laatste wijziging: 29-03-2024
VII Onbeheerstheid en genot
Boek 7 : Onbeheerstheid en genot
Bladzijde 201 tot en met 238
- 7 Inleiding Boek 7
- 7.1 Thema en methode
- 7-2 Een overzicht van de gangbare opvattingen
- 7-3 De moeilijkheden die aan deze opvattingen kleven
- 7-4 Oplossing van de moeilijkheden
- 7-5 Welke soort kennis bezit een onbeheerst mens?
- 7-6 Waarop heeft onbeheerstheid in strikte zin betrekking?
- 7-7 De schande van onbeheerste drift en onbeheerste begeerten
- 7-8 Beheerstheid en gehardheid, onbeheerstheid en slapheid
- 7-9 Onbeheerstheid is te genezen, onmatigheid niet
- 7-10 Een beheerst mens blijft bij de slotsom van zijn redenering
- 7-11 Matigheid en beheerstheid
- 7-12 Genot
- 7-13 Genot is een goed
- 7-14 Het hoogste goed is een genot
- 7-15 Onjuiste opvattingen over genot
.
7 Inleiding Boek 7
###
Bladzijde 202 tot en met 207
- 202 Boek 7 bestaat uit 2 traktaten:
- H 1 tot en met 12 Onbeheerstheidd. Zelfbeheersing
- H 12 tot en met 15 Genot
- 202 De mens heeft in zijn handelen maar één alternatief:
- ofwel voortreffelijk zijn en irrationele neigingen volmaakt bedwingen,
- ofwel consequent immoreel leven
- 202 Aristoteles erkend dat maar weinig onverkort voortreffelijk zijn
- ” Het goede is zeldzaam”
- https://www.janux.nl/wp/filosofen/ii-voortreffelijkheid-van-karakter/#_Toc131588894
- 202 De meeste bevinden zich in een soort ethisch middengebied (1150 a15), al Helle zei veelal over tot slechtere houdingen (1109 a14-19). Ze zijn niet voortreffelijk maar Alleen beheerst, niet volkomen immoreel maar alleen onbeheerst
- 202 Een andere verklaring is wellicht te zoeken In de belangstelling van aristoteles voor de opvoeding van de burger (zie II.1-3 en X-10). Is onbeheerstheid niet een noodzakelijk stadium In de morele opvoeding? In zijn jeugd is een mens doorgaan onbeheerst, maar dankzij de wetten van de stad staat en de opvoeding In de familie wordt hij een beheerst en tenslotte een voortreffelijk mens
- 203 Aristoteles heeft vooral belangstelling voor de kenmerken van […] diverse niveaus van moraliteit en niet zozeer voor de ontwikkelingen die de moraliteit van een individu kan ondergaan
- 203 De ware reden waarom Aristoteles dit nieuwe thema aanpakt is te vinden in het begin van boek 7.
- 202 Beheerstheid speelt In de ethiek van Sokrates een belangrijke rol
- 203 Meer dan Socrates en Plato wil aristoteles het domein van de beheerstheid begrenzen en de betekenis van de gebruikte termen preciseren.
- 203 […] hoe is het mogelijk dat een mens soms tegen beter weten in verkeerd handelt? […]
- 204 Volgens Socrates Bestaat het verschijnsel beheerstheid niet eens
- 204 De grondslag van de kritiek van aristoteles is het onderscheid tussen
- kennis bezitten en
- kennis gebruiken
- Dit onderscheid TO DO
- 205 Aristoteles wil allereerst aantonen dat genot wel degelijk een goed is, in tegenstelling tot het extreem anti- hedonistische standpunt ” geen enkele vorm van genot is goed”
—–
- 206 Genot wordt immers ook aanvaren wanneer men ziet, of studeert
- 206 En daarom moeten wij genot niet definiëren Als de bewuste ervaring van een overgangsproces, maar Als de ongehinderde activiteit van onze natuurlijke vermogens (1153 a14-17)
- 206 De derde opvatting (het zwakke anti- hedonisme), houd in dat ook als alle vormen van genot goed zouden zijn het hoogste goed (geluk) toch onmogelijk een vorm van genot kan zijn. Als men er immers van uit gaat dat genot een overgangs verschijnsel is en dus geen doel, moet men aanvaarden dat het hoogste goed (het doel waarop het leven afgestemd is) om mogelijk een vorm van genot kan zijn
- 206 Als men genot daarentegen opvat als een ongehinderde activiteit, is er geen reden om te betwisten dat het hoogste goed een vorm van genot is.
- Trouwens, alle wezens streven naar genot.
- De vormen die dit genot aanneemt zijn op het eerste gezicht weliswaar zeer verschillend (elk wezen kent een eigen type genot) maar bij nader inzien blijkt dat alle wezens niettemin hetzelfde genot nastreven, namelijk het hoogste goed.
- De reden waarom wij dan toch niet altijd ditzelfde genot, het hoogste goed nastreven, is onder meer hierin gelegen dat de meeste geluk gelijkstellen aan lichamelijk genot, maar is toch voornamelijk gelegen in het feit dat onze menselijke natuur onvolmaakt als ze is, steeds afwisseling zoekt
- 206 […] diverse gedeelten van de tekst niet op hun plaats staan […]
- De oorspronkelijke tekst van Aristoteles is niet bewaard gebleven, dit boek is samengesteld uit allerlei fragmenten die door andere in elkaar geknutseld zijn
7.1 Thema en methode
- 208 1145 a 15 Laten wij na deze uiteenzetting een nieuw onderzoek aanroeren en beweren dat er 3 types van gedrag zijn die men moet mijden:
- Slechtheid
- Onbeheerstheid
- Dierlijkheid
- 208 1145 a 18 Wat het type betreft dateren gesteld is aan dierlijkheid kan men het best spreken van een bovenmenselijke, ja, heroïsche en goddelijke voortreffelijkheid
- NOOT 2 Het woord verwijst zowel naar het normale, instinctieve gedrag van dieren als naar de bruutheid ervan. In de strikte zin van het woord is dierlijkheid gedrag van wezens die lager dan de mens staan. Hoe pervers in abnormaal het menselijk gedrag ook mogen zijn, het kan Alleen door analogie dierlijk genoemd worden
- NOOT 4
- Een dier situeert zich op een niveau beneden de mens, een godheid op een niveau boven de mens. Een dier mist het meest waardevolle dat de mens kenmerkt, de rede en daarmee de zin voor zedelijke waarden, en kan dus niet in een morele gemeenschap leven.
- Een godheid daarentegen is, in tegenstelling tot de mens, steeds met verstand en begrip oftewel noetisch actief en gelukkig en heeft daarom geen gezelschap nodig
- Zie ook politica 1253 a27-30 (https://janux.nl/wp/filosofen/i-staat-en-huishouden/)
- 208 1145 a 22 Als de dus […] door een buitengewone graad van voortreffelijkheid goden worden, dan moet de karakter houding die tegengesteld is aan dierlijkheid duidelijk van dien aard zijn.
- NOOT 9 Gehardheid is de karakter houding waardoor een mens de pijn kan verdragen die hij ondervindt wanneer een normale lichamelijke bevrediging hem wordt ontzegd. Een gaat mens laat zich daardoor niet overmannen
7-2 Een overzicht van de gangbare opvattingen
- 209 1145 b 9 Welnu, over het algemeen deelt men de volgende opvattingen: beheerstheid en geaardheid behoren tot de voortreffelijke en prijzenswaardige houdingen, onbeheerstheid en slapheid daarentegen tot de slechte en laakbare houdingen
- Een beheerst mens is iemand die bij de slotsom van zijn redenering blijft.
- Een beheerst mens weet dat zijn begeerten slecht zijn en weigert ze op te volgen op grond van zijn redelijk inzicht
- Een onbeheerst mens is iemand die van een redenering makkelijk afwijkt.
- Een onbeheerst mens weet dat wat hij doet slecht is, maar doet het niettemin onder invloed van zijn hartstocht
- Een matig mens is altijd beheerst en gehard; wie evenwel beheerst en gehard is is volgens sommigen altijd matig maar volgens anderen niet;
- En precies zo beweren sommige dat een onmatig mens onbeheerst en een onbeheerst mens onmatig is zonder enig onderscheid, terwijl anderen daartussen wel een onderscheid maken
- Nu eens zegt men dat een verstandig mens onmogelijk onbeheerst kan zijn, dan weer dat sommige , al zijn ze dan verstandig en schrander, toch onbeheerst zijn
- En tenslotte zegt men ook dat onbeheerst zijn In het uiten van hun drift en In het nastreven van aanzien en winst
7-3 De moeilijkheden die aan deze opvattingen kleven
- 210 1145 b 21 Men kan zich nu afvragen hoe iemand zich onbeheerst kan gedragen als hij een juist oordeel heeft.
- Als men ware kennis heeft is dat volgens sommigen alvast onmogelijk
- Het zou inderdaad erg zijn, zo meende Socrates, als iemand ware kennis zou bezitten en een andere kracht die zou kunnen overnemen en “heen en weer trekken als een slaaf”
- 210 1145 b 25 Ja, Socrates was vierkant tegen deze denkwijze, omdat hij ervan overtuigd was dat onbeheerstheid niet bestaat:
- Socrates:
- Iemand die een juist oordeel heeft handelt nooit in strijd met wat het beste is; zo handelt men alleen uit onwetendheid
- 210 1145 b 28 Volgens Aristoteles klopt deze theorie niet
- 210 1145 b 32 Er zijn evenwel die sommige punten van de leer van Socrates aanvaarden en andere punten ervan verwerpen
- 210 1145 b 33 Dat niets superieur is aan de ware kennis, daar zijn zij het over eens, Maar dat niemand handelt in strijd met wat volgens zijn mening het beste was, dat erkennen zij niet
- 210 1145 b 34 Daarom beweren zij ook dat een onbeheerst mens die zich laat overmeesteren door lustgevoelens geen ware kennis maar Alleen een mening heeft. Als het dan eigenlijk gaat om een mening en niet om ware kennis (Als het geen sterk, maar een zwak oordeel is dat vergeefs weerstand biedt aan de lust, zoals bij die twijfelen) dan kan men het Niemand kwalijk nemen dat hij zijn meningen laat varen wanneer hij geconfronteerd wordt met sterke begeerten
- 211 1146 a 10 En als voorts beheerst tijd impliceert dat men sterke en slechte begeerten heeft, dan is het niet mogelijk dat een matig mens beheerst is en een beheers mens matig.
- Een matig mens heeft immers geen buitensporige noch slechte begeerten.
- Een beheerst mens echter heeft dat soort begeerten noodzakelijkerwijs wel.
- Als zijn begeerten namelijk goed waren, zou de karakterhouding die hem ervan zal weerhouden ze te volgen slecht zijn, en zou beheerst hij dus niet altijd een teken van voortreffelijkheid zijn;
- als ze zwak en niet slecht waren zou er niets indrukwekkends aan zijn ze te weerstaan, en als ze slecht en zwak waren zou dat ook niets gewichtigst zijn
- 211 1146 a 17 En als voorts beheerstheid maakt maakt dat iemand aan al zijn meningen vasthoudt,
- kan zij slecht zijn,
- namelijk als zij hem ook doet volharden in een onware mening
- En als onbeheersbaarheid maakt dat iemand al zijn meningen laat varen, zal er een voortreffelijke soort onbeheerstheid zijn
- 211 1146 a 23 Verder is er de moeilijkheid die voorkomt uit het argument van de sofisten.
- De sofisten willen namelijk om hun vernuft te tonen hun tegenstander tot een paradoxale conclusie dwingen.
- Als dat hun lukt ontstaat er dus een syllogisme dat tot een impasse leidt:
- het denken is inderdaad vastgelopen wanneer het enerzijds het er niet bij wil Laten omdat de conclusie geen voldoening geeft, en het anderzijds niet vooruit kan komen omdat het de redenering niet kan ontzenuwen.
- Zo volgt uit een bepaalde redenering dat onverstandigheid en onbeheerstheid samen een goede eigenschap vormen.
- Immers, uit onbeheersbaarheid doet iemand het tegendeel van wat volgens zijn oordeel goed is, en (omdat hij onverstandig is) is hij van oordeel dat het goede slecht is en niet gedaan moet worden; en bijgevolg zal hij het goede en niet het slechte doen
- Socrates:
- 212 1146 b 3 […] als er op elk gebied sprake kan zijn van beheerstheid en onbeheerstheid, wie is er dan onbeheerst zonder meer?
- Want niemand bezit alle vormen van onbeheerstheid, en toch zeggen wij van sommige dat zij onbeheerst zijn Zonder meer
7-4 Oplossing van de moeilijkheden
- 212 1146 b 15 Het uitgangspunt van ons onderzoek is:
- wordt het specifieke onderscheid tussen een beheerst en een onbeheerst mens bepaald door de vraag waarin ze dat zijn of door hun houding?
7-5 Welke soort kennis bezit een onbeheerst mens?
- 213 1146 b 24 De opvatting nu dat die zich onbeheerst gedragen wel in strijd met een ware mening handelen, maar niet in strijd met ware kennis, is van geen enkel belang voor onze redenering:
- Sommige die alleen maar een mening hebben twijfelen daar in het geheel niet aan, maar vinden dat ze de dingen heel precies weten.
- Als we nu aannemen dat die een mening hebben eerder tegen hun oordeel in handelen dan die ware kennis hebben omdat hun overtuiging maar zwak is, dan zullen we zien dat de ware kennis in dit opzicht helemaal niet uitmunt boven een mening.
- Sommige zijn namelijk evenzeer overtuigd van wat ze menen als anderen van wat ze echt weten […]
- 213 1146 b 31 We gebruiken de term ” weten” in twee betekenissen:
- we zeggen zowel van iemand die kennis wel bezit maar niet gebruikt,
- als van iemand die haar en bezit en gebruikt, dat hij weet
- 214 1147 a 5 […] kan men t.a.v. weten twee soorten universele termen onderscheiden:
- de handelende persoon,
- het onderwerp
- 214 1147 a 19 die uitspraken doen die van kennis getuigen bewijst helemaal niet dat ze die kennis ook effectief bezitten.
- die In de genoemde gemoedstoestanden verkeren spreken immers zelfs bewijsvoering en uit en reciteren verzen van Empedocles,
- en studenten die net iets geleerd hebben dan rijgen wel woorden aaneen, maar begrijpen ze nog niet
- zij moeten die kennis namelijk assimileren, en dat vraagt tijd
- wij moeten ons dus voorstellen dat die zich onbeheerst gedragen net zo praten als acteurs
- 214 1147 a 25 Men kan de oorzaak van onbeheersbaarheid ook bestuderen aan de hand van haar specifieke natuur
Een bekend voorbeeld van een syllogisme is de volgende geldige redenering:
Alle zijn sterfelijk (majorpremisse)
Socrates is een mens (minorpremisse)
Socrates is sterfelijk (conclusie)
- 215 Aristoteles geeft als voorbeeld:
- alles wat zoet is moet men proeven (major)
- dit hier is zoet (minor)
- . . .
28-02-2024 Dit moet ik nog verder uitwerken.
28-02-2024 Dit moet ik nog verder uitwerken.
28-02-2024 Dit moet ik nog verder uitwerken.
- 215 1147 b 5 […] dat dieren niet onbeheerst kunnen zijn, Omdat ze namelijk geen universele meningen hebben, maar Alleen voorstellingen en herinnerings beelden van specifieke dingen
- 215 1147 b 7 Wat de vraag betreft hoe de onwetendheid van een onbeheerst mens verdwijnt en hij zijn kennis herwint bestaat er geen speciale verklaring voor de toestand van onbeheerste maar geldt dezelfde verklaring als in het geval van dronkenschap of slaap; daarvoor moet men bij de fysiologen In de leer gaan
- 215 1147 b 10 De laatste premisse bestaat nu uit een mening over een zintuiglijk waarneembaar object en bepaalt het handelen.
- Wie onder invloed van zijn hartstocht staat, heeft dus deze mening ofwel helemaal niet,
- of hij heeft haar niet In de zin dat hij haar kent, maar dat hij haar uitspreekt zoals iemand die dronken is
7-6 Waarop heeft onbeheerstheid in strikte zin betrekking?
- 216 1147 b 20 Nu moeten we nagaan:
- of iemand onbeheerst zonder meer kan zijn
- of dat men altijd in een bepaald opzicht onbeheerst is
- en als het eerste waar is, waarin zo iemand dan wel onbeheerst is.
- Dat de houding van zowel beheerste en geharde als onbeheerste en slappe te maken heeft met lust- en onlustgevoelens is duidelijk
- 216 1147 b 25 Van de dingen die genot verschaffen zijn nu sommigen noodzakelijk, terwijl anderen op zichzelf begerenswaardig zijn Maar de mogelijkheid van een exces openen
- Noodzakelijke goederen zijn die welke met het lichaam verband houden
- Water, brood
- Niet-noodzakelijke goederen zijn niet noodzakelijk, maar op zichzelf begerenswaard:
- Een overwinning bijvoorbeeld, aanzien, rijkdom et cetera
- 216 1147 b 31 […] die in het nastreven van deze laatste genietingen te ver gaan, in strijd met de rechte rede in hen, noemen wij niet zonder meer onbeheerst, maar we voegen daar een bepaling aan toe: onbeheerst op het punt van geld, winst, aanzien of drift
- Onbeheerste : gevoel, impuls aankopen, eerst doen dan denken
- Beheerste : tot 10 tellen, rede
- 217 1148 a 4 Wat daarentegen de betreft die te ver gaan op het gebied van lichamelijke genietingen dat wij beschouwen als het gebied waarop matige en onmatige zich onderscheiden geldt het volgende: wie extreem genot najaagt en extreme pijn vermijd, zoals extreme honger, dorst, hitte, koude en alle extreme gewaarwordingen van tastzin en smaak, en dit niet doet op grond van een keuze maar tegen zijn keuze en inzicht in, noemt men onbeheerst
- 217 1148 a 12 Dit gebruik van het begrip “ onbeheerst Zonder meer “ wordt bevestigd door het feit dat men wel slap noemt
- Als het over lichamelijke genietingen gaat, terwijl men dat niet doet Als het over een van die andere genoegens gaat
- Het verklaart ook waarom wij een onbeheerst mens met een onmatig mens en een beheerst met een matig mens verwarren (terwijl we dat met geen van hen doen die op een van de andere punten onbeheerst zijn), omdat ze op een bepaalde manier met dezelfde vormen van genot en pijn te maken hebben.
- Maar hoewel zij met dezelfde dingen te maken hebben, verschilt hun houding ten aanzien daarvan:
- Een onmatig mens handelt op grond van een keuze maar
- Een onbeheerst mens niet
- 217 1148 a 23 Sommige begeerten en genoegens hebben nu betrekking op dingen die in hun soort edel en goed zijn.
- Sommige aangename dingen zijn inderdaad van nature begerenswaard, anderen zijn hieraan tegengesteld, nog andere liggen volgens het onderscheid dat wij eerder maken hier tussenin: bijvoorbeeld geld, winst, een overwinning, aanzien
- 218 1148 a 31 […] wie zich meer dan behoorlijk is bekommerd om aanzien, kinderen of ouders: zeker, dat zijn goede objecten en wie zich daarom bekommert wordt geprezen, maar toch kan men ook daarin te ver gaan […]
- 218 1148 b 4 […]alleen de excessen op dit gebied zijn slecht en moeten gemeden worden.
- 218 1148 b 5 Op dezelfde manier kan hier ook geen sprake zijn van onbeheerstheid: onbeheerstheid moet immers niet Alleen gemeden worden, zij is ook afkeurenswaardig
- 218 1148 b 14 […] onbeheerst in zijn drift […]
- Noodzakelijke goederen zijn die welke met het lichaam verband houden
- en als het eerste waar is, waarin zo iemand dan wel onbeheerst is.
—————
- 218 1148 b 15 (on)aangenaam
- Sommige dingen zijn van nature aangenaam: een deel is aangenaam Zonder meer, een ander aangenaam voor bepaalde soorten van dieren of .
- Andere dingen zijn van nature aangenaam maar afwijkingen, gewoonte of een slechte natuurlijke aanleg Laten ze aangenaam worden. En we kunnen zien dat ook aan elk van deze laatste soorten van aangename dingen een bepaalde karakter houding beantwoordt
- 219 1148 b 20 Dan heb ik het bijvoorbeeld over dierlijke houdingen, zoals bij het vrouwelijk wezen dat na wordt verhaald zwangere vrouwen openrijt […] […] of van vlees […]
- 219 1148 b 25 Andere onnatuurlijke houdingen worden uitgelokt door ziekten of in sommige gevallen door een vlaag van waanzin
- […] geslachtsverkeer tussen mannen !!! […] is volgens Aristoteles een ziekte
- https://dick.wursten.be/homo-grieks_janse.html
- 219 1149 a 5 Alle excessen van dwaasheid, lafheid, onmatigheid en ontstemt tijd zijn trouwens dierlijk of ziekelijk
7-7 De schande van onbeheerste drift en onbeheerste begeerten
- 220 1149 a 24 Laten wij nu onze aandacht vestigen op het feit dat
- onbeheerstheid in drift minder schandelijk is dan
- onbeheerstheid in begeerte
- NOOT 28 Drift en begeerte zijn zijn op zichzelf irrationeel, maar drift gaat gepaard met een zeker bewustzijn van de juiste verhoudingen tussen , terwijl begeerte uitsluitend van doen heeft met de bevrediging van de eigen behoeften
- 220 1149 a 32 De rede of het het voorstellingsvermogen heeft nog maar net aangegeven dat er sprake is van een belediging of minachting of de drift maakt Als het ware al de gevolgtrekking dat men zoiets moet bestrijden en laait onmiddellijk op. in het geval van de begeerte daarentegen hoeft de rede of de waarneming maar te zeggen dat iets aangenaam is en ze gaat daarop af om ervan te genieten
- 221 1149 b 1 De drift schikt zich dus in zekere zin naar de rede, terwijl de begeerte dat niet doet.
- Onbeheerstheid in begeerte is dan ook schandelijker.
- Wie onbeheerst is in zijn drift zwicht immers in zekere zin voor de rede, wie daarentegen onbeheerst is in zijn begeerte zwicht voor de begeerte en niet voor de rede
- 221 1149 b 13 Men is onrechtvaardiger naarmate men meer listen gebruikt
———————-
- 222 1149 b 27 Maar we moeten onderscheid maak een tussen deze begeerten en genietingen zelf
- 222 1149 b 30 Matigheid en onmatigheid nu hebben Alleen met de eerste soort begeerten en genietingen te maken
- Dat is ook de reden waarom wij dieren noch matig noch onmatig noemen, tenzij in overdrachtelijke zin, als een bepaalde diersoort in haar geheel zich van andere onderscheidt in brutaliteit, vernielzucht of vraatzucht – dieren kunnen trouwens geen keuze maken of redeneren: zij kunnen wel de grenzen van de natuur te buiten gaan, net als die waanzinnig zijn.
- Dierlijkheid is een geringer kwaad dan slechtheid, hoewel zij meer te vrezen valt bij een mens dan bij een dier.
- Bij een dier is het beste deel van de ziel namelijk niet verdorven, zoals dat wel het geval kan zijn bij een mens; een dier heeft dit deel eenvoudigweg niet.
- Dit is precies alsof men een levenloos voorwerp zou vergelijken met een levend wezen en zich zou afvragen welk van beide het slechtste is:
- want de slechtheid van een object dat niet in zichzelf een principe van handelen heeft is altijd minder destructief, en zo’n principe is het verstand
- Dan kan men net zo goed een vergelijking maken tussen onrechtvaardigheid en een onrechtvaardig mens: elk van beide is in zekere zin slechter dan het andere.
- Want een slecht mens kan oneindig veel meer kwaad aanrichten dan een dier
- NOOT 33 Het idee achter deze passage is dat onrechtvaardigheid als zodanig slecht is, terwijl een onrechtvaardig mens accidenteel slecht is.
Dier
7-8 Beheerstheid en gehardheid, onbeheerstheid en slapheid
- 223 1150 a 19 Wie buitensporige genietingen najaagt of op overmatige wijze noodzakelijke genoegens nastreeft, en dat doet op grond van een keuze, en omwille van die genoegen zelf, niet van enig ander goed dat eruit voortvloeit, die is onmatig
- 223 1150 a 28 Iedereen zal het erover eens zijn
- dat iemand die iets schandelijks doet hoewel hij dat niet of slechts zwak begeert,
- slechter is dan iemand die zoiets doet uit een sterke begeerte,
- en dat iemand die slaat zonder dat hij woedend is
- slechter is dan iemand die dat doet in een vlaag van woede.
- Want wat zou deze persoon wel niet doen als hij onder invloed stond van hartstocht?
- Daarom is een onmatig mens slechter dan een onbeheerst mens
- 223 1150 a 32 Van de genoemde houdingen is nu het ene (het bewust mijden van pijn) meer een soort slapheid terwijl de andere (het bewust najagen van genot) de eigenlijke onmatigheid is
- 224 1150 b 20 Er zijn twee vormen van onbeheerstheid:
- Impulsiviteit
- Zwakheid
- 224 1150 b 23 […] die niet gevoelig zijn voor kietelen […]
- NOOT 35 Wie erop voorbereid is te worden gekieteld is daar niet langer gevoelig voor
7-9 Onbeheerstheid is te genezen, onmatigheid niet
- 225 1150 b 30 Zoals we zeiden kent een onmatig mens geen spijt. Comma hij blijft immers trouw aan zijn keuze. Een onbeheerst mens daarentegen heeft altijd spijt
- 225 1151 a 5 Het is dus duidelijk dat onbeheerstheid geen slechtheid is: maar in zekere zin is ze dat misschien toch ook wel.
- Onbeheerstheid gaat immers tegen de keuze in, terwijl slechtheid de keuze volgt
- 226 1151 a 20 Er zijn evenwel ook die de rechte rede verlaten onder invloed van hartstocht;
- zo iemand wordt door hartstocht in die mate beheerst dat hij niet meer in overeenstemming met de rechte rede handelt,
- maar toch ook weer niet zozeer dat het zijn overtuiging is dat hij de genoegens in kwestie zonder enig voorbehoud moet najagen
06-03-2024 Het begrip rechte rede betekent TO DO
7-10 Een beheerst mens blijft bij de slotsom van zijn redenering
, een onbeheerst mens niet
- 227 1151 b 3 Bijgevolg kan men zeggen dat in zekere zin
- een beheerst mens bij om het even welke mening blijft en
- een onbeheerst mens om het even welke mening laat varen,
- maar dat dit alleen voor een ware mening geldt zonder meer
- 227 1151 b 11 Koppige daarentegen laat u zich niet beïnvloeden door argumenten, maar zijn voor begeerten wel ontvankelijk en Laten zich vaak leiden door genot
- 227 1151 b 12 Onder de koppige zijn eigenzinnige, domme en lompe .
- Eigenzinnige Laten zich leiden door genot en pijn: als men er niet in slaagt hun een andere overtuiging bij te brengen genieten zij van hun overwinning, en ze ergeren zich als men hun opvattingen naast zich neerlegt, alsof het om een verordening ging
7-11 Matigheid en beheerstheid
- 228 1151 b 26 […] een beheerst mens daarentegen houdt vast aan zijn redelijk inzicht en wijkt er noch om de ene noch om de andere reden vanaf
- 228 1151 b 28 Als beheerstheid iets iets goeds is moeten de twee houdingen die er aan tegengesteld zijn allebei slecht zijn
- 228 1152 a 7 Ook kan een zelfde persoon niet tegelijkertijd verstandig en onbeheerst zijn
- 229 1152 a 14 Een onbeheerst mens weet dan ook niet wat hij behoort te doen op de manier waarop iemand die zijn kennis effectief gebruikt had weet;
- hij weet dat alleen zoals iemand die slaapt of dronken is
- En hij handelt uit eigen beweging — in zekere zin weet hij immers wat hij doet en wat hij daarmee beoogt;
- Hij is evenwel niet slecht, want zijn algemene intentie is goed.
- Hij is dus maar half slecht. Ook is hij niet onrechtvaardig, want hij handelt niet met boze opzet.
- Het ene type onbeheerste mens houdt zich immers niet aan het resultaat van zijn beraad, en het andere type,
- de hartstochtelijke mens, beraadt zich helemaal niet
06-03-2024 beter om te spreken van onwetendheid?
- 230 1152 a 35 Zo hebben we uiteengezet wat beheerstheid, onbeheerstheid, gehardheid en slapheid zijn, en hoe deze dispositie zich tot elkaar verhouden
7-12 Genot
- 230 1152 b 1 Iemand die de politieke wetenschap bestudeert moet ook een beschouwing wijden aan genot en pijn
- 230 1152 b 5 […] en bovendien beweren de meeste dat geluk met genot gepaard gaat.
- Dat is trouwens de reden waarom de term voor “gelukkig“ afgeleid is van het werkwoord dat “plezier hebben“ betekent
- 230 1152 b 8 Volgens sommigen nu is geen enkel genot een goed,
- noch op zichzelf, noch bij toeval,
- ze zijn namelijk van mening dat het goede en genot twee verschillende dingen zijn.
- Volgens anderen zijn weliswaar sommige vormen van genot goed, maar de meeste slecht
- Een derde opvatting zegt dat, ook al zijn alle vormen van genot goed, het hoogste goed toch onmogelijk een vorm van genot kan zijn
- NOOT 47 Ook deze derde opvatting geeft een stelling van plato en andere leden van de Academie weer die In de Philebus uitvoerig ter sprake komt 20e3 22e2 60a7 61b6 en ook hier 1172cb28-29 wat
- Naar de mening van de vertalers verwijst Aristoteles hier dus niet naar zijn eigen standpunt
- 230 1152 b 12 De opvatting wat het genot volstrekt geen goed is wordt gemotiveerd als volgt.
- Elk genot is een bewust proces dat door herstel van de normale toestand leidt, en een proces is nooit van dezelfde orde als het doel ervan: de bouw van een huis bijvoorbeeld is nooit van dezelfde orde als een huis.
- Een matig mens mijdt genietingen.
- Een verstandig mens streeft naar de afwezigheid van pijn, niet naar genot.
- Genietingen vormen een hinderpaal voor het denken, en doen dat des te meer naarmate het genot intenser is, bijvoorbeeld tijdens seksueel genot: niemand is terwijl hij zich daaraan overgeeft en die staat tot denken.
- Geen enkele technische vaardigheid heeft als onderwerp genot, terwijl toch alles wat goed is het product is van een technische vaardigheid.
- Kinderen en dieren streven genietingen na
- NOOT 47 Ook deze derde opvatting geeft een stelling van plato en andere leden van de Academie weer die In de Philebus uitvoerig ter sprake komt 20e3 22e2 60a7 61b6 en ook hier 1172cb28-29 wat
- noch op zichzelf, noch bij toeval,
7-13 Genot is een goed
- 231 1152 b 25 Uit de voorgaande argumenten volgt evenwel niet dat genot geen goed is en evenmin dat het niet het hoogste goed is
- dit blijkt uit de volgende overwegingen:
- Ten eerste heeft het begrip “ goed “ twee betekenissen:
- het betekent zowel
- goed zonder meer als
- goed voor een bepaald persoon
- 231 1152 b 34 Verder bestaat het goede uit een activiteit of een dispositie
- nog uitzoeken: dispositie
- 232 1153 a 1 Er zijn namelijk ook ook genietingen die niet met pijn of begeerte gepaard gaan
- v. studeren
- Activiteit ß à proces
- het betekent zowel
- Ten eerste heeft het begrip “ goed “ twee betekenissen:
- dit blijkt uit de volgende overwegingen:
- 232 1153 a 8 Verder volgt uit het feit dat volgens sommigen het doel beter is dan het proces dat tot dat doel leidt niet noodzakelijkerwijs dat er iets bestaat dat beter is dan genot
- lustgevoelens zijn namelijk geen processen, nog gaan zijn gepaard met een proces
- het zijn activiteiten en dus doeleinden
07-03-2024 NOG UITZOEKEN
- zij manifesteren zich ook niet doordat we een vermogen verwerven maar doordat we een vermogen gebruiken
- en niet alle vormen van genot hebben een doel dat van henzelf onderscheiden is, maar alleen de genoegens bij wie de volkomenheid van hun natuurlijke toestand hersteld wordt
- 232 1153 a 14 Daarom is het ook niet juist te beweren dat genot een bewust proces is men moet het veeleer definiëren als een activiteit die uitgaat van de normale dispositie en “bewust“ vervangen door “ongehinderd “
- 232 1153 a 17 Beweren dat sommige aangename dingen slecht zijn doordat ze de gezondheid schaden,
- is hetzelfde als zeggen dat sommige gezonde dingen slecht zijn doordat ze slecht zijn voor onze financiën
- In dat opzicht zijn die aangename en gezonde dingen dan wel allebei slecht, maar daarom zijn ze nog niet slecht zonder meer; zelfstudie kan wel eens de gezondheid schaden
- 233 1153 a 28 De argumenten
- dat een matig mens genot mijdt,
- dat een verstandig mens een leven nastreef dat vrij is van pijn,
- en dat kinderen en dieren genot zoeken,
- worden allen door één en dezelfde overweging weerlegt
- We hebben immers aangetoond in welke zin de verschillende vormen van genot goed zijn en in welke zin niet alle zonder meer goed zijn
- Welnu, dieren en kinderen zoeken deze laatste vormen van genot,
- en een verstandig mens streeft ernaar geen pijn te voelen bij de afwezigheid van deze genoegens,
- ik bedoel de genoegens die gepaard gaan met begeerte en pijn,
- dat wil zeggen lichamelijke genietingen (die zijn immers van dien aard) en de excessieve vormen daarvan,
- die welke van een onmatig mens een onmatig mens maken
- Daarom mijdt een matig mens deze vormen van genot want ook een matig mens heeft zijn eigen genoegens
- dat een matig mens genot mijdt,
7-14 Het hoogste goed is een genot
- 233 1153 b 1 Iedereen is het erover eens dat pijn een kwaad is en dus moet worden vermeden
- 234 1153 b […] mensen streven niet alle hetzelfde genot na
- – maar genot streven ze niettemin allemaal na […]
- 235 1154 a 1 Het is ook evident dat als genot, als activiteit, geen goed is, een gelukkig mens niet noodzakelijk een aangenaam leven kan leiden
- Waartoe zou hij immers genot nodig hebben Als het geen goed is?
- Dan kan zijn leven net zo goed pijnlijk zijn
- Want als genot inderdaad noch kwaad noch goed is dan is ook pijn noch het een noch het ander, dus waarom zou hij dan pijn vermijden?
- Ook zal het leven van een voortreffelijk mens niet aangenamer zijn dan dat van een ander als niet ook zijn activiteiten aangenamer zijn
- 235 1154 a 8 Wat de lichamelijke genietingen betreft moeten degenen die beweren dat sommige genoegens, met name de edele, hoogst begerenswaard zijn,
- maar dat de lichamelijke genietingen, die welke het domein van de onmatige mens vormen,
- dat niet zijn, zichzelf de volgende vraag stellen:
- Waarom zijn dan de onlustgevoelens die daaraan tegengesteld zijn slecht?
- Het tegengestelde van een kwaad is immers een goed.
- Of zijn ze alleen maar goed tot op een bepaald punt?
- Immers als de disposities en de bewegingen die daaruit voorkomen geen teveel van het goede toelaten dan is er ook geen teveel aan genot mogelijk;
- bij disposities en bewegingen daarentegen waarbij er wel zo’n teveel mogelijk is kan er ook teveel genot zijn
- 235 1154 a 15 Lichamelijke goederen nu laten een teveel toe,
- en een slecht mens is slechts juist doordat hij dit teveel najaagt,
- niet doordat hij noodzakelijke genoegens nastreeft;
- Want iedereen heeft op een bepaalde manier plezier in eten, wijn en sex,
- maar niet iedereen heeft dat op de manier waarop wij het behorend hebben
- Met pijn is het precies omgekeerd:
- een slecht mens vermijdt niet alleen excessieve pijn maar alle pijn;
- er bestaat namelijk geen pijn die tegengesteld is aan excessief genot,
- behalve nu net voor degeen die dit exces najaagt
- NOOT 55 Zeer beknopt ontwikkelt Aristoteles de volgende gedachte:
- Een slecht mens handelt verkeerd zowel in het zoeken naar genot als in het vermijden van pijn
- Omdat hij overmatig genot zoekt is voor hem de tegengestelde toestand pijnlijk,
- wat zij evenwel voor een goed mens niet is
7-15 Onjuiste opvattingen over genot
- 236 1154 a 25 Bijgevolg moeten we Verklaren Waarom lichamelijke genoegens begerenswaardige lijken dan andere
- 236 1154 a 32 Sommige
- vormen van genot zijn handelingen die voorkomen uit een slechte natuur
- Andere vormen van genot zijn remedies voor een gebrekkige natuur
- 236 1154 b 8 Een leven wezen Staat immers voortdurend onder druk
- 236 1154 b 10 Evenzo verkeren jonge Mensen ten gevolge van hun groei in hun toestand die vergelijkbaar is met dronkenschap, en is de jeugd dan ook de leeftijd van het genot, terwijl anderzijds Mensen met een hartstochtelijke natuur voortdurend een remedie nodig hebben: ten gevolge van hun temperament wordt hun lichaam voortdurend geprikkeld en zijn zij constant ten prooi aan heftig verlangen
13-09-2023 Je kunt verslaafd zijn aan . . .
- 237 1154 b 14 Maar genot verdrijft pijn, of het nu het genot is dat tegengesteld is aan de pijn of een willekeurig ander genot, Als het maar krachtig is
- En daarom worden hartstochtelijke mensen onmatig en slecht
- 237 1154 b 32 Tot zover Over beheerseenheid en onbeheersbaarheid, genot en pijn