laatste wijziging: 13-05-2023
158 174 Hoofdstuk 1 oordelen – categorieën
DEEL 2 AFDELING 1 BOEK 1 Hoofdstuk 1
158 174 Hoofdstuk 1 De leidraad voor de ontdekking van alle zuivere bestandsbegrippen
159 De transcendentale leidraad voor de ontdekking van alle zuivere bestandsbegrippen Sectie 1
- 159 Het verstand werd eerder alleen negatief gedefinieerd als een niet-zintuiglijk kenvermogen. Het verstand is dus geen vermogen tot aanschouwing. Naast de aanschouwing is er echter geen andere wijze van kennen dan door middel van begrippen.
- Definitie verstand: //// JST + DHO
- Wikipedia:
- Het verstand is het (menselijke) vermogen om logisch te redeneren en is noodzakelijk om te kunnen leren. Het verstand is synoniem met het denkvermogen. De mate van ontwikkeling van dat vermogen is de intelligentie.
- De mate van ontwikkeling van dat vermogen is de intelligentie.
- Kant: Het verstand kunnen we voorstellen als een vermogende oordelen (blz 160)
- Wikipedia:
- Definitie verstand: //// JST + DHO
- 159 Onder een functie verstaat Kant de eenheid van de handeling waarmee verschillende voorstellingen onder een gemeenschappelijke voorstelling worden gebracht. Begrippen zijn dus gebaseerd op de spontaniteit van het denken, zoals zintuiglijke aanschouwing en op de receptiviteit voor de indrukken. Van deze begrippen nu kan het verstand geen ander gebruik maken dan het door middel ervan oordeelt.
- 160 We kunnen alle handelingen van het verstand herleiden tot oordelen, zodat we het verstand in het algemeen kunnen voorstellen als een vermogen tot oordelen
160 De leidraad voor de ontdekking van alle zuivere bestandsbegrippen Sectie 2
- TO DO JST /// nog verder uitwerken
- 161 De tafel van de 12 oordelen: de logische functie van het verstand in oordelen
————————— | ————————————————— | —————————————————— | —————————————————— |
kwantiteit (1) |
algemeen ( alle A zijn B) (5) |
bijzonder (sommige A zijn B) (9) |
singuliere (A is B) (13) |
kwaliteit (2) |
bevestigend (A is B) (6) |
ontkennend ( A is - niet B) (10) |
oneindig ( A is - niet B) (14) |
relatie (3) |
categorisch ( A is B ) (7) |
hypothetisch ( als A dan B ) (11) |
disjunctief ( A of B ) (15) |
modaliteit (4) |
problematisch (8)
|
assertorisch (12)
|
apodictisch (16)
|
Ad 1, 2,3 en 4 : de functies van het denken in het oordeel kunnen we in vier rubrieken indelen: kwantiteit, kwaliteit, relatie en modaliteit: die elk drie momenten bevatten. Ad 5: een voorbeeld van een algemeen oordeel, alle A zijn B Alle mensen zijn sterfelijk. Ad 9: een voorbeeld van een bijzonder oordeel, sommige A's zijn B Sommige mensen zijn roodharig. Ad 13: een voorbeeld van een singulier oordeel, A = B Jan is ziek. Ad 6: een voorbeeld van een bevestigend oordeel, A = B Deze roos is rood. Ad 10: een voorbeeld van een ontkennend oordeel, A is niet B Deze roos is niet rood. Ad 14: een voorbeeld van een oneindig oordeel, A is niet BDeze roos is niet geurend. ** ( wat zij ook verder moge zijn: dat het oneindig oordeel hetzelfde uitdrukt als het ontkennende oordeel en de laatste alleen anders wordt bezien als wat er dan nog over blijft aan zogenaamde oneindig vele (bedoeld is andere) mogelijkheden over, vandaar oneindig oordeel).Ad 8: een voorbeeld van een categorisch oordeel, A is B Zwanen zijn wit of zwart. Ad 12: een voorbeeld van een hypothetisch oordeel, Als A, dan B Als een roos rood is, is ze niet wit. Ad 16: een voorbeeld van een disjunctief oordeel, A is ofwel B, ofwel C Een mens is ofwel man, ofwel vrouw. Ad 8: een voorbeeld van een problematisch oordeel, het is mogelijk dat A B is Socrates is een mens ( niet logisch noodzakelijk) ** Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de stelling: een cirkel is rond. Ad 12: een voorbeeld van eenassertorisch
oordeel,het is inderdaad dat A B is //// Er zijn sterren in het heelal
** Wanneer een oordeel niet slechts de mogelijkheid, maar de werkelijkheid betreft, is er sprake van een assertorisch oordeel. Ad 16: een voorbeeld van een apodictisch oordeel,het is noodzakelijk dat A B is Jan is sterfelijk (vergelijk Ad 13 Jan is ziek)
//// NOOT: Er kan enige verwarring ontstaan wat betreft de ontkennende en oneindige oordelen; wat is het verschil?
- Wanneer we het verschil formeel-logisch bekijken, dan zeggen we dat bij een oneindig oordeel de ontkenning in het predikaat (‘niet-sterfelijk’ of ‘ onsterfelijk’) opgenomen is, waar het bij een ontkennend oordeel onderdeel uitmaakt van het verband. (‘is niet’).
- We zouden dus kunnen zeggen dat het oneindige oordeel feitelijk een bevestigend oordeel is (subject: de ziel | verband: is | predikaat: onsterfelijk), met als bijzonderheid dat het een ontkennend predikaat heeft.
- Kant merkt op dat de logici van zijn tijd geen verschil tussen een oneindig oordeel en een bevestigend oordeel erkennen – wanneer namelijk van alle inhoud van het predikaat geabstraheerd wordt doet het er niet meer toe of dit predikaat ontkennend is, of niet.
- Voor een transcendentale logica doet dit onderscheid er echter wel toe, daarom verdient het oneindige oordeel ook in Kants indeling van de algemene logica een plaats.
- 162 1: /// De logici zeggen terecht dat men bij het gebruik van oordelen in syllogismen de singuliere oordelen kan behandelen als algemene oordelen.
- 162 2: /// Net zo moeten in een transcendente logica oneindige oordelen van bevestigende oordelen worden onderscheiden, ofschoon ze in de algemene logica terecht bij de bevestigende worden ondergebracht, en geen afzonderlijk deel van de indeling uitmaken.
- 163 3: /// Alle verhoudingen van het denken in oordelen zijn (A) de verhouding van predikaat tot subject, (B) van oorzaak tot gevolg, en (C) van de ingedeelde kennis en van alle leden van de indeling tot elkaar. //// NOOT JST (+ DHO) zie ook Wittgenstein: taal logica
- 164 4: ///De modaliteit van de oordelen is een heel bijzondere functie ervan, waarvoor kenmerkend is dat ze niets aan de inhoud van het oordeel bijdraagt (want afgezien van kwantiteit, kwaliteit en relatie is er niets wat de inhoud van een oordeel uitmaakt), maar alleen de waarde betreft van het copula ( = band / koppeling ) met betrekking tot het denken in het algemeen.
- Problematische oordelen zijn oordelen waarin men de bevestiging of ontkenning als louter mogelijk (naar goeddunken) aanneemt.
- Assertorische oordelen zijn oordelen waarin men de ontkenning of de bevestiging als werkelijk (als waar) beschouwt.
- Apodictische oordelen zijn oordelen waarin men de bevestiging of ontkenning als noodzakelijk beschouwd. Alsof het denken in het eerste geval een functie van het verstand, in de tweede van het oordeelsvermogen, in het derde van de reden was. Dit zal verderop in de tekst nog verklaard worden.
165 De leidraad voor de ontdekking van alle zuivere bestandsbegrippen Sectie 3
- 166 B 103 Onder synthese in de meest algemene zin verstaat Kant de handeling die verschillende voorstellingen bij elkaar voegt en hun menigvuldigheid in één kenniseenheid vat.
- 166 De zuivere synthese, algemeen voorgesteld, geeft nu het zuivere verstandsbegrip. Onder deze synthese verstaat Kant een synthese die op een grond van synthetische a priori eenheid berust: zo is ons tellen (en dat is vooral te merken bij grote getallen) een synthese volgens begrippen, omdat dat volgens een gemeenschappelijke grond van eenheid gebeurt (bijvoorbeeld die van de tientallen stelsel). Met dit begrip wordt dus de eenheid in de synthese van het menigvuldige noodzakelijk.
- 167 Dezelfde functie die de verschillende voorstellingen in een oordeel eenheid geeft, geeft op de zuivere synthese van verschillende voorstellingen in een aanschouwing eenheid, en die eenheid heet, algemeen uitgedrukt, het zuivere verstandsbegrip.
- 167 We zullen deze begrippen, naar voorbeeld van Aristoteles, categorieën noemen, omdat ons oogmerk oorspronkelijk samenvalt met dat van hem, ook al verschilt de realisering ervan zeer van de zijne.
- 168 De tafel van de categorieën. De principes waarmee wij bepaalde gestalten, vormen en relaties ordenen, noemt Kant “categorieën”, a priori verstandsbegrippen. Daar zijn er twaalf van, verdeeld over vier types:
categorieën
kwantiteit |
eenheid |
veelheid |
alheid |
kwaliteit |
realiteit |
negatie |
beperking |
relatie |
inherentie |
causaliteit |
gemeenschap |
modaliteit |
mogelijkheid |
bestaan |
noodzakelijkheid |
- 168 Dit is nu de lijst van alle oorspronkelijke zuivere begrippen van synthese, die het verstand a priori bevat.
- 168 De poging van Aristoteles deze grondbegrippen op te sporen was een scherpzinnig man waardig. Omdat Aristoteles echter geen principe had, raapte hij ze bijeen zoals hij ze aantrof en vergaarde er eerst tien, die hij categorieën (predicamenten) noemde. Naderhand dacht hij er nog vijf gevonden te hebben, die hij er onder de naam postpredicamenten aan toevoegde. Toch bleef zijn tafel onvolledig. Bovendien bevonden zich er enkele modi van de zuivere zintuiglijkheid onder (quando [wanneer], ubi [waar], situs [plaats], net als prius [eerder] en simul [tijd]; alsmede een empirisch begrip (motus [beweging]), en die hoor helemaal niet thuis in dit stamboek van het verstand; of er zijn afgeleide begrippen (actio [handeling], passio [ondergaan] tot de oorspronkelijke begrippen gerekend, terwijl sommige van die laatste helemaal ontbreken.
- 169 Het zij me veroorlooft deze zuivere, maar afgeleide verstand begrepen de predicabiliën (in tegenstelling tot predicamenten) van het zuivere verstand te noemen.
- 169 De definities van deze categorieën laat ik in deze verhandeling met opzet achterwege, ook al zou ik ze tot mijn beschikking hebben. Ik zal deze begrippen verderop ontleden voor zover dat nodig is voor de methodeleer die ik ontwikkel. (JST dus vanaf bladzijde 585)
170 $11 Opmerkingen met betrekking tot de categorieën:
- 170 De eerste is: dat de tafel, die vier klassen van verstand begrepen bevat, eerst in twee afdelingen kan worden ingedeeld, waarvan de eerste op objecten van de aanschouwing (zowel de zuivere als de empirische) gericht is en de tweede op de existentie van die objecten (ofwel in hun verhouding tot elkaar, ofwel tot het verstand)
- 171 /// JST + DHO De tweede opmerking: dat in alle klassen het aantal categorieën gelijk is, namelijk drie, wat tot nadenken stemt, omdat een a priori indeling van begrippen anders altijd tweeledig moet zijn. Daar komt nog bij dat de derde categorie overal ontstaat uit de verbinding van het eerste met de tweede categorie uit haar klasse. Zo is de alheid (totaliteit) niets anders dan veelheid beschouwd als eenheid, de beperking niets anders dan de realiteit, verbonden met negatie, de gemeenschap de causaliteit van substanties die elkaar wederkerig bepalen, en de noodzakelijkheid ten slotte is niets anders dan de existentie die door haar eigen mogelijkheid gegeven is. Men denke evenwel niet dat de derde categorie daarom een louter afgeleid begrip is, en geen stam begrip van het zuivere verstand. Want de verbinding van het eerste met het tweede begrip, die het derde begrip voor brengt, vereist een bijzondere handeling van het verstand die niet samenvalt met de handelingen die bij de eerste en de tweede worden uitgevoerd. Zo is het begrip van een getal (dat tot de categorie van de al hij behoort) niet altijd mogelijk waar de begrippen van veelheid en eenheid gegeven zijn (bijvoorbeeld in de voorstelling van het oneindige), en als ik het begrip oorzaak met substantie verbindt, kan ik daardoor nog niet meteen invloed begrijpen, dat wil zeggen hoe een substantie oorzaak kan zijn van iets in een andere substantie. Hieruit blijkt dat daarvoor een bijzondere handeling van het verstand vereist is, en dat geldt ook voor de andere gevallen.
- 171 De derde opmerking van een enkele categorie, namelijk die van de gemeenschap, die onder de derde rubriek valt, is de overeenstemming met de vorm van het disjunctieve oordeel in de tafel van de logische functies, de vorm die met die categorie correspondeert, niet zo duidelijk als in de overige gevallen.
- 171 Om onzekerheid over deze overeenstemming te krijgen, moeten we opmerken dat in alle disjunctieve oordelen de sfeer (van de begrippen in de predikaat – de verzameling van alles wat daaronder valt) wordt voorgesteld als een geheel dat in delen (de ondergeschikte begrippen) is verdeeld, en omdat het ene deel het andere niet onder zich kan bevatten, worden ze gedacht als nevengeschikt ten opzichte van elkaar, en niet ondergeschikt, zodat ze elkaar niet eenzijdig bepalen, als in een reeks, maar wederkerig, als in een samenstel (wanneer een lid van de indeling wordt geponeerd, worden alle overige uitgesloten, en omgekeerd)
- 172 Nu wordt een dergelijke verbinding in een geheel van dingen gedacht, waarin geen enkel ding, als gevolg, wordt ondergeschikt aan een ander ding, als de oorzaak van zijn bestaan, maar waarin de dingen tegelijkertijd en wederkerig als oorzaak van elkaars bepaling aan elkaar zijn nevengeschikt. (Bijvoorbeeld in een lichaam waarvan de delen elkaar wederzijds aantrekken en afstoten). Dit is een heel ander soort verbinding dan die in de verhouding van oorzaak tot gevolg zonder meer (van grond tot consequentie) wordt aangetroffen, waarin de consequentie niet wederkerig weer de grond bepaald en er daarom geen geheel mee vormt (zoals de wereld met de schepper van de wereld)
$ 12 [ elk zijnde is één, waar en goed ]
- 173 Deze vermeende transcendentale predikaten van de dingen zijn slechts logische eisen en criteria voor alle kennis van de dingen in het algemeen en leggen de categorieën van kwantiteit, namelijk eenheid, veelheid en alheid aan die kennis ten grondslag.
- 173 Elke kennis van een object bevat namelijk eenheid van het begrip, die men kwalitatieve eenheid kan noemen, voor zover daarin alleen de eenheid van de samenvoeging van het menigvuldige van de kennis wordt gedacht, zoals bijvoorbeeld de eenheid van het thema van een toneelstuk, van een redevoering of een verhaal.
- 173 In de tweede plaats bevat ze waarheid ten aanzien van de consequenties. Des te meer waar consequenties er uit een gegeven begrip volgen, des te meer kenmerken er zijn van zijn objectieve realiteit. Dat zou men de kwalitatieve veelheid van de kenmerken kunnen noemen, die tot een begrip als tot een gemeenschappelijke de grond behoren (maar er niet als kwaliteit in gedacht worden).
- 173 in de derde plaats tenslotte bevat ze de volmaaktheid, die erin bestaat dat deze veelheid samen omgekeerd wordt teruggevoerd tot de eenheid van het begrip, en volledig met dat begrip en dat alleen overeenstemt, hetgeen men de kwalitatieve volledigheid (totaliteit) kan noemen.
- 174 De begrippen eenheid, waarheid en volmaaktheid vullen dus de transcendentale tafel van de categorieën helemaal niet aan, alsof die onvolledig zou zijn. We hebben alleen de betrekking van deze begrippen op objecten volledig terzijde gesteld en zo hun toepassing onder algemene logische regels van de overeenstemming van de kennis met zichzelf gebracht.