laatste wijziging: 12-04-2024
1921 2002 John Rawls
BRONNEN:
- https://nl.wikipedia.org/wiki/John_Rawls
- https://humanistischecanon.nl/venster/liberalisme/john-rawls-een-theorie-van-rechtvaardigheid/
- http://gpm.ruhosting.nl/mt/2012-MA-PL-17RooijakkersAndreas.pdf
- https://fransholtkamp.files.wordpress.com/2016/06/billijkt-billijkheid-alles.pdf
In de rechtvaardigheidstheorie van John Rawls staat de vraag centraal volgens welke grondregels de rechten en vrijheden van burgers in verhouding tot elkaar en de verdeling van goederen onder elkaar in een samenleving moeten worden geregeld.
- het vrijheidsprincipe, ofwel de vrijheid om keuzes te maken – liberty principle;
- de oorspronkelijke positie – original position;
- rechtvaardigheid als billijkheid/redelijkheid – justice as fairness;
- reflectief evenwicht – reflective equilibrium;
- de sluier van onwetendheid – veil of ignorance;
- overlappende consensus – overlapping consensus;
- publieke rede of publieke ratio – public reason.
De sluier van onwetendheid
Om dit probleem op te lossen stelt Rawls een verdrags-theoretisch gedachte-experiment voor:
- We stellen ons een oertoestand voor waarin mensen bij elkaar komen om de grondregels voor hun toekomstige samenleving te ontwerpen. Om het morele principe van de onpartijdigheid te waarborgen, bevinden de personen in de oertoestand zich achter een sluier van onwetendheid’, dat wil zeggen, zij kennen hun eigen vaardigheden, sociale positie, enz., niet. Op grond hiervan zullen zij besluiten tot een samenlevingsstructuur die rekening houdt met de mogelijke belangen van allen.
Zo worden twee principes vastgelegd:
- Iedereen zal een gelijk recht hebben op het omvangrijkste systeem van gelijke fundamentele vrijheden dat met hetzelfde systeem voor alle anderen verenigbaar is.
- Sociale en economische ongelijkheden zijn zo in te richten dat
- a) redelijkerwijs te verwachten is dat ze tot ieders voordeel dienen en
- b) zij met posities en ambten verbonden zijn die voor iedereen open staan.
Het tweede zgn. differentieprincipe legt vast dat sociale ongelijkheden alleen legitiem zijn wanneer ze voor de zwaksten een voordeel tot gevolg hebben (maximin-principe).