14

Sessie 15 : 2 november 2020

Inhoud

    Detail

.

207 Hoofdstuk 14 Een absurde paradox

207 Bij Nietzsche zien we hoe de centrale vraag waarmee de filosofische antropologie in de moderne tijd is komen te worstelen, uiterst scherp en tegelijk pijnlijk op de spits wordt gedreven.

  • Hoe ziet de wereld er uit wanneer God niet meer bestaat?
  • Hoe moet en kan de mens leven als hij niet meer wordt overhuifd door een hemels balakijn?
  • wat betekent dan nog het woord “mens“?

Eindigheid versus eeuwigheid

“In een volstrekt immanente wereld zal de mens zijn tragische roeping op zich moeten nemen, met een welbewuste levenskracht die vanaf dat moment de centrale waarde is”.

Nieuw ideaal:

  • 207 “Ventisme”: antiburgerlijkheid, individualisme, authenticiteit, singulariteit, afkeer van universaliteit.

Algemeenheid is niet meer het zegel van de waarheid.

GNU: als een ideaal ontstaat, een moreel gebod, dan komt dit vaak voort uit het onder druk staan van wat wordt uitgedrukt in het ideaal. Zien we in individualisering en oproep tot authenticiteit de invloed van een in opkomst zijnde massa en de bijbehorende massacultuur, waarin het individu opgaat en alleen nog maar leeft naar externe idealen en maatstaven? Bijvoorbeeld het opkomend consumentisme en de openlijke beïnvloeding, op één lijn krijgen van ieders gedrag, gevoel, taal en behoefte, door commercie?


.

210 Existentie

  • Existentie betekent: bestaan. Het komt van ex-istere, naar buiten uit staan. In de wereld verknoopt zijn. Wat iets in interactie is met zijn omgeving.
  • Essentie: wezen. Wat iets in zich is, van binnen is.

Bij Kierkegaard speelt dit onderscheid aanvankelijk door de tegenstelling die hij vanaf zijn jeugd heeft ervaren in wat hem werd aangedragen als de eeuwige, christelijke waarden en werkelijkheid (het paradijs, het Rijk Gods) aan de en kant en het historisch bepaalde, door toeval geregeerde (contingente) bestaan van de individuele mens anderzijds.

Deze harde tegenstelling is een protestantse intuïtie.


.

GNU: eindigheid en eeuwigheid in protestantisme versus katholicisme

In het katholieke geloof is het aardse bestaan doordesemd van het eeuwige: er zijn vele gradaties van het bestaan waarin in verschillende samenstellingen  het tijdelijke en het eeuwige met elkaar samengaan. Zo is Maria ooit geboren als sterfelijke vrouw maar is uiteindelijk een 4e Goddelijke instantie naast de Drie-eenheid geworden.

In het protestantse geloof zijn er geen gradaties meer. Er is alleen het puur aardse bestaan aan de ene kant en het eeuwige verheven zijn aan de andere kant. We kunnen alleen aan het eeuwige deelnemen door volledige onderwerping en hopen op Verheffing.

In het Katholieke Geloof is deze verheffing altijd al enigszins aan de gang. Deelnemen aan de mis is voldoende.

 

Kierkegaard heeft gezegd, als kritiek op Hegel en alle systeemfilosofie: “hij heeft de existentie vergeten”. Met de filosofie van Kierkegaard begint het denken van de eindigheid, het concrete bestaan als iets dat voorheen vergeten is, omdat filosofie en wetenschap zich richten op de essentie van wereld en mens: de eeuwige patronen en principes.

Waarheid is met Kierkegaard niet meer iets objectiefs, dat wil zeggen: een perspectief dat het subjectieve overstijgt door principes waarin men naar dingen kijkt vanuit alle mogelijke, of het hoogst mogelijke perspectief.

Integendeel: “De waarheid is het subjectieve”. Je komt alleen maar tot de objectieve waarheid door middel van het subjectieve (daar zou Hegel het nog mee eens zijn) maar bovenal is het subjectieve zelf het belangrijkste object: de wereld van het subject is de wereld waar het om gaat, niet de wereld of object van een boven alle subjecten staand subject, zoals in een filosofisch systeem, een religie, of een wetenschappelijke theorie.

In de subjectieve wereld gaat het bijvoorbeeld niet om wat iets of de wereld is (essentie) maar om het persoonlijke heil, hoe te leven, wat schuld is.

Maar dit door en door eindige wezen kan niet om de eeuwigheid heen: dit zijn de vragen en angsten die hem ten diepste kwellen: over schuld en bestemming. Dit zijn uitdrukkingen van hoe de eeuwigheid een schaduw over het bestaan heen gooit, of het vanuit een verre horizon verlicht en oproept.

Het subject zoekt hierin een verzoening of verlossing.


.

212 Don Juan

Don Juan: die zich niet bindt en leeft in immorele frivoliteit.

De verlossing lijkt in de eerste plaats een negatieve te zijn: om te vermijden of uit te bannen wat verlossing in de weg zit. Dat is het halfzachte leven van de burger: waarin halve waarheden, doen alsof, tevredenheid met zichzelf, het oordeel van ander, vermijden van conflicten en vermijden van pijnlijke situaties aan de orde van de dag zijn. Waarin niet-authentiek of oneigenlijk wordt geleefd, zoals Sartre en Heidegger later zouden zeggen.

Kierkegaard geeft daarom fasen waarin men kan ont-burgeren:

  1. Estheticisme: de wereld is slechts schijn en illusie. Het niet serieus nemen van de werkelijkheid en ambities van de burgerij. De dandy doet niet aan hard werken, spaarzaamheid en serieus zijn. In de esthetiserende levenshouding is alles opzettelijke pose.
  2. Of/of: ethiek. Overstijgen van egoïsme en estheticisme. Engagement. Schuld wordt overwonnen door te strijden voor een morele wereld.
  3. De daad van de ethiek verlost ons niet van het tekort. We blijven schuldig omdat de daad arrogantie is: we lijken daarmee schuld en de wereld onder controle te kunnen brengen. Dit is God-vergetelheid. Overgave en bekennen van schuld maakt de gave van het geloof (door God) mogelijk: het erkennen van onze diepe eindigheid, beperktheid en schuld. Het is een stap van overal buiten staan en volledig tegenover het absolute staan. Dit is absurd vanuit een niet-religieus standpunt: hierin leven we in oorzaak en gevolg relaties (tijdsrelaties) waar we niet buiten lijken te kunnen staan en waarin ons handelen zin en effect lijkt te hebben.

De laatste stap is individueel en kan verder niet bepaald of opgelegd worden (GNU: maar dat gebeurt natuurlijk wel). Het is de enige manier om weggerukt te worden uit het algemene, het “men”.


.

216 Jouw lied

De invloed van Kierkegaard

Camus snijdt hier God uit maar legt ook de nadruk op de on-ontwarbaarheid van het goede en het kwade in het licht van de onverschilligheid van de wereld.

“Wie het geloof niet meer kan aanvaarden -en dat kan het grootste deel van de 20e-eeuwse filosofie niet meer- blijft achter met een wereld waar de rede niet meer in staat is het gat te dichten.”

Het subjectieve, voorbijgaande, individuele, is van belang en niet meer het objectieve, eeuwige en algemene.

Objectieve kennis sluit de ogen voor haar eigen subjectieve gronden en daardoor begrijpt zij niet dat ze op drijfzand is gebaseerd. Alleen de innerlijke waarheid telt.

“De belangrijkste bestaansbeslissingen worden genomen door een wil die alleen maar voor zichzelf begrijpelijk is – of zelfs dat niet.” Niet de rede maar het gemoed krijgt autoriteit.

Dit wordt het hart, zoals vaak bezongen.