laatste wijziging: 10-10-2018
Midden periode
- De werken uit deze periode zijn het bekendst. In deze periode worden de metafysische opvattingen van Plato uitgewerkt. Zijn overtuiging dat er vaste ethische waarden bestaan. Dit wordt uitgewerkt in de Ideeënleer, de aanname dat er Ideeën (of ‘Vormen’[7]) bestaan. Dit zijn onzichtbare, tijdloze, perfecte voorbeelden, waarvan de verwerkelijking in de wereld om ons heen slechts zwakke imitaties zijn. In concreto: wij vinden dat een bepaalde handeling rechtvaardiger is dan een andere. Waarom? Omdat de ene handeling meer de Idee ‘Rechtvaardigheid’ benadert dan de andere. Deze ethische Ideeën zijn dus absolute standaarden, geldig voor alle mensen.
- Over de oorsprong van concepten of ideeën is veel geschreven. Grofweg zijn er twee standpunten; het rationalisme, dat ervan uitgaat dat de ideeën uit de rede voortkomen en het empirisme, dat stelt dat alle kennis uiteindelijk uit de (zintuiglijke) ervaring stamt. Een voorbeeld van een vertegenwoordiger van het eerste standpunt is Plato, van het tweede standpunt Aristoteles.
- In deze periode komt ook de staatsleer van Plato tot stand.