Fundering – Eerste hoofdstuk
Overgang van de gewone zedelijke kennis van de rede naar de filosofische
Bladzijde 61 tot en met 76 ( = 15 bladzijden )
De maxime is het principe dat de aanzet geeft tot of ten grondslag ligt aan iemands handelingen. Een maxime is een subjectief principe, dat gebaseerd is op wat het subject (het individu) wil
Kant omschrijft het begrip maxime als het subjectieve principe van het willen
De plicht is de goede wil gerealiseerd, het onderscheid tussen goede wil en zelfzuchtigheid is niet makkelijk te onderscheiden
- http://nl.wikisage.org/wiki/Fundering_voor_de_metafysica_van_de_zeden
- Kant poogt in dit hoofdstuk via een analytische bewijsvoering het filosofische principe te achterhalen in de gewone zedelijke kennis.
- Dit achterliggende principe is volgens Kant de goede wil.
- Hij toont andere eigenschappen die ook als goed worden aanzien zoals moed, verstand, volhardendheid maar argumenteert dan dat deze eigenschappen ook kwaadaardig kunnen zijn bijvoorbeeld: overmoed, leepheid, koppigheid.
- De enige eigenschap die niet kwaadaardig kan worden is volgens hem de goede wil, ze is dus de enige onvoorwaardelijk eigenschap voor het morele goede, dat wil zeggen dat het ook de enige eigenschap is die moreel goed is, onafhankelijk van externe invloeden.
- Wat men dan kan afleiden uit de onafhankelijke goede wil is dat de uitkomst van handeling niet moreel belangrijk is aangezien dit een empirisch doel zou hebben. Het is, ongeacht het resultaat, moreel goed omdat men heeft gehandeld uit goede wil en omdat dit een morele plicht was.
- 61 Het is geheel en al onmogelijk
- om in de wereld en zelfs ook daarbuiten
- iets te bedenken wat zonder restrictie voor goed gehouden kan worden,
- behalve dan een goede wil
- iets te bedenken wat zonder restrictie voor goed gehouden kan worden,
- om in de wereld en zelfs ook daarbuiten
- 61 Verstand, geestigheid, ###
- 62 Matiging van prikkels en passies, zelfbeheersing en nuchter beraad zijn #
- 63 Kant gebruikt hier de teleologische redenering (zie noot 7)
- Als nu het ###
- 64 In feite constateren wij ##
- (JST Teveel nadenken staat geluk in de weg ? )
- 65 Want omdat de rede ###
11-08-2022 Hoe wordt je gelukkig? Niet door materieel te groeien, maar door immaterieel (door de rede, door NA TE DENKEN)
- 65 Daartoe was eenvoudigweg ##
- 66 Dit begrip van een wil die
- 66 Om nu dit begrip ##
-
- plicht
- ter hand
- NOOT 14 Om het begrip “goede wil” nader ##
-
- 67 Kant noemt als voorbeeld een winkelier die de neiging kan hebben om onervaren klanten af te zetten en zo meer geld verdienen.
- Zet hij de klanten niet af uit eerlijkheid dan wil dit niet zeggen dat het om een morele handeling gaat,
- De winkelier kan dit ook hebben gedaan uit zelfbehoud om zijn reputatie hoog te houden en zijn zaak te verbeteren naar de toekomst om geen klanten te verliezen
- Dit is volgens Kant niet moreel, het is een toevallige overeenkomst met de goede wil. De winkelier moet omwille van de plicht zijn klanten niet afzetten, hij moet niet aan zijn reputatie denken
- Zet hij de klanten niet af uit eerlijkheid dan wil dit niet zeggen dat het om een morele handeling gaat,
- 67 Daartegenover is het plicht om ##
- 67 De zorg van mensen voor hun leven is weliswaar plichtmatig, maar niet omwille van de plicht
- 68 Liefdadig zijn waar men kan, is plicht […]
- 68 Het eigen geluk veiligstellen is plicht (tenminste indirect)
- 69 […] liefde als neiging kan niet bevolen worden
- 69 Eerste propositie (bewering) :
- (Noot 22) Alleen een handeling die omwille van de plicht geschied, heeft morele waarde
- 70 Tweede propositie (bewering) :
- De morele waarde ligt niet in de bedoeling maar ze ligt in de maxime (principe) waarop de handeling is gebaseerd
- Noot 23 Kant introduceert hier het formele karakter van de ethiek: ##
- 70 Derde propositie (bewering) :
- Plicht is de noodzaak van een handeling omwille van de achting (eerbied) voor de wet
- (Categorisch imperatief)
- Men kan een neiging hebben tot iets en er naar handelen zonder er achting voor te tonen.
- Achting is het gevoel voor de morele wet.
- De achting is dus niet door een externe invloed gevestigd maar door de rede zelf ingegeven.
- De achting is dus zuiver en niet heteronoom.
- Uit deze laatste propositie is dan af te leiden dat de wil wordt bepaald door de objectief morele wet en de subjectief zuivere achting. Anders gezegd:
- de maxime (subjectief principe) is het gevolg van de praktische wet (objectief principe).
- Een morele actie is dus dat de rede iemand de plicht geeft om zo te handelen; iemands achting voor de wet zorgt dat deze persoon de wet naleeft.
- de maxime (subjectief principe) is het gevolg van de praktische wet (objectief principe).
- Uit deze laatste propositie is dan af te leiden dat de wil wordt bepaald door de objectief morele wet en de subjectief zuivere achting. Anders gezegd:
- Plicht is de noodzaak van een handeling omwille van de achting (eerbied) voor de wet
- 71 Plicht – De motivatie van de plicht is een handeling doen omdat men dit moreel juist acht.
- 71 Neigingen – Bij neigingen zijn er twee onderscheidingen:
- de eerste is de onmiddellijke neiging, die staat voor een specifieke handeling.
- De tweede is de neiging om te handelen voor een specifiek doel.
- 73 Om intussen mijzelf ###
- “Je mag nooit liegen”
- 74 NOOT 31 Volgens Kant weten wij altijd wat wij behoren te doen
- 74 Daarmee zijn we dus ##
- 76 Zo wordt de gewone menselijke rede niet vanwege ###
Dus om dit hoofdstuk af te sluiten, het maakt niet uit wat de uitkomst van iemands handeling is, het is belangrijk dat die persoon zijn of haar plicht ten opzichte van de morele wet is nagekomen. Als iemands handeling goed lijkt, maar ze is ingegeven door een neiging dan is ze moreel waardeloos en niet autonoom maar heteronoom.