laatste wijziging: 10-10-2018
Late periode
- Plato’s werk uit deze periode is minder verheven, idealistisch, en tegelijk ook minder ‘literair’ en meer ‘strikt filosofisch’.
- In de Theaetetus wordt de vraag behandeld: Wat is kennis?, de kennistheorie . zonder dat de anamnese of de Ideeënleer bij de beantwoording betrokken worden. Is kennis hetzelfde als waarneming? Of is kennis hetzelfde als waarneming in combinatie met een soort verantwoording?
- In de Sofist wordt hiermee getracht te komen tot een definitie van de Sofist. Maar een belangrijker onderwerp in deze dialoog is de problematiek van het ‘niet-zijnde’: als een sofist niet de waarheid vertelt, wat zegt hij dan? Hij zegt datgene wat niet (het geval) is. Met de conclusie dat dit mogelijk is neemt Plato afstand van de toen invloedrijke opvatting van Parmenides dat men niet kan denken wat niet is.
- In de Staatsman wordt met behulp van de methode van onderverdelingen getracht te komen tot de definitie van de politicus. Deze dialoog bevat algemene methodologische beschouwingen, maar handelt deels ook over ‘politiek’ (staatsvormen), een onderwerp dat Plato in zijn grootste en laatste werk, de Wetten, uitgebreid behandelt. Ook hier lijkt een verdere tendens van minder ‘idealisme’ ten gunste van ‘realisme’, waar te nemen.