*** Waarneming
Vanuit Kant’s transcendentale methode, waarbij de vraag niet is of en hoe kennis mogelijk is, maar wat de randvoorwaarden zijn voor bewustzijn en waarneming. Het doel hiervan was niet alleen maar kentheoretisch en gericht op de werkelijkheid buiten ons, maar was vooral gericht op de mens (of beter: het denkende subject).
Werkelijkheid en hoe we die waarnemen (en dus ook eventueel kunnen kennen) blijkt onlosmakelijk verbonden te zijn met wat het subject is.
Het subject is namelijk geen passief, ontvangend, leeg beeldscherm waar correcte beelden afgespeeld worden van wat zich buiten het subject speelt, maar is een actief, ingewikkeld proces die van grote stromen onsamenhangende prikkels (zoals die onze zintuigen steeds binnen komen) een werkelijkheid (een coherent beeld) maken.
- Er blijkt in de processen van het subject geen laatste instantie te zijn waar uiteindelijk de beelden aan worden vertoond (de homunculus).
- Hoe ver we ook kijken in onze geest, we vinden steeds vormen, principes, kortweg: instrumentaria waarmee het bewustzijn wordt opgewekt.
- Het bewustzijn “is” niet ergens en wacht op wat hij krijgt, het bewustzijn is een moment in een ingewikkeld proces waarin zintuiglijke prikkels worden omgevormd tot coherente ordening zodat een begrip van een werkelijkheid in ruimte en tijd ontstaat.
- We hebben geen direct en 100% zekere bevestiging van of de producten van dit proces (wat we denken) ook daadwerkelijk klopt. Het is aangesloten op de werkelijkheid (dat is het enige wat we hebben) maar het heeft ook de activiteit van binnen het apparaat van het subject nodig om te komen tot coherente inhoud. Deze zijn niet zuiver van elkaar te scheiden.