9

Sessie 9  maandag 24 februari 2020 en sessie 10 – 9 maart 2020


Hoofdstuk 9 : Verstrooiing


                • Hoofdstuk 9 – Verstrooiing
                • De “romantische” nationale staat
                • Inwendigheid – protestantisme

  • 135 Gemütlichkeit
  • 135 Nietzsche
  • 140 Piet Hein, Amsterdam en Zuiderzee
  • 142 Grimmige consequenties



  • Over de kracht van de historische narratief.
  • Wending naar het particuliere, inwendigheid
  • Romantische nationale staat

Wending naar het particuliere op nationaal maar ook filosofisch niveau: het object en het principe van de filosofie wordt omgedraaid: van het algemene en rationele analyse naar zoeken naar de individuele bron door identificatie, evocatie, verbindende.

Duitse filosofie: synthetisch, diepzinnig, laatste grond van het Zijn.

  • Madame de Staël: Duitsland als goedmoedig, sentimenteel en boers tov verfijnde rationalistische en classicistische Frankrijk. Duitsland moest zijn nationale bewustzijn meer ontwikkelen. Effect was dat de verschillen tussen Frankrijk en Duitsland juist werden benadrukt en onderstreept. Geen versmelting of onderlinge verrijking.
  • Duitsland was tot dan vooral een lappendeken aan rijkjes, geen nationale daadkracht. Veronderstelde sentiment werd juist een element van de identificatie waarmee Duistland nationale trots kreeg. Het verlichtingsrationalisme werd geen Duits ideaal.
  • Frans-Duitse Oorlog (1870-1871): Duitsland opeens als superieur.
137 Inwendigheid
  • Sola fide: slechts het geloof (Luther)
  • Verschil katholicisme en protestantisme: presentie, aura, werken versus overtuiging
  • Complexe piramide wordt God en het individu. Geen heilige riten, plaatsen of personen: alleen het innerlijk is heilig.
  • De protestant laat zien wij hij IS (in gebed).
  • De eigen wijze waarop de piëtistische en vervolgens romantische gelovige God zoekt, mondt vanzelf uit in de plicht om trouw te zijn aan zichzelf…eigen weg… zelfrealisatie”
  • Dit wordt een leidmotief in de continentale filosofie (Nietzsche, Heidegger, Sartre)

Niet de daad maar de intentie.

Mens wordt volstrekt particulier.

Mens en maatschappij moeten resoneren in hun particulariteit

De mens wordt het wezen dat anders kan zijn dan het universele.

140 Piet Hein, Amsterdam en Zuiderzee
  • Staatsidee van de Republiek: universeel Verlichtingsproject van emancipatien van het universeel Menselijke (rechten van de Mens)
  • Romantische nationale staat: niet louter een abstracte structuur maar een realiteit gevuld met specifieke en onherleidbare eigenschappen (van land, volk en cultuur). Pluraliteit van de Volken.
142 Grimmige consequenties

Waar geen universaliteit meer heerst, is immers ook geen bemiddeling meer denkbaar

Er is geen ontmoeting meer mogelijk: cultuurrelativisme exclusivisme, identity politics, botsing der beschavingen, (post-)kolonialisme.

  1. Opsluiten in eigenheid
  2. Anders zijn kan niet worden begrepen of gewaardeerd
  3. Abstracte erkenning van elke vorm (cultuurrelativisme ipv multiculturalisme)
  4. Iedere pretentie van algemeenheid wordt als minachting of agressie opgevat
  5. Argwaan tussen culturen, subculturen, identiteiten
  6. Elke sub-identiteit wordt weer relevant: lang niet als zodanig gezien, in de marge geplaatst (Derrida)
  7. Gemak van het bastion van de identiteit: wordt onbevraagbaar
  8. Intersectionaliteit, diversiteitsdenken

In zijn hang naar universaliteit en zijn gelijktijdige gehechtheid aan de particuliere eigenheid koestert de moderne mens een tegenstrijdig ideaal.