laatste wijziging: 05-05-2018
226 233 007 Hoofdstuk 1 Het schematisme van de zuivere verstandsbegrippen
DEEL 2 AFDELING 1 BOEK 2 HOOFDSTUK 1 De transcendentale leer van het oordeelsvermogen (of analytica van de grondbeginselen)
Hoofdstuk 1 Het schematisme van de zuivere verstandsbegrippen
- 226 Bij alle subsumpties (= oordeelsvorming) van een object moeten de voorstellingen van het eerste en het tweede gelijk soorten zijn, dat wil zeggen het begrip moet bevatten wat voorgesteld wordt in het er onder te subsumeren object, want dat betekent nu juist de uitdrukking “een object valt onder een begrip“.
- 226 Zo zijn het empirische begrip bord en het zuiver meetkundige begrip “cirkel” gelijksoortig, doordat de rondheid die in het laatste begrip wordt gedacht, in het eerste kan worden aanschouwd.
- //// JST Ik eet ook wel van een vierkant bord . . .
- 226 Nu zijn zuivere verstandsbegrippen echter volkomen ongelijksoortig met empirische aanschouwing een (en zintuiglijke aanschouwing in het algemeen), en kunnen ze nooit in een aanschouwing worden aangetroffen.
- 226 //// Hoe is nu de oordeelsvorming van aanschouwingen onder de zuivere verstandsbegrippen mogelijk, de toepassing dus van de categorie op verschijningen?
- 226 Want niemand zal toch zeggen dat een categorie, bijvoorbeeld causaliteit, door zintuigen kan worden aanschouwd, en dat in die verschijning ligt. Deze zo natuurlijke en belangrijke vraag is nu eigenlijk de reden dat een transcendentale leer van het oordeelsvermogen noodzakelijk maakt, namelijk om te laten zien hoe het mogelijk is dat zuivere verstandsbegrippen op verschijningen in het algemeen worden toegepast.
- 226 In alle andere wetenschappen, waar de begrippen door welke het object in het algemeen wordt gedacht niet in die mate ongelijksoortig zijn met en onderscheiden van de begrippen die het object in concreto voorstellen, zoals het wordt gegeven, is het niet nodig de toepassing van de eerstgenoemde begrippen op de laatstgenoemde specifieke bespreken.
- 227 Het is dus duidelijk dat er een derde instantie moet zijn, die enerzijds gelijk soort is met de categorie, anderzijds met de verschijning, en die de toepassing van de eerste op de tweede mogelijk maakt. Deze bemiddelende voorstelling moeten zuiver zijn (mag niets empirisch bevatten) en toch enerzijds intellectueel, anderzijds zintuiglijk zijn. Zo’n instantie is nu het transcendentale schema.
- 227 //// TO DO TOTALE PAGINA
- 228 … het schematisme van het zuivere verstand
- 228 //// JST + DHO Het schema op zichzelf is altijd alleen een product van de verbeeldingskracht.
- 228 Wanneer ik bijvoorbeeld vijf punten achter elkaar zet, • • • • • , is dat een beeld van het getal vijf.
- 228 Als ik daarentegen een getal in het algemeen alleen denk, of dat nu vijf of honderd is, om een hoeveelheid (bijvoorbeeld duizend) volgens een begrip in een beeld voor te stellen, dan dat beeld zelf, dat ik in het geval van 1000 nauwelijks zou kunnen overzien en met het begrip zou kunnen vergelijken. Deze voorstelling nu van een algemene methode van de verbeeldingskracht om aan een begrip zijn beeld te geven, nu moet het schema voor dat begrip.
- 228 Het zijn in feite geen beelden van de objecten die aan onze zuivere zintuiglijke begrippen ten grondslag liggen, maar schema’s.
- //// Geen enkel beeld van een driehoek zal ooit helemaal overeenstemming met het begrip van een driehoek. Op het zou nooit de algemeenheid van dat begrip bereiken, die ervoor zorgt dat het begrip voor rechthoekige, scheve hoeken, kortom, voor alle driehoeken geld; het beeld zal altijd beperkt blijven tot een deel van de sfeer van alle driehoeken.
- In het Nederlands: ////
- //// Geen enkel beeld van een driehoek zal ooit helemaal overeenstemming met het begrip van een driehoek. Op het zou nooit de algemeenheid van dat begrip bereiken, die ervoor zorgt dat het begrip voor rechthoekige, scheve hoeken, kortom, voor alle driehoeken geld; het beeld zal altijd beperkt blijven tot een deel van de sfeer van alle driehoeken.
- 228 Dit schematisme van het zuivere verstand ten aanzien van de verschijningen en hun loutere vorm is een van de diepten van de menselijke ziel verborgen kunst, waarvan we de echte handgrepen wel nooit aan de natuur zullen ontfutselen om ze open en bloot aan de dag te leggen.
- 229 TOTALE PAGINA
- //// Overleg nodig met Dagmar ….
- We kunnen alleen zeggen dat het beeld een product is van het empirische vermogen van de productieve verbeeldingskracht; het schema van zintuiglijke begrippen is een product, en als het ware een monogram, van de zuivere verbeeldingskracht a priori, door welke en volgens welke de beelden pas mogelijk worden, die echter altijd door middel van het schema dat ze aanduiden met begrip moeten worden verbonden en daarmee op zich niet volledig congrueren.
- 229 *** Het zuivere beeld van alle groottes is voor de uiterlijke zintuiglijkheid de ruimte, en van alle objecten van de zintuigen überhaupt de tijd.
- 229 *** Het zuivere schema van grootte echter, als van een begrip van het verstand, is het getal, dat een voorstelling is die de successie voor samenvoeging van gelijk soorteneenheden omvat.
- 229 Negatie //// Overleg nodig met Dagmar ….
- 230 Nu heeft …
- //// Overleg nodig met Dagmar
- 230 TO DO
-
230 Schema’s :
- Het schema van de substantie is de bestendigheid van het reële in de tijd, dat wil zeggen de voorstelling van het reële als een substraat van de empirische tijdsbepaling in het algemeen, dat dus blijft wel al het andere veranderd. (De tijd verloopt niet, maar in de tijd verloopt het bestaan van het veranderlijke. Met de tijd, die zelf onveranderlijk en bestendig is, correspondeert dus in de verschijning het onveranderlijke in het bestaan, dat wil zeggen de substantie, en alleen aan de hand van die substantie kan de op een volgen en dergelijks zijn van de verschijningen in de tijd worden bepaald )
- //// dit afgezet tegen Einstein :: Overleg nodig met Dagmar
- Het schema van de oorzaak en de causaliteit van een ding in het algemeen is het reële waarop, wanneer het ook geponeerd wordt, altijd iets anders volgt. Het bestaat dus in de opeenvolging van het menigvuldige voor zover die aan regels is onderworpen.
- Het schema van de gemeenschap (wisselwerking) of de wederkerige causaliteit van substanties met betrekking tot hun accidenten is het gelijktijdige bestaan van de bepalingen van de ene en die van de andere substantie volgens een algemene regel.
- Het schema van de mogelijkheid is de overeenstemming van de synthese van verschillende voorstellingen met de voorwaarden van de tijd in het algemeen; het schema is dus de bepaling van de voorstelling van een ding op dit of dat tijdstip.
- Het schema van de werkelijkheid is het bestaan van een bepaalde tijd.
- Het schema van de noodzakelijkheid is het bestaan van een object te allen tijde.
- Het schema van de substantie is de bestendigheid van het reële in de tijd, dat wil zeggen de voorstelling van het reële als een substraat van de empirische tijdsbepaling in het algemeen, dat dus blijft wel al het andere veranderd. (De tijd verloopt niet, maar in de tijd verloopt het bestaan van het veranderlijke. Met de tijd, die zelf onveranderlijk en bestendig is, correspondeert dus in de verschijning het onveranderlijke in het bestaan, dat wil zeggen de substantie, en alleen aan de hand van die substantie kan de op een volgen en dergelijks zijn van de verschijningen in de tijd worden bepaald )
- 231 Het zal nu duidelijk zijn wat het schema van elke categorie bevat en voorstelbaar maakt:
- het schema van de grootte – de voortbrenging (synthese) van de tijd zelf, in de successievelijk apprehensie van een object;
- het schema van de kwaliteit – de synthese van de gewaarwording (de waarneming) met de voorstelling van de tijd of het vullen van de tijd;
- het schema van de relatie – de verhouding van de waarnemingen onderling te allen tijde (dat wil zeggen volgens een regel van de tijdsbepaling);
- het schema van de modaliteit en haar categorieën – de tijd zelf, als het correlatie van de bepaling of en hoe een object tot de tijd behoort.
- //// De schema’s zijn de slechts a priori tijdsbepalingen volgens regels en betreffen in de volgorde van de categorieën:
- de tijdsreeks,
- de tijdsinhoud,
- de tijdsvolgorde, en tenslotte
- het geheel van de tijd met betrekking tot alle mogelijke objecten.
- 231 De schema’s van de zuivere verstandsbegrippen zijn dus de ware en enige voorwaarden waaronder die begrippen een betrekking op objecten en dus betekenis kunnen krijgen
- 231 //// Al onze kennis ligt binnen het geheel van alle mogelijke ervaring, en in de algemene betrekking op die mogelijke ervaring bestaat transcendentale waarheid, die aan alle empirische waarheid voorafgaat en haar mogelijk maakt.
- 231 Het springt echter in het oog dat ofschoon de schema’s van de zintuiglijkheid de categorieën passen realiseren, ze die niettemin ook restricties opleggen, dat wil zeggen ze beperken tot voorwaarden die buiten het verstand liggen (namelijk in de zintuiglijkheid).
- 232 Als we de beperkende voorwaarden weglaten, verbreden we, zo lijkt het, het eerder beperkte begrip, en dan moeten de categorieën in hun zuivere betekenis, zonder de voorwaarden van de zintuiglijkheid, voor dingen als zodanig gelden, voor dingen zoals ze zijn, terwijl hun schema’s zullen alleen voorstellen zoals ze verschijnen; die categorieën zouden dus een van alle schema’s onafhankelijk en veel bredere betekenis krijgen. De zuivere verstandsbegrippen houden inderdaad ook zonder alle zintuiglijke voorwaarden een betekenis, maar die is alleen logisch en betreft louter de eenheid van de voorstelling, waardoor echter geen object en dus ook geen betekenis gegeven is die kennis over het object kan opleveren.
- 232 Zo zal bijvoorbeeld substantie zonder de zintuiglijke bepaling van bestendigheid niets meer betekenen dan een iets wat als subject (en niet als een predikaat van iets anders) kan worden gedacht. Maar ik heb niets aan deze voorstelling, omdat ze helemaal niet aanduidt welke bepalingen het ding heeft dat als zo’n primair subject beschouwd moet worden.
- 232 Zonder schema’s zijn de categorieën dus alleen functies van het verstand voor begrippen, maar stellen ze geen object voor. Deze betekenis krijgen ze van de zintuiglijkheid, die het verstand gerealiseerd, terwijl ze het verstand tegelijk beperkingen oplegt.