Maar het bezit van deze kennis moeten verandering bewerkstelligen naar het tegengestelde van de situatie van lagere vragen en zoeken zijn uitgegaan.
- Op alle mensen beginnen, als gezegd, met verwondering in de gedaante van de vraag: is dit werkelijk het geval? Ze stellen die vragen bij bekende zelf- bewegende wondermechaniekjes – maar alleen zolang de oorzaak nog niet gezien hebben [15] bij het keren van de zon en bij de onmeetbaarheid van de diagonaal. Want dat blijft iets waarover mensen zich verwonderen, als ze zien dat de diagonaal ook met steeds kleiner wordende getallen die precies gemeten kan worden
- van de vraag:
- noot 11
- standaard voorbeeld van Aristoteles, dat hem kennelijk intrigeerde. Je kunt in een vierkant de diagonaal tekenen, zonder problemen, maar je kunt de verhouding ervan tot de zijde van het vierkant niet precies in getallen aangeven. Dat heeft dan weer te maken dat we Aristoteles, net als de meeste wiskundigen van zijn tijd wortelt twee niet zelf een getal is (de diagonaal van een vierkant verhoudt zich tot de zijde als wortel 2 tot een), omdat hij zich niet rationeel, dus als verhouding van natuurlijke getallen laten uitdrukken. interne van de moderne wiskunde gaat het om een irrationeel getal (misschien al beschreven door Hippasus) Als weliswaar ervan rationeel willen bepalen: bij een oneindig aantal termen achter de komma uit: 1,41421….
- noot 11
.
3 – vier oorzaken
Aristoteles spreekt hier over een wetenschap van de eerste principes en oorzaken. Hij geeft een uiteenzetting van de vier soorten oorzaak die hij onderkent, en een kritisch onderzoek naar het hanteren hiervan bij zijn voorgangers, Thales tot en met Plato. Hierbij dient men zich te realiseren dat wij deze voorgangers nu zo noemen omdat Aristoteles hen hier zo neerzet[4]; hij geeft hier namelijk een geschiedenis van de filosofie, zoals wij die hebben overgenomen.
Onder oorzaak verstaat Aristoteles alles wat nodig is ter verklaring van iets, of alles wat bepalend is voor de totstandkoming van iets[5]. Zodoende kan hij conceptueel de volgende oorzaken onderscheiden (al kunnen deze in de praktijk soms samenvallen): het ‘wezen’ van iets, de materie of het ten grondslag liggende, het beginsel van verandering, en als de vierde dat omwille van wat, dat wil zeggen het goede.
|
- Men zegt daarom wel dat Aristoteles twee typen doeloorzaken onderscheidde.
- Voor Aristoteles was de doeloorzaak ook het motief waarmee iets tot stand komt (de innerlijke drang) en ook het gevormd zijn van iets door dat wat van buiten wordt gevraagd (zoals de plek die iets inneemt ten opzichte van iets anders).
- finale oorzaak = het beeld, als blijvende herinnering aan “¦”¦”¦”¦
- Van de vier oorzaken beschouwde Aristoteles de doel-oorzaak als de voornaamste oorzaak, die dan ook later in de middeleeuwen als de oorzaak der oorzaken werd gezien.
De natuurfilosofen
- 113 983 a 25 De situatie is dus ##
- 1
- 2
- 3 de derde waarvan
- 4
- 114 983 b 8 Van degenen ##
.
4 De natuurfilosofen II
- 117 begeerte
.
5 –
- 120
- 121 tien beginselen
.
6 – ideeen
- 124
- 125 ideeen
.
7 – beginsel in materiele zin
- 127
- Wat-was-er-te-zijn
.
8 – denkfouten
- 128
- 129
.
8-1
- x
.
8-II
- x
.
8-III
- x
.
9 IV ideeën als oorzaken opgevat
- 133
- Axioma
.
IV-2 noot 74
- 136
- 137 één = uniek = alleen == nomaden
.
IV-3
- Wiskunde
.
10. besluit
- 140