laatste wijziging: 11-02-2023

STAAT boek 10

mimesis – nabootsing


Plato’s kunstfilosofie steunt op zijn theorie van de Ideeën. Hoewel heel summier geformuleerd in het tiende boek van de dialoog Politeia, is Plato de eerste filosoof van de westerse traditie die een visie op het functioneren en de waarde van kunst heeft uitgewerkt. Net zoals de pottenbakker zijn concrete vaas modelleert naar het archetype van de ideale vaas dat in zijn hoofd (en in de Ideeënwereld) aanwezig is, zo gaat de kunstenaar een afbeelding (van een vaas, bijvoorbeeld) modelleren naar de concrete vaas die hij voor zich ziet. Maar dat betekent dat de kunstenaar zich een niveau lager dan de vakman bevindt. Hij doet ook aan nabootsing (mimesis), alleen hij richt zijn aandacht niet op ideale archetypes maar op wat hij met zijn zintuigen waarneemt. Dat is volgens Plato een misleidende werkelijkheid. Vandaar zijn verrassende pleidooi om kunstenaars uit de ideale samenleving te verbannen: ze staan op een fundamenteel leugenachtige manier in de wereld.


 

Aan het woord is Sokrates, die een gesprek weergeeft waaraan de volgende personen deelnamen: de oude Kefalos (alleen in het eerste boek), zijn zoon Polemarchos, de sofist Thrasymachos, Plato’s broers Glauco, en Adeimantos.

BOEK X [595a]


 


Bedden en tafels

Drie soorten bedden

Schilderkunst


De mythe van Er

Na deze woorden wierp de heraut de loten over allen uit en ieder raapte het lot op dat naast hem was neergevallen, behalve Er zelf, want hij mocht niet. Nu was het voor ieder die een lot had opgeraapt duidelijk welk nummer hij had. Daarna spreidde de heraut de [618a] levenspatronen voor hen uit op de grond, veel meer dan er mensen waren. Het waren levens van allerlei soort: van dieren en van mensen. Er waren levens bij van tyrannen van wie sommigen tot het einde toe tyran bleven, maar ook van tyrannen die tijdens hun leven ten val kwamen en eindigden in armoede en ballingschap, waarbij ze tot de bedelstaf geraakten. Er waren levens bij van mensen die beroemd waren om hun gestalte, hun schoonheid, hun lichaamskracht en hun succes bij wedstrijden, of om hun edele geboorte en de voortreffelijke eigenschappen [618b] van hun voorouders. Ook waren er levens bij van mensen met een slechte reputatie. Dit alles gold zowel voor vrouwen als voor mannen. De eigenschappen van de mens waren echter niet bij het levenspatroon inbegrepen, omdat de keuze van een ander leven noodzakelijkerwijs een ander soort mens met zich meebrengt. De overige omstandigheden waren wel vermengd met elkaar en hielden verband met rijkdom en armoede, met ziekte en gezondheid, waarbij ze soms het midden hielden tussen deze uitersten.

Daarin, mijn beste Glaukoon, schuilt blijkbaar het [618c] grootste gevaar voor de mens. En dat is de reden waarom ieder van ons alles op alles moet zetten, met verwaarlozing van andere vormen van wetenschap, om naar een bepaalde kennis op zoek te gaan en zich deze eigen te maken. De mens moet weten hoe hij iemand kan vinden en herkennen, die hem de bekwaamheid en ervaring kan bijbrengen om een nuttig leven van een nutteloos leven te onderscheiden, zodat hij altijd en overal uit alle mogelijkheden de juiste kiest. Hij zal zich bovendien bij alle omstandigheden die we tot nu toe hebben besproken, moeten afvragen wat voor invloed ze hebben op een vruchtbaar leven, zowel in combinatie als afzonderlijk. Zo kan hij weten of schoonheid vermengd met [618d] armoede of rijkdom bij een bepaalde karakterstructuur een goede of slechte uitwerking heeft. Dan kent hij ook de uitwerking van een edele of nederige afkomst, van het leven als gewoon burger of als ambtsdrager, van kracht of zwakheid, van een snel of traag bevattingsvermogen, en van alle andere aangeboren of verworven eigenschappen van de mens in hun onderlinge combinatie. Hierdoor zal hij, de aard van de mens indachtig, in staat zijn uit al deze mogelijkheden een redelijke keuze te maken en een beter van een slechter levenspatroon te [618e] onderscheiden.

Slecht noemt hij dan een leven dat de mens onrechtvaardiger maakt, goed een leven dat de mens rechtvaardiger maakt. Andere criteria laat hij niet meetellen. We hebben immers gezien dat zo de beste keus wordt gemaakt, zowel tijdens het leven als daarna. Met deze [619a] rotsvaste overtuiging moet de mens naar het huis van Hades gaan, zodat hij zich ook daar niet van zijn stuk laat brengen door rijkdom en andere verleidingen, en zich niet tot de rol van een tyran of iets dergelijks laat verleiden, waardoor hij veel onherstelbaar leed aanricht en zelf nog meer leed ondergaat. Hij moet altijd het leven van het juiste midden kiezen en de uitersten naar beide kanten zoveel mogelijk vermijden, zowel in het [619b] leven dat hij nu leidt als in toekomstige levens. Want zo bereikt de mens het hoogste geluk!

Verder vertelde Er dat de heraut nog het volgende zei: ‘Zelfs voor degene die het laatst aan de beurt is, ligt, als hij met verstand kiest en zijn leven ernstig opvat, een goed en vreugdevol leven klaar. Wie het eerst kiest, moet zich hoeden voor lichtzinnigheid, en wie het laatst kiest, voor moedeloosheid.’ Er ging voort: ‘Nadat de heraut zo gesproken had, snelde degene die het eerst aan de beurt was, terstond op de levenspatronen toe om de ergste tyrannie te grijpen. In zijn onbezonnenheid en [619c] hebzucht koos hij dat leven zonder het voldoende te hebben onderzocht waardoor het hem ontging dat het lot aan dit leven het opeten van zijn eigen kinderen en nog andere gruwelen had verbonden. Maar toen hij het op zijn gemak bekeek, sloeg hij zich jammerend op de borst en betreurde zijn keuze waarmee hij de waarschuwingen van de heraut in de wind had geslagen. Toch gaf hij niet zichzelf de schuld van het onheil, maar het lot en de goden: hij zocht de schuld overal liever dan bij zichzelf. Hij was een van de mensen die uit de hemel [619d] waren gekomen. Hij had in zijn vorige bestaan in een goed geordende samenleving geleefd en was deugdzaam geweest uit gewoonte in plaats van uit liefde voor wijsheid. Men kan dan ook zeggen dat het grootste deel van de mensen die uit de hemel waren gekomen zich op deze manier liet misleiden, omdat ze ongeoefend waren in de beproevingen van het leven. Maar de meeste mensen die van onder de aarde waren gekomen en zelf vele beproevingen hadden doorstaan en om zich heen hadden gezien, maakten hun keuze niet overhaast. Hierdoor vond er meestal een verwisseling van goede en slechte omstandigheden plaats, mede door de wisselende kansen van [619e] het lot. Maar toch, als een mens telkens wanneer hij terugkeert naar het leven hier op aarde, altijd oprecht de wijsheid liefheeft en het lot hem niet als een van de laatste kiezers aanwijst, dan is hij zeer waarschijnlijk (zoals we uit de berichten mogen opmaken) niet alleen hier op aarde gelukkig, maar gaat ook zijn reis van hier naar gindse wereld en weer terug niet over een ruw pad onder de aarde, maar over een effen pad door de hemel.

Het is [620a] de moeite waard het schouwspel te zien hoe ieder mens zijn eigen leven kiest,’ zei Er. Het was deerniswekkend om te zien, maar ook lachwekkend en verbazend dat de keuze voor het merendeel werd bepaald door gewoonten uit vorige levens. Hij zag degene die eens Orpheus was het leven van een zwaan kiezen uit haat tegen het vrouwelijk geslacht, want aangezien hij door vrouwen de dood had gevonden, wilde hij niet in een vrouw verwekt en geboren worden. Thamyras zag hij het leven van een nachtegaal kiezen, en een zwaan koos het leven van een mens, net als andere [620b] dieren die dicht bij de Muzen staan. Degene die het twintigste lot trok, koos het leven van een leeuw. Het was Ajax, de zoon van Telamoon, en hij vermeed het om als mens te worden geboren, omdat hij zich de toewijzing van de wapenrusting van Achilles herinnerde. De daarop volgende, Agamemnoon, verruilde zijn leven voor dat van een adelaar, eveneens uit afkeer van het menselijk geslacht dat hem zo had doen lijden. Atlante had een van de middelste loten getrokken. Toen ze de grote eerbewijzen voor zich zag die een atleet te beurt vallen, kon ze daaraan geen weerstand bieden en ze nam dat leven. Daarna zag Er hoe Epeios, zoon van Panopeus [620c], de aard aannam van een vrouw die bedreven is in schone kunsten. Helemaal achteraan, als een der laatsten, zag hij Thersitas, de komediant, die de gedaante van een aap aannam. En het kwam zo uit dat Odysseus het laatst van allemaal aan de beurt was om te kiezen. Door de herinnering aan vroegere beproevingen had hij zijn eerzucht laten vallen en zocht lange tijd naar het leven van een gewoon ambteloos burger. Met moeite vond hij het ergens op de grond, versmaad door alle [620d] anderen. En toen hij het zag, zei hij dat hij hetzelfde zou hebben gekozen als hij het eerste lot getrokken had, en hij koos het met blijdschap. Niet alleen veranderden dieren in mensen, ze veranderden ook in elkaar. Onrechtvaardige mensen veranderden in wilde dieren, en rechtvaardige in tamme, in allerlei combinaties. Toen nu iedereen het volgende leven had gekozen, gingen ze in de volgorde waarin ze hun lot hadden getrokken [620e] naar Lachesis. Deze gaf aan ieder de godheid mee die hij had getrokken als bewaker voor zijn leven en als vervuller van zijn keuze. De godheid bracht het levende wezen eerst naar Klotho, vlak onder de hand waarmee ze de draaiing van de spinspoel gaande hield, om zo het gekozen levenslot te bevestigen. Vervolgens bracht de godheid het levende wezen naar de spinnende Atropos, en ze zorgde er zo voor dat de gesponnen draden niet meer waren terug te winden.

Vandaar ging het levende wezen zonder zich om te keren langs de troon van [621a] Anangke. Toen het daar voorbij was, en ook de anderen daarlangs waren gekomen, trokken ze gezamenlijk naar de vlakte van Lethe (Grieks voor vergetelheid) door een verzengende en verstikkende hitte, want er stonden nergens bomen en er groeide niets. De zon ging al onder toen ze hun kamp opsloegen bij de rivier de Lethe, waarvan het water door geen enkel vat kon worden vastgehouden. Ze moesten allemaal een bepaalde hoeveelheid van het water drinken, maar sommigen die daarvoor niet door hun gezonde verstand werden behoed, dronken meer dan de [621b] toegemeten maat. En steeds als er iemand dronk, vergat hij alles. Toen ze in slaap waren gevallen en het middernacht was geworden, klonk er een donderslag en schokte de aarde. Plotseling werden ze vandaar in alle richtingen weggevoerd naar boven, hun geboorte tegemoet, net als verschietende sterren. Er zelf mocht niet van het water drinken. Langs welke weg en hoe hij in zijn lichaam terugkeerde, wist hij niet, maar plotseling opende hij de ogen en zag zichzelf bij het aanbreken van de dag op de brandstapel liggen.

En zo, Glaukoon, is dit verhaal bewaard gebleven. Het kan ons redden als we erin geloven. Dan zullen we de [621c] rivier de Lethe veilig oversteken en onszelf onbezoedeld bewaren. Indien we vertrouwen hebben in wat ik zeg, beschouwen we de mens als onsterfelijk, en achten wij hem in staat alle goed en kwaad te verdragen. Wij zullen steeds de weg omhoog aanhouden en altijd en overal op intelligente wijze rechtvaardigheid betrachten. Zo zullen we bij onszelf en bij de goden bemind zijn, niet alleen hier op aarde, maar ook wanneer we onze beloning ontvan

– [621d] gen, zoals de overwinnaars in een wedstrijd op hun ereronde geschenken in ontvangst nemen. Zo zal het ons hier en op de duizendjarige tocht, waarover we spraken, goed vergaan.