laatste wijziging: 20-06-2018

244a Theaetetus : Wat is Kennis?

Bronnen:

De dialoog Theaetetus van Plato staat chronologisch aan het begin van de groep late (‘kritische’) dialogen, en is waarschijnlijk rond 368 v. Chr. geschreven. Ik heb dit boekje van ongeveer 100 bladzijden gelezen van eind oktober 2016 tot en met november 2016.

Het hoofdonderwerp is de vraag naar de definitie van het begrip kennis.

 

Introductie (143d – 151d)

Socrates vertelt Theaetetus dat hij een mannelijke vroedvrouw is: hij brengt geen kinderen ter wereld bij vrouwen, maar gedachten bij mannen. In feite is zijn activiteit gecompliceerder dan dat van de gewone vroedvrouw: hij moet ook beoordelen of de ontstane gedachten waar of onwaar zijn.

146 A SOCRATES “dat brengt me bij het probleem waar ik zelf maar niet goed vat op kan krijgen: wat is kennis eigenlijk valt er daar iets over te zeggen”

Op Socrates’ vraag wat kennis is (146A)antwoordt Theaetetus in eerste instantie door enkele voorbeelden op te sommen van wetenschappen/kennis.

146D THEAITETOS “Nou, volgens mij is alles waarin Theodoros les geeft kennis. Meetkunde en wat je zo nu juist opsomde. Maar ook het schoenmakersvak en de andere ambachten kunnen, allemaal samen een elk afzonderlijk, niets anders dan kennis zijn”

Als Socrates heeft aangegeven dat dat niet is waarnaar hij op zoek is, worden in de loop van het verdere gesprek drie definities van het begrip kennis opgeworpen:

146 SOCRATES E “Maar de vraag was niet, Theaitetos, waar de kennis betrekking op heeft of hoeveel vormen ervan zijn. We wilden het aantal vormen niet voorgerekend krijgen, maar stelden de vraag om te achterhalen wat kennis op zichzelf genomen is. Of zeggen maar wat?”

 

Kennis is waarneming (151e – 187b)

151 C SOCRATES Voor mijn verloskunde geldt in het algemeen hetzelfde als voor de vrouwelijke verloskundige. Het verschil is dat ze geen vrouwen maar mannen helpen verlossen, dat zij zich niet bezighoudt met hun lichamen die baren, maar met hun zielen

151 E SOCRATES zoals het er nu naar uitziet, is kennis niets anders dan waarneming

152 A SOCRATES sterker nog, Protagoras heeft het beweerd. Zij het dat hij hetzelfde wat anders formuleerde. Hij zegt namelijk zoiets als de mens de maat van alle dingen is, de maat die aangeeft dat is wat is, en dat niet is wat niet is. Dat heb je vast gelezen?

Op Theaetetus’ suggestie dat kennis niets anders is dan waarneming, antwoordt Socrates dat dat feitelijk overeenkomt met de beroemde opvatting van Protagoras, nl. dat de mens de maat van alle dingen is. Want als waarneming hetzelfde is als kennis, is waarneming altijd waar. En door Protagoras[4] wordt hetgeen iemand toeschijnt gelijkgesteld met wat die persoon waarneemt, en dat is voor die persoon waar.

Een eerste tegenwerping hierop luidt: waar haalt Protagoras het recht vandaan op te treden als leraar voor anderen, daar waar iedere waarheid individueel bepaald is? Dan voert Socrates Protagoras sprekend op, om hem zijn these te laten verdedigen: “Elke mening is wel degelijk even waar. Maar mijn activiteit bestaat erin, mensen betere meningen te doen accepteren. Een zieke vindt een bepaald gerecht bitter; hij heeft daarin gelijk. Wat een arts doet, is zijn toestand verbeteren. Daarna zal datzelfde gerecht hem wel smaken. Daarmee heeft de genezen persoon niet meer ‘gelijk’ gekregen, maar de arts heeft wel een verbetering aangebracht, en daarmee is hij degene die deskundig is. Zo is de wijze dit op zijn gebied.”

 

152 SOCRATES D dat zal ik je zeggen, en het is helemaal geen slechte theorie. Namelijk dat er niets bestaat dat op zichzelf een bepaald ding is, niets dat je met één bepaalde term precies kunt karakteriseren. We nee iets groot of zwaar noemt, kan het ook klein of licht ervaren worden, enzovoort. Want niets is alleen dat ene, valt alleen onder één bepaalde term of één bepaalde karakteristiek

153 C SOCRATES dus beweging is goed voor het lichaam en voor de ziel, en het tegendeel fout?

153 E SOCRATES laten we nog even de theorie van zojuist volgen en stellen dat er niets is dat helemaal op zichzelf een bepaald ding is. Zo geredeneerd blijkt ons dat zwart, wit, alle overige kleuren uit het werven van een blik op de betreffende verplaatsing ontstaat

155 A SOCRATES laten we nagaan wat die verschijningen in ons voorstellen. Als we die bekijken zullen we naar ik veronderstel, in de eerste plaats opmerken dat niets ooit in omvang of aantal groter dan wel kleiner kan worden zolang het aan zichzelf gelijk blijft.

155 A SOCRATES In de tweede plaats dat iets waar niets aan wordt toegevoegd of waar niets aan vanaf gaat, niet kan groeien dan wel krimpen, maar altijd gelijk blijft

155 A SOCRATES en in de derde plaats dat wat voordien niet was, onmogelijk later kan zijn, zonder geworden te zijn en te worden?

Goed, dus hij handhaaft de these dat de mens de maat van alle dingen is. Nog afgezien ervan, dat een consequentie is dat iemands opvatting dat Protagoras’ these onjuist is, dan ook waar is, is het volgende belangrijker. Als we kijken naar oordelen over de toekomst, dan speelt deskundigheid wel degelijk een rol. Een arts is beter in staat te beoordelen of iemand ziek wordt of niet, dan een leek. En zo pretendeert Protagoras beter te weten wat goed zal uitpakken voor een stad dan ieder ander. Maar zo bekeken geldt dus niet meer dat ieders mening even waar is.

Een andere opvatting die, zo had Socrates direct aan het begin al gesuggereerd, impliciet vervat is in de these dat kennis waarneming is, is de heracliteïsche opvatting dat alles continu in beweging is, dat wil zeggen onderworpen aan zowel inhoudelijke verandering als verandering van plaats. Ook op grond hiervan kan men niet zeggen dat kennis waarneming is, omdat in zo’n wereld zowel waarnemer als waargenomen voorwerp continu veranderen. Iedere uitspraak wordt zelfs onmogelijk in zo’n wereld. Men kan er daar maar het best het zwijgen toe doen.

Op algemene gronden wordt dan nog eens aangetoond dat kennis niet hetzelfde kan zijn als waarneming. Als wij iets begrijpen dat in relatie staat tot twee verschillende soorten waarneming, bv. dat die beide waarnemingen bestaan, dan is het onze ziel die dat doet. Daarbij spelen oren en ogen geen rol meer. Is het mogelijk dat waarneming, dus iets dat niet in staat is bestaan te bereiken, waarheid bereikt? Nee. Dus is waarneming niet hetzelfde als kennis, want kennis impliceert altijd waarheid.

 

Kennis is een juiste opvatting (187b – 201d)

Op Theaetetus’ suggestie dat kennis hetzelfde is als een juiste opvatting[5], reageert Socrates door te zeggen dat er dus ook niet-ware (onjuiste) opvattingen zijn, en hij vraagt zich af hoe dat eigenlijk mogelijk is. Na enkele verklaringen wordt het beeld opgeroepen van het blok was in onze ziel, waarin indrukken worden gemaakt (onze herinneringen)[6]. Een fout oordeel vindt plaats wanneer we deze herinneringen op onjuiste wijze combineren met waarnemingen. Dus als we persoon X wel degelijk kennen, maar, hem op een afstand ziende, verwarren met persoon Y. Dat mag zo zijn, maar hoe kunnen we dan verklaren dat we ook fouten maken bij puur mentale operaties, zoals rekenkundige bewerkingen?

Wacht, zegt Socrates: we gebruiken nu steeds termen als We weten dat etc. Maar we moeten ons zuiverder uitdrukken en een onderscheid maken tussen kennis bezitten en kennis hebben. Vergelijk het met vogels in een volière: die vogels bezitten we, maar we hebben er pas één wanneer we er eentje beetpakken. En als we ons hierbij vergissen, dus de verkeerde vogel beetpakken[7], dan spreken we van een onjuiste opvatting. Maar bij nadere beschouwing zou dat betekenen, dat kennis (een vogel) de oorzaak ervan wordt dat we iets niet kennen, dat is toch te gek?

In feite gaat dit deel over de mogelijkheid van onjuiste opvattingen, en niet over het beoordelen van Theaetetus’ tweede suggestie. Deze komt nu slechts kort aan bod. Laten we naar een rechtszaal kijken, zegt Socrates; is het niet zo, dat juryleden daar, zonder kennis van het misdrijf te hebben, toch tot een juiste opvatting omtrent het gebeurde kunnen komen? Op Theaetetus’ bevestiging concludeert Socrates dan dat kennis dus iets anders is dan een juiste opvatting.

Kennis is een juiste opvatting vergezeld van een logos (201e – 210a)

In een derde poging geeft Theaetetus als definite van kennis: een juiste opvatting vergezeld van een logos. Dit Griekse woord heeft talloze betekenissen[8], en Socrates gaat hier dan ook op in door te vragen wat er precies mee bedoeld wordt. Het kan gewoon spraak betekenen, maar dan voegt het niets wezenlijks toe aan de definitie, en geeft het slechts aan dat de juiste opvatting in woorden wordt uitgedrukt. Ten tweede wordt de opvatting waarin logos staat voor opsomming (van de samenstellende elementen) verworpen. Als laatste wordt de mogelijkheid bekeken dat met logos het specifieke kenmerk bedoeld wordt, datgene waardoor het te definiëren voorwerp zich onderscheidt van alle andere. Maar, zegt Socrates, als ik de juiste opvatting over jou, Theaetetus, heb, houdt dat al in dat ik jou kan onderscheiden van alle andere mensen. Daarmee blijkt logos in deze betekenis niets meer dan een nutteloze verdubbeling. Men zou nog kunnen tegenwerpen dat eigenlijk het weten waaruit dit specifieke kenmerk bestaat is bedoeld. Dus in feite kennis van dit kenmerk. Maar dan definiëren we met gebruikmaking van het begrip kennis ons te definiëren voorwerp: kennis. Een dergelijke cirkelredenering is natuurlijk lachwekkend.

 

 

Interpretatie

In de Theaetetus is Plato, net als in zijn vroege dialogen, op zoek naar de definitie van een begrip. Ging het daar om een definitie van begrippen als rechtvaardigheid, bezonnenheid etc. hier gaat het om het meta-begrip kennis.


Net als die vroege werken is de Theaetetus een ‘aporetische’ dialoog, dat wil zeggen zonder positieve uitkomst of conclusie.


Een groot verschil is, dat deze dialoog geschreven is nà de werken uit zijn midden-periode, waarin wel een positieve doctrine werd omschreven. Maar in de Theaetetus worden de Ideeën nergens betrokken bij de discussie. Daarom heeft men zich wel afgevraagd of Plato begonnen is te twijfelen aan de Ideeën, en gedacht dat de Theaetetus een hernieuwde poging is om zonder Ideeën tot nieuwe opvattingen te komen. Anderen menen dat Plato hier juist wil laten zien, dat elke discussie over het begrip kennis gedoemd is te falen, wanneer men de Ideeën erbuiten laat.


De eerste interpretatie vindt steun in de kritiek op de Ideeën, zoals geformuleerd in de Parmenides, die in dezelfde tijd is geschreven als de Theaetetus. Anderzijds keren de Ideeën wel weer terug in andere late dialogen. Daarom formuleert W.K.C. Guthrie het zo: Plato is zich inmiddels bewust dat er problemen kleven aan het begrip Ideeën; hij is inmiddels meer geïnteresseerd in de wereld om ons heen, de wereld van de waarneembare zaken; maar daarmee heeft hij nog geen afstand gedaan van zijn eerdere opvattingen.


Een ander interpretatie-twistpunt is de vraag of de negatieve conclusies na elke poging tot definitie moeten worden opgevat als een volledige verwerping van het voorafgaande, of dat het voorgestelde met bepaalde restricties toch wel geldigheid heeft. Dus bijvoorbeeld dat Protagoras’ subjectivisme wel geldig is voor gewaarwordingen als hitte en kou of het zien van kleuren, maar niet daar waar het gaat om waarde-oordelen? Of is het toch zo dat het relativisme van Protagoras en bloc verworpen wordt?


Dwarsverbanden met andere dialogen

De laatste zin van de dialoog is: Laten we hier morgen vroeg weer bijeen komen. Dit is een verwijzing naar de dialoog Sofist, waarin dezelfde personen optreden.

Ook in de Meno (Plato) wordt het begrip kennis besproken. Daar wordt de anamnese-theorie geïntroduceerd: alle kennis is een herkennen, herinneren, nl. van datgene wat onze ziel in een eerder leven al gekend heeft.

Receptie

In essentie is de door Plato geformuleerde definitie van kennis tot op heden (in de analytische filosofie) onveranderd en algemeen geaccepteerd gebleven. In de epistemologie spreekt men bijvoorbeeld nog steeds van een “gerechtvaardigde ware opvatting” (justified true belief) als definitie van kennis. Wel zijn er in de geschiedenis van de filosofie kritieken geuit op de definitie, die echter vooralsnog niet tot een werkbaar alternatief hebben geleid. De bekendste hiervan zijn de Gettier-problemen.