laatste wijziging: 28-01-2019
538 545 S-7 Alle theologie
DEEL 2 AFDELING 2 BOEK 2 HOOFDSTUK 3 SECTIE 7
Het ideaal van de zuivere rede
Sectie 7 : Kritiek van alle theologie die gebaseerd is op speculatieve principes van de rede
Deze sectie 7 behandeld de begrippen theologie en kennis
- .
- .
- 538 //// JST + DHO Als ik onder theologie de kennis van het oerwezen versta, is ze ofwel gebaseerd op louter rationele rede theologie ofwel op geopenbaarde theologie.
- De rationele rede theologie denkt zijn object ofwel enkel door zuivere rede, door middel van louter transcendentale begrippen en heet dan transcendentale theologie,
- ofwel door middel van een begrip dat ze aan de natuur (aan onze ziel) ontleent, het begrip van de hoogste intelligentie, en zou dan natuurlijke theologie moeten heten.
- Wie alleen een transcendentale theologie voorstaat wordt deïst, wie ook nog een natuurlijke theologie aanvaard theïst genoemd.
- De deïst erkent dat het door louter reden het bestaan van een hoe wezen kunnen kennen, maar beweert dat we daarvan enkel een transcendentaal begrip hebben, van een wezen namelijk dat alle realiteit heeft, die niet nader kunnen bepalen.
- De deïst stelt zich dus bij zo’n wezen enkel een oorzaak van de wereld voor ( waarbij onbeslist blijft of dat door de noodzakelijkheid van zijn natuur of door vrijheid is).
- De theïst beweert dat de rede in staat is om het om het object naar analogie van de natuur nader te bepalen, namelijk als een wezen dat door verstand en vrijheid de oergrond van alle dingen bevat.
- De theïst stelt zich bij dit wezen een schepper van de wereld voor.
- Wie alleen een transcendentale theologie voorstaat wordt deïst, wie ook nog een natuurlijke theologie aanvaard theïst genoemd.
- 539 De transcendentale theologie is ofwel een theologie die het bestaan van het hoe wezen uit een ervaring in het algemeen wil afleiden, en heet dan kosmo – theologie, of ze geloof zijn bestaan door middel van louter begrippen te kunnen kennen, volstrekt zonder hulp van de ervaring en wordt dan onto – theologie genoemd.
- 539 De natuurlijke theologie leidt de eigenschappen en bestaan van een wereldschepper af uit de hoedanigheid van de wereld en de orde en de eenheid die wij erin aantreffen, en waarin we twee soorten causaliteit met hun regels moeten aannemen, namelijk natuur en vrijheid. Daarom klimt ze van deze wereld op naar de hoogste intelligentie, als principe van alle natuurlijke, of als principe van alle zedelijke orde en volmaaktheid. In het eerste geval heet ze fysico-theologie, in het laatste moraaltheologie.
- 540 //// JST + DHO Kant definieert
- ### theoretische kennis als kennis waardoor ik ken wat er is.
- ### praktische kennis als kennis waardoor ik me voorstel wat er behoort te zijn.
- Als het nu onbetwistbaar zeker, maar toch slechts voorwaardelijk is dat iets is of moet gebeuren, dan kan dat ofwel betekenen dat een bepaalde voorwaarden noodzakelijk is, ofwel dat die slechts als willekeurig en toevallig wordt voorondersteld.
- Bij theoretische kennis worden voorwaarde gepostuleerd door een these
- Als voorbeeld:
- bij praktische kennis worden voorwaarde gesupponeerd door een hypothese
- Als voorbeeld:
- http://www.janux.nl/wp/aantekeningen/kant-woorden/
- ..
- Bij theoretische kennis worden voorwaarde gepostuleerd door een these
- Als het nu onbetwistbaar zeker, maar toch slechts voorwaardelijk is dat iets is of moet gebeuren, dan kan dat ofwel betekenen dat een bepaalde voorwaarden noodzakelijk is, ofwel dat die slechts als willekeurig en toevallig wordt voorondersteld.
- 540 //// JST + DHO Wanneer het alleen gaat over wat er is (niet over wat er moet zijn), wordt het voorwaardelijke dat ons in de ervaring gegeven wordt, altijd ook als toevallig gedacht. Daarom kan de daarbij behorende voorwaarden niet als absoluut noodzakelijk worden gekend, maar dient ze slechts als een relatief noodzakelijke (of liever nodige), op zichzelf en a priori echter willekeurige vooronderstelling voor de kennis die de rede van het voorwaardelijke kan verwerven. als we theoretische kennis willen hebben van de absolute noodzakelijkheid van een ding, kunnen we die dan ook alleen op grond van a priori begrippen verwerven, en nooit door dat ding te beschouwen als oorzaak in relatie tot een bestaan dat door ervaring gegeven is.
- 541 Theoretische kennis is speculatief als betrekking heeft op een object, of begrippen van zo’n object, dat men in geen enkele ervaring kan bereiken. Deze kennis wordt onderscheiden van de natuurkennis, die uitsluitend betrekking heeft op objecten of predikaten ervan in een mogelijke ervaring gegeven kunnen worden.
- 541 Het grondbeginsel waardoor we een oorzaak afleiden uit wat er als gevolg daarvan gebeurt (uit het empirisch toevallige), is een principe van de natuurkennis, maar niet van de speculatieve kennis.
- 541 //// JST + DHO Want als we het niet meer gebruiken als een principe dat de voorwaarden voor mogelijke ervaring in het algemeen bevat, en al het empirische weglaten om het op het toevallig in het algemeen toe te passen, dan is er niet de minste rechtvaardiging voor de ### synthetische uitspraak die ontstond hoe we van iets wat er is, kunnen overgaan naar iets wat daarvan volstrekt verschilt (en oorzaak heet). Ja, als het begrip oorzaak en het begrip van het toevallige op deze louter speculatieve manier worden gebruikt, verliezen ze elke betekenis waarvan de objectieve realiteit zich in concreto begrijpelijk laat maken.
- 541 //// JST + DHO Als men nu van het bestaan van de dingen in de wereld hun oorzaak afleidt, dan gaat het daarbij niet om het natuurlijke, maar om het speculatieve gebruik van de rede.
- .
- Want in het natuurlijke gebruik van de rede betrekken we niet de dingen zelf (de substanties), maar alleen wat gebeurd, dus hun toestanden, als empirisch toevallig op een of andere oorzaak.
- Dat de substantie zelf (de materie) wat haar bestaan betreft toevallig is, zou louter speculatieve redekennis zijn.
- Wanneer er echter alleen sprake is van de vorm van de wereld, van de wijze waarop alles er verbonden wordt en veranderd, en ik zou daaruit een oorzaak willen afleggen die volstrekt van de wereld verschilt, dan zou dit opnieuw een oordeel van de louter speculatieve reden zijn, omdat het object hier geen object van een mogelijke ervaring is.
- Het grondbeginsel der causaliteit, dat alleen binnen het domein van de ervaringen geldt, en daarbuiten niet kan worden gebruikt en zelfs geen betekenis heeft, zou zijn bestemming dan volkomen missen.
- .
- 541 Ik beweer nu dat alle pogingen om de rede op louter speculatieve wijze voor de theologie te gebruiken, volstrekt vruchteloos en naar hun innerlijke aard van nul en generlei waarde zijn.
28-01-2019 oké, die zit …
- 542 Want synthetische principes van het verstand kunnen alleen immanent worden gebruikt; de kennis van een hoogste wezen vereist echter een transcendent gebruik van die principes, waardoor ons verstand volstrekt niet is toegerust.
- 542 //// JST + DHO Als de empirisch geldige wet van de causaliteit naar het oerwezen moet leiden, dan moet dat oerwezen tot de keten van ervaringsobjecten behoren; maar dat zou dan, net als alle verschijningen, zelf weer voorwaardelijk zijn. Als we echter de sprong over de grenzen van de ervaring heen zouden toestaan, door middel van de dynamische wet van de relatie van gevolgen tot een oorzaken, welk begrip kan die werkwijze ons dan opleveren? Beslist geen begrip van een hoogste wezen, omdat de ervaring ons nooit het grootste van alle mogelijke gevolgen geeft, dat getuigenis van zijn oorzaak zou kunnen afleggen. Als we dit gebrek aan volledige bepaling door een idee van de hoogste volmaaktheid en oorspronkelijke noodzakelijkheid willen opvullen, louter om geen leegte in onze rede over te laten, dan kan dat weliswaar als gunst worden toegestaan, maar niet krachtens een onweerlegbaar bewijs worden geëist. Het fysico-theologisch bewijs kan dus misschien andere bewijzen (als die er zijn) versterken, doordat het speculatie met aanschouwing verbindt, maar kan de zaak niet alleen klaren; op zichzelf genomen bereid het het verstand eerder op theologische kennis voor, en zet daartoe de juiste en natuurlijke koers uit.
- 542 Hieruit blijkt duidelijk dat transcendentale vragen alleen transcendentale antwoorden toestaan, dat wil zeggen antwoorden die uitsluitend gebaseerd zijn op a priori begrippen, volstrekt zonder empirische bijmenging.
- 543 // !!!! // JST + DHO Hoe het verstand ook dat zo’n begrip mag komen, het bestaan van het object kan er niet analytisch in worden gevonden, omdat de kennis van de existentie van het object nu juist inhoudt dat dat, buiten onze gedachten, op zichzelf geponeerd wordt.
- 543 Het is echter volstrekt onmogelijk om zomaar vanuit een begrip over te gaan tot de ontdekking van nieuwe objecten en transcendente wezens, zonder de empirische verbinding te volgen waardoor alleen verschijningen gegeven kunnen worden.
28-1-2019 //// Dus alleen wat je waarneemt, is waar …. Al het andere is transcendent
- 544 Wanneer de vooronderstelling van een al genoegzaam opperwezen, als hoogste intelligentie, in een andere, misschien praktische betrekking, haar geldigheid eenmaal onbetwijfelbaar zou bewijzen, zou het van het grootste belang zijn om dit begrip aan zijn transcendentale kant, als het begrip van een noodzakelijk en meest werkelijke wezen, exact te bepalen; om wat in tegenspraak is met de hoogste realiteit, wat louter tot de verschijning behoort, te verwijderen en tegelijk een eind te maken aan alle tegengestelde beweringen, of die nu atheïstisch, deïstisch of antropomorfistisch zijn.
- 544 Waaraan kan iemand door zuivere speculatie van de rede:
- het inzicht ontlenen dat er geen hoogste wezen, als oergrond van alles, bestaat?
- of dat dat wezen geen van de eigenschappen heeft die we ons, wat hun gevolgen betreft, als analoog aan de dynamische realiteiten van een denkend wezen voorstellen?
- Of dat die eigenschappen, in het laatste geval, onderworpen moeten zijn aan alle beperkingen die de zintuiglijkheid onvermijdelijk oplegt aan de intelligenties die we door ervaring kennen?
- 544 Het hoogste wezen blijft dus voor het louter speculatieve gebruik van de rede louter een ideaal, maar wel een ideaal zonder gebreken, een begrip dat de hele menselijke kennis afsluit en bekroond, terwijl de objectieve realiteit ervan langs deze weg weliswaar niet bewezen, maar ook niet weerlegd kan worden.
- 544 // !!!! // JST + DHO En als een moraaltheologie dit tekort zou kunnen aanvullen, dan bewijst de voorheen enkel problematische transcendentale theologie haar onmisbaarheid, zodat ze het begrip van die moraaltheologie bepaald en de door de zintuiglijkheid zo dikwijls misleide en met haar eigen ideeën niet altijd harmoniëren de rede permanent controleert. Noodzakelijkheid, oneindigheid, eenheid, bestaan buiten de wereld (niet als wereldziel), een eeuwigheid zonder het temporele voorwaarden, een alom tegenwoordigheid zonder ruimtelijke voorwaarden, almacht, enzovoort, zijn louter transcendentale predikaten, en daarom kunnen de gezuiverde begrippen ervan, die elke theologie zo nodig heeft, alleen aan de transcendentale theologie worden ontleend