laatste wijziging: 13-05-2018

182B F-v-d-G lichaam – geest probleem

BRONNEN:

Het lichaam-geestprobleem is strikt genomen het probleem met betrekking tot de verklaring van de relatie tussen geesten, of mentale processen, en lichamelijke toestanden of processen.

Onze perceptuele ervaringen zijn afhankelijk van stimuli die onze verschillende zintuigen bereiken vanuit de buitenwereld. Deze stimuli liggen aan de basis van veranderingen in de toestanden van onze hersenen en veroorzaken uiteindelijk het gevoel van een prettige of onprettige indruk (sensation). Iemands verlangens naar een bepaald iets zullen de neiging opwekken bij die persoon om diens lichaam op een bepaalde wijze te bewegen in een zekere richting in een poging om datgene te bereiken waar men naar verlangt.

Dit zijn enkele van de belangrijkste puzzels waarmee de filosofen van geest en cognitie geconfronteerd worden, al sinds de tijd van René Descartes.

Dualistische oplossingen voor het lichaam-geestprobleem

Dualisme is een verzameling van standpunten over de relatie tussen de geest en stoffelijke materie, die aanvat met de bewering dat mentale fenomenen, in sommige opzichten, niet-fysisch zijn.[6]

Een van de vroegst bekende formuleringen van het lichaam-geest dualisme is die van de oosterse Sankhya-school in de Hindoeïstische filosofie, ca. 650 v.Chr., die de wereld onderverdeelde in de geest, purusha, en materie, prakrti. In de Westerse filosofische traditie vinden we voor het eerst gelijkaardige ideeën terug in de geschriften van Plato en Aristoteles, die – elk met eigen redenen – stelden dat de “intelligentie” (een eigenschap van de geest of de ziel) van een mens niet verklaard kunnen worden in termen van lichaam of materie.

De best bekende versie van het dualisme is echter de variant die door René Descartes vooropgesteld werd in 1641 en stelt dat de geest een niet-fysische substantie is. Descartes was de eerste die de geest duidelijk heeft geïdentificeerd met het bewustzijn en zelfbewustzijn en de eerste die de geest onderscheidde van de hersenen, die werden gezien als de zetel van de intelligentie. Bijgevolg was hij de eerste die het mind–body probleem formuleerde in de vorm waarin het vandaag nog steeds bestaat.

 

Argumenten voor het dualisme

 

Het centrale argument voor het dualisme is eenvoudigweg dat het de common-sense-intuïtie van de grote meerderheid van niet-filosofisch opgeleide mensen aanspreekt. Wanneer hem gevraagd wordt wat de geest is, zal de gemiddelde persoon gebruikelijk antwoorden door het te identificeren met hun eigen zelf, hun persoonlijkheid, hun ziel, of een andere soortgelijke entiteit. Ze zullen bovendien bijna zeker ontkennen dat de geest eenvoudigweg gelijk is aan de hersenen of omgekeerd en stellen dat het idee dat er slechts één ontologische entiteit werkzaam is, ofwel te mechanistisch, ofwel onintelligibel is.

 

De meerderheid van de moderne filosofen van de geest verwerpen het dualisme en stellen dat deze intuïties, zoals vele andere, waarschijnlijk misleidend zijn. We zouden onze kritische instelling, als ook de empirische bewijzen uit de wetenschappen moeten aanwenden om deze veronderstellingen te onderzoeken en met zekerheid te bepalen of er een reële basis voor bestaat.

 

Een ander erg belangrijk, meer modern argument ter verdediging van het dualisme bestaat uit het idee dat het domein van het mentale en het fysische zeer verschillende en misschien zelfs onverzoenbare eigenschappen lijken te hebben. Mentale gebeurtenissen hebben een zekere subjectieve eigenschap, terwijl fysische gebeurtenissen dat overduidelijk niet hebben. Bijvoorbeeld: Hoe voelt een verbrande vinger? Hoe ziet een blauwe hemel eruit? Hoe klinkt mooie muziek?

 

De filosofen van geest en cognitie noemen de subjectieve aspecten van mentale gebeurtenissen “Qualia”. Er is iets dat lijkt op hoe het voelt om pijn te ervaren, op het zien van een bekende tint van blauw, etc; er zijn qualia betrokken in deze mentale gebeurtenissen. De claim van de dualisten is dat deze qualia moeilijk gereduceerd kunnen worden tot iets op fysisch niveau. [16].

 

Een hedendaags argument dat pleit in de richting van dualisme, en ten nadele van vormen van monisme, is geformuleerd door de filosoof Saul Kripke. Hij stelt dat als het monisme juist is, dan moet de identiteit tussen lichaam en geest noodzakelijk zijn. Het zou met andere woorden dan niet mogelijk zijn dat het een zonder het ander voorkomt. Nu, het is best mogelijk dat het lichaam zonder de ziel voorkomt, of de ziel zonder het lichaam. Dus is het monisme fout, en moet de oplossing liggen in een vorm van dualisme. Belangrijk hierbij op te merken is dat Kripke noodzakelijkheid definieert als het geval in alle werelden en contingent als het geval in sommige werelden. De lichaam-geestrelatie lijkt echter onder de tweede categorie te vallen, en aldus kan men hier niet spreken over werkelijke identiteit.

 

Interactionistisch dualisme

 

Interactionistisch dualisme, of eenvoudig wp_20_postsinteractionismewp_20_posts, is de specifieke variant van het dualisme die het eerst vertegenwoordigd werd door Descartes in diens Meditaties. In de 20e eeuw waren de bekendste vertegenwoordigers van deze stroming Karl Popper en John Carew Eccles[18]. Het interactionisme stelt dat mentale toestanden, zoals overtuigingen en verlangens, causaal verbonden zijn met fysische toestanden[6]. Descarteswp_20_posts beroemde argument voor deze positie kan samengevat worden als volgt: Jan heeft een helder en onderscheiden idee (une idée claire & distincte) van zijn eigen geest als een denkend ding dat geen ruimtelijke uitgebreidheid kent. De geest is een Res Cogitans, geen Res Extensa. De geest kan met andere woorden niet gemeten worden in termen van lengte, gewicht, hoogte, kleur etc. Daarnaast heeft Jan een helder en onderscheiden idee van zijn lichaam als iets dat wel ruimtelijk uitgebreid is, onderhevig aan kwantificatie en zonder de capaciteit tot denkactiviteit. Hieruit volgt dat, volgens Descartes, geest en lichaam niet identiek zijn, aangezien zij radicaal verschillende eigenschappen hebben[4].

Desondanks is het duidelijk dat de mentale toestanden (overtuigingen, verlangens, etc.) causale gevolgen hebben op zijn lichaam en omgekeerd: Een kind raakt een warme kachel aan (fysische gebeurtenis). Hierdoor wordt pijn veroorzaakt (mentale ge beurtenis) en dat zorgt ervoor dat het kind begint te schreeuwen (fysische gebeurtenis), waardoor bij de moeder een gevoel van angst en beschermingsdrang optreedt (mentale gebeurtenis) en zo verder.

Descarteswp_20_posts argument is duidelijk afhankelijk van de cruciale premisse dat de “heldere en onderscheiden” ideeën waar Jan geloof aan hecht ook daadwerkelijk noodzakelijk waar zijn. De meeste moderne filosofen betwijfelen echter de geldigheid van een dergelijke aanname, aangezien na Descartes door Sigmund Freud en Pierre Duhem, Bronisław Malinowski en door de theoretici van de waarneming werd aangetoond dat een dergelijke idee van geprivilegiëerde en directe toegang tot de eigen ideeën op zijn best dubieus te noemen is. Zo toonde Freud aan dat een psychologisch opgeleide en getrainde derde persoon de onbewuste drijfveren van een persoon beter kan kennen dan de persoon zelf. Duhem stelde dat een wetenschapsfilosoof beter bij machte was om iemands wetenschappelijke zoekmethoden te kennen dan de persoon in kwestie zelf. Malinowski beweerde dat een antropoloog iemands gebruiken en gewoonten beter kan kennen dan de persoon zelf en de theoretici van de waarneming toonden aan dat experimenten mensen dingen kunnen laten zien die er niet zijn en dat een wetenschapper de waarnemingen van een persoon beter kunnen beschrijven dan de persoon zelf[19].