laatste wijziging: 13-03-2018
122 129 De ruimte
122 Metafysische uiteenzetting van dit begrip
- 122 Door middel van de uiterlijke zintuiglijkheid (een eigenschap van onze geest) stellen we ons objecten voor als buiten ons, en stellen we ons alle objecten samen in de ruimte voor
—————————————————–
- 122 Wat zijn nu ruimte en tijd?
- 1 De ruimte is geen empirisch begrip dat van uiterlijke ervaringen is afgeleid
- 2 De ruimte is een noodzakelijke a priori voorstelling die aan alle uiterlijke-aanschouwing een ten grondslag ligt
- 3 De ruimte is geen discursief (of zoals men zegt, algemeen begrip van verhoudingen van de dingen in het algemeen) maar een zuivere aanschouwing. Want ten eerste kan men zich maar één ruimte voorstellen, en als men het over vele ruimtes heeft, dan verstaat men daar alleen delen van één en dezelfde enige ruimte onder
- 4 De ruimte wordt als een oneindig gegeven grootte voorgesteld
$3 Transcendentale uiteenzetting van het begrip ruimte
- 124 Onder een transcendentale uiteenzetting verstaat Kant de verklaring van het begrip als van een principe waaruit de mogelijkheid van andere synthetische a priori kennis begrepen kan worden.
- 125 Hoe kan er nu een uiterlijke aanschouwing in onze geest bestaan, die aan de objecten zelf voorafgaat, en waarin het begrip van die objecten a priori kan worden bepaald? Klaarblijkelijk alleen indien ze zich in het subject bevindt, en wel als zijn formele eigenschap om door objecten te worden geprikkeld en daardoor een onmiddellijke voorstelling, dat wil zeggen aanschouwing van die objecten te krijgen, dus alleen als vorm van de uiterlijke zintuiglijkheid in het algemeen.
- 125 Conclusies uit de bovenstaande begrippen
- De ruimte stelt helemaal geen eigenschap van deze of gene dingen op zich voor, en stelt die dingen ook niet in hun onderlinge verhouding voor, dat wil zeggen ze vormt geen bepaling die tot de objecten zelf behoort, en die zou blijven bestaan wanneer men van alle subjectieve voorwaarden van de aanschouwing zou abstraheren want noch absolute, noch relatieve bepalingen kunnen aanschouwd worden voordat de dingen bestaan aan welke ze toekomen; ze kunnen dus niet a priori worden aanschouwd.
- De ruimte is niet a priori op zich ?? //// TO DO JST + DH
- De ruimte is niets anders dan de vorm van alle verschijningen van de uiterlijkezintuigen, dat wil zeggen de subjectieve voorwaarden van de zintuiglijkheid, waaronder alleen uiterlijke aanschouwing voor ons mogelijk is.
- De ruimte stelt helemaal geen eigenschap van deze of gene dingen op zich voor, en stelt die dingen ook niet in hun onderlinge verhouding voor, dat wil zeggen ze vormt geen bepaling die tot de objecten zelf behoort, en die zou blijven bestaan wanneer men van alle subjectieve voorwaarden van de aanschouwing zou abstraheren want noch absolute, noch relatieve bepalingen kunnen aanschouwd worden voordat de dingen bestaan aan welke ze toekomen; ze kunnen dus niet a priori worden aanschouwd.
- 126 We kunnen derhalve alleen vanuit het standpunt van de mens spreken over ruimte , over dingen met uitgebreidheid, et cetera.
- 126 Onze uiteenzettingen leren dus de realiteit (dat wil zeggen de objectieve geldigheid) van de ruimte ten aanzien van alles wat ons uiterlijk als object kan verschijnen, maar tegelijk de idealiteit van de ruimte ten aanzien van de dingen wanneer de reders als dingen op zichzelf beschouwd, dat wil zeggen zonder rekening te houden met de aard van onze zintuiglijkheid. We poneren dus de empirische realiteit van de ruimte (ten aanzien van alle mogelijke uiterlijke-ervaring), maar ook de transcendentale idealiteit ervan, dat wil zeggen we nemen aan dat de ruimte niets is, zodra we de voorwaarden voor de mogelijkheid van alle waarneming wegpraten en haar opvatten als iets wat ten grondslag ligt aan de dingen op zichzelf.
- 126 A versie: Alleen door de ruimte is het mogelijk dat de dingen voor ons uiterlijke objecten zijn.