laatste wijziging: 04-11-2021
STAAT Boek 8 Staatsvormen
Staatkundige veranderingen
De cijfers [543a] tot en met [546 a] zijn de gebruikelijke manier om naar een tekst passage van Plato Plato-Politeia-Stichting Ars Floreat te verwijzen. Deze worden het Stephanusnummer genoemd, met de titel van de dialoog en het paginanummer in de driedelige uitgave van 1578 van Henricus Stephanus (Henri Estienne), met de letters a t/m e of A t/m E voor vijfden van pagina’s.
SAMENVATTING BOEK 8
(ingekort) door: Marsilio Ficino
- Sokrates heeft de optimale staatsinrichting tot nu toe in zeven boeken vormgegeven, waarmee hij die vorm aan Pallas Athene opdraagt, omdat het getal zeven haar getal is.
- De hoogste staatsvorm geeft hij soms de naam van ‘koninklijk‘ en soms van ‘aristocratisch‘. Met ‘aristocratisch’ bedoelt hij te zeggen dat voor zover er meerdere mensen zijn die op volstrekt duidelijke wijze in deugdzaamheid uitblinken en ambten vervullen, zij de senaat vormen.
- Met ‘koninklijk’ bedoelt hij aan te geven dat er ook sprake moet zijn van een eensgezinde opvatting over wat goed is voor de samenleving; en de geest is als het ware de koningin. En als er iemand onder die voortreffelijken nog in het bijzonder opvalt wat deugd betreft zal hij ook in het bijzonder met het koningsambt geëerd worden, maar hem wordt niet de mogelijkheid gegeven om zonder de medewerking van de senaat, dat wil zeggen de medewerking van alle deugdzame mensen, enige verandering in de constitutie van de staat aan te brengen.
- Na deze optimale en gelukzalige staatvorm ( aristocratie (1) ) gaat Socrates over op het behandelen van de lagere vormen. Hij noemt er vier. De eerste van die lagere vormen is die waarbij ‘het beste’ weldra plaats maakt voor iets van mindere kwaliteit. Die vorm noemt hij timocratie (2). Ambitie speelt er een belangrijke rol. Uit de timocratie komt de volgende vorm, oligarchie (3) genoemd. Het is de bestuursvorm waarbij slechts weinigen het voor het zeggen hebben. Dan komt de democratie (4) en tenslotte is er de tirannie (5) die vooral uit de democratie voortkomt.
- 421 Sokrates toont steeds weer aan dat de verschillende staatsvormen voortkomen uit de overeenkomstige vormen van de menselijke psyche.
- En dus wijst hij op het bestaan van vijf vormen van de menselijke psyche die precies overeenkomen met de staatsvormen en dezelfde namen dragen. Kortom, hij stelt vast dat de koninklijke vorm de beste is en dat die de mens ook het meest gelukkig maakt; hetzelfde geldt voor de staat. Anderzijds is de tirannieke mens er het slechtst aan toe in zijn peilloze ellende. Daartussenin staan de andere vormen van de menselijke psyche en ook de andere vormen van de maatschappij.
- Het zijn tussenvormen die zich dus middelmatig gedragen. Uit dit alles blijkt hoe rampzalig onrechtvaardigheid is, zowel voor de gemeenschap als voor de mens zelf, en anderzijds hoe heilzaam rechtvaardigheid is.
- Heel precies legt Socrates uit hoe dit veranderingsproces in de menselijke psyche en in de samenleving plaatsvindt. Daarbij staat hij vooral stil bij de overgang van de hoogste vorm naar de een na hoogste vorm, die zich door ambitie kenmerkt.
- Dat is om zo te zeggen de overgang van goud naar zilver, van hoog naar laag, tot men uiteindelijk bij ijzer terechtkomt. Hij veronderstelt dat de Muzen dit proces als een orakel hebben uitgespeeld of liever gezegd ons als met een orakel in verwarring hebben gebracht. Maar hoewel de hoogste vorm in theorie niet door eigen tekortkoming tot verval kan komen, gebeurt dit toch op een zeker moment, en komt hij door een gemeenschappelijke tekortkoming en oorzaak tot verval. Met betrekking tot dit punt kan men het ongelijk van de Aristotelische school terecht belachelijk maken.
- Want ten onrechte eist Aristoteles in het vijfde boek van zijn Politica van ‘zijn’ Plato – die overigens nooit ‘de zijne’ is geweest! – om de inherente eigen oorzaak te 422 noemen van het verval van de hoogste vorm. Immers, er is geen inherente, eigen oorzaak te noemen. Hij had tevreden moeten zijn met het feit dat hier slechts sprake is van een algemeen geldend principe. Hetzelfde geldt immers wanneer iemand die gezond en uiterst evenwichtig is (en hetzelfde geldt voor een gemeenschap) door een algemene oorzaak ziek wordt. Dan wordt hij als het ware slachtoffer van een noodlottige samenloop die veroorzaakt wordt door subtiele krachten die door de maan worden beïnvloed. Het is een voortdurende samenloop in een cirkelvormige beweging waarin die subtiele krachten bij bepaalde configuraties van de sterren en van het tijdsbeeld worden opgeroepen en op een gegeven moment weer oplossen. Maar omdat Socrates die astrologische oorzaak niet kan noemen omdat hij daarmee de grenzen van wat in het Athene uit zijn tijd als betamelijk werd beschouwd, zou overschrijden, neemt hij zijn toevlucht tot de uitspraak van de Muzen. Maar dat doet hij zo kunstig dat wij op onze beurt de inspiratie van Apollo nodig hebben om zijn uitleg te verklaren.
- Cicero noemt de bewuste passage dan ook niet ten onrechte zeer obscuur. Kort en krachtig stelt hij vast dat de getallenleer van Socrates duisterder is dan die van Plato. Ik ben evenmin verwonderd dat ook Theo van Smyrna, die een vooraanstaand kenner was van de getallenleer van Plato, het geheim van deze passage als onverklaarbaar terzijde schuift. Hetzelfde impliceert Iamblichus die hetzelfde probleem heeft willen uitleggen. Wat moeten we dan aan met een passage die ons denkvermogen te boven gaat? Natuurlijk afgaan op het feit dat Sokrates zelf nogal overmoedig de mogelijkheid oppert dat de Muzen ons met een grapje schrik hebben willen aanjagen om ons daarmee op onze plaats te zetten vanwege ons kinderlijke, simpele en beperkte 423 denkvermogen. Maar wat er ook van zij, ge kunt de uitleg van de getallenleer beter lezen in zijn commentaar op de Timaios.
- Denk voorts nog eens na over de volgende morele principes en uitspraken:
-
- Het is onmogelijk om in een samenleving zowel rijkdom als deugdzaamheid te dienen.
- Iemand die zich laat leiden door het verlangen naar geld verdienen doet hetzelfde als wanneer men de leiding over een schip niet aan de kapitein of stuurman toevertrouwt maar aan de rijkste passagier. Dan verkeert iedereen in gevaar.
- Kennis van zaken is de beste garantie tegen onwetendheid en ellende.
- Uitersten zijn aan elkaar verwant. De keerzijde van hoogste, opperste eenheid is het begin van ’twee’ of van ‘de ander’. Evenzo is de keerzijde van opperste vrijheid het begin van opperste slavernij.
- Ten aanzien van de kwaliteit van alle dingen en omstandigheden geldt dat iedere overschrijding van de natuurlijke maat de situatie onmiddellijk in het tegendeel doet veranderen. In zijn Brieven verkondigt Plato dezelfde boodschap, waarbij hij aantoont dat de vrijheid die de maat en het evenwicht van alle dingen opzoekt, boven alles gaat. 424
-
BOEK VIII
- [543a] – We zijn het er dus over eens, Glaukoon, dat een gemeenschap pas ideaal is als vrouwen en kinderen niet horen bij een bepaalde man, maar bij de gehele gemeenschap, als de opvoeding niet meer de zaak is van een ouderpaar, maar van de gehele gemeenschap, als iedereen dezelfde taken vervult, zelfs in oorlogstijd, en als alleen iemand die uitblinkt in liefde voor wijsheid en in de strijd, koning kan worden.
- Ja, daar ben ik het mee eens, zei hij. [543b]
- We hebben vastgesteld dat mensen die aan de macht komen, ook het opperbevel moeten krijgen over het leger. Zij moeten ervoor zorgen dat de soldaten met elkaar samenleven op de manier die we hebben besproken, dus zonder eigen bezit. Want soldaten moeten alles samen delen. En ge zult u nog wel herinneren dat we het niet alleen over de manier van samenleven en het delen van de bezittingen hebben gehad, maar ook over wat de soldaten zich al dan niet mogen toe-eigenen.
- Dat is waar ook, zei hij, ze mogen geen rijkdom najagen [543c], zoals de mensen tegenwoordig doen. Ze moeten zich bezighouden met de strijd en met de ontwikkeling van hun lichaam, want het is hun taak de gemeenschap te beschermen. Hun loon is dat ze door de overige burgers worden onderhouden. Zelf mogen ze zich alleen maar bekommeren om de veiligheid van henzelf en de gemeenschap.
- Precies, zei ik. Maar genoeg hierover. Weet ge nog op welk punt we zijn afgedwaald? Want het wordt tijd om ons eigenlijke onderzoek te hervatten.
- Die vraag is niet zo moeilijk te beantwoorden, zei hij.
- We dwaalden af op een moment dat ge over de [543d] gemeenschap op dezelfde manier sprak als je nu doet: 425 een gemeenschap deugde alleen als ze beantwoordde aan het ideaal dat ge op dat moment huldigde, en het [544a] individu deugde voor zover hij een getrouwe afspiegeling was van die ideale gemeenschap. Overigens zei ge toen ook dat er een nog hoger ideaal denkbaar was voor de mens en de gemeenschap. Iedere gemeenschap die niet aan dat ideaal beantwoordde, deugde niet, vond ge, tenminste als we ervan uitgingen dat we inderdaad de ideale gemeenschap hadden gevonden. Over andere manieren om de gemeenschap in te richten hebt ge, als ik me goed herinner, gezegd, dat er vier soorten gemeenschappen zijn, en dat het de moeite loont om bij iedere soort te onderzoeken wat eraan mankeert, en dat we ook de bijbehorende mensentypen moeten bestuderen.
- Als we op die manier onderzoek zouden verrichten en het eens zouden kunnen worden over wat de goede en de slechte eigenschappen van ieder type zijn, dan zouden we ook kunnen vaststellen of een mens inderdaad [544b] gelukkig is naarmate hij goed is en ongelukkig is naarmate hij slecht is.
- Net toen ik wilde vragen welke vier soorten gemeenschappen je op het oog had, namen Polemarchos en Adeimantos het woord, en als antwoord op wat zij zeiden begon je aan de uitweiding die ons op het punt heeft gebracht waar we nu zijn aangeland.
- Dat hebt ge goed onthouden, zei ik.
- Laten we dan als worstelaars dezelfde positie innemen als toen, en probeer me op deze vraag nu dan het antwoord te geven dat je toen in gedachten had.
- Als dat maar lukt, zei ik.
- Ik stel er in ieder geval veel prijs op te horen welke vier regeringsvormen ge bedoelt, zei hij. [544c]
- Dat zal niet moeilijk zijn, want die regeringsvormen hebben algemeen bekende namen.
- De regeringsvorm die door de meeste mensen het hoogst wordt aangeslagen is die welke bij u op Kreta en in Sparta in zwang is.
- De tweede regeringsvorm is de oligarchie, een regeringsvorm vol gebreken.
- Weer een andere is de democratie, de volgende in de rij.
- Die fraaie tirannie, die erger is dan iedere andere regeringsvorm, is de vierde en de laatste kwaal van de gemeenschap.
- Of ken je nog een andere [544d] regeringsvorm die niet onder deze vier categorieën valt? Er zijn ook erfelijke vorstendommen, gekochte koninkrijken en meer van dergelijke tussenvormen, die overigens even vaak voorkomen bij niet Grieken als bij Grieken.
- Er zijn inderdaad vele wonderlijke manieren om een samenleving in te richten, als je de verhalen hoort, zei hij.
- Beseft je, zei ik, dat er evenveel typen mensen zijn als regeringsvormen? Of denk je dat regeringsvormen [544e] uit de lucht komen vallen en niet voortkomen uit de mentaliteit van de burgers, die als een weegschaal naar een kant doorslaat en alles in de gemeenschap met zich meetrekt?
- Nee, ik denk dat het zo is als gij zegt, antwoordde hij.
- Als er 5 regeringsvormen zijn, zijn er dus ook 5 mensentypen.
- Natuurlijk.
- De mens die overeenkomt met de aristocratie hebben we al besproken, en er was alle reden om die goed en rechtvaardig te noemen. [545a]
- Zeker.
- Moeten we ons dan nu niet bezighouden met de mindere typen, zoals de twistzieke en eerzuchtige mens, die het staatsbestel van Sparta weerspiegelt? Vervolgens komen ook degenen aan de beurt die thuis horen in de oligarchie, de democratie en de tirannie. Op die manier kunnen we de onrechtvaardigste mens met de rechtvaardigste vergelijken.
- Dan is ons onderzoek afgerond en kennen we het verband tussen zuivere rechtvaardigheid en zuivere onrechtvaardigheid enerzijds, en geluk en lijden anderzijds. Dan kunnen we of Thrasymachos [545b] geloven en ons toeleggen op onrechtvaardigheid, of vasthouden aan onze huidige theorie en streven naar rechtvaardigheid.
- Zeker, zei hij, laten we zo te werk gaan.
- Net zoals we de eigenschappen eerst hebben onderzocht in de regeringsvormen en daarna pas bij de burgers, omdat ze in een staat duidelijker zichtbaar zijn, is het nu mijn voorstel om eerst te kijken naar de regeringsvorm die gebaseerd is op ambitie. Ik ken er geen speciale naam voor. We kunnen het timocratie of timarchie (Het Griekse woord ’time’ betekent ‘aanzien‘) noemen. Daarna zullen we de mens beschouwen die daarmee overeenkomt. Dan volgen de [545c] oligarchie en de oligarchische mens, en daarna kijken we naar de democratie en de democratisch ingestelde mens. Als vierde bezien we de tirannie en het karakter van de tiran. Op die manier zullen we proberen ons een oordeel te vormen over de vraag die ons bezighoudt.
- Dat lijkt inderdaad een logische aanpak voor onze beschouwing. Zo kunnen we tot een conclusie komen.
- Daar gaan we dan, zei ik. Laten we proberen te [545d] vertellen hoe een timocratie ontstaat uit een aristocratie. Is het misschien in het algemeen zo dat iedere verandering van staatsvorm voortkomt uit de klasse die de macht heeft, en wel op het moment dat er onrust binnen haar gelederen ontstaat? Er kan niets veranderen zolang die groep, hoe klein ook, het onderling eens is.
- Ja, dat is waar.
- Hoe zal de onrust in onze staat dan ontstaan, Glaukoon, zei ik, en hoe zullen de helpers en de bestuurders met elkaar in conflict komen en ook in eigen kring [545e] ruzie maken? Zullen we, net als Homerus, de Muzen aanroepen om ons te vertellen hoe onenigheid is ontstaan? Laten we doen of ze een spelletje met ons spelen en ons voor de gek houden alsof we kinderen zijn die ze met gespeelde ernst in verheven bewoordingen toespreken. [546a]
- Hoe dan?
- Ongeveer als volgt.
- Het is moeilijk om een staat die zo is opgebouwd in opschudding te brengen.
- Omdat er echter voor alles wat tot bestaan is gekomen ook weer een neergang is, blijft zelfs zo’n gevestigde instelling niet altijd intact, maar zal eens opgelost worden.
- Dit proces van oplossen gaat als volgt:
- Niet alleen voor planten die in de aarde groeien, maar ook voor dieren en mensen die op de aarde leven is er een tijd van vrucht dragen en van onvruchtbaarheid, zowel voor de ziel als voor het lichaam, telkens wanneer er een cyclus is doorlopen.
- Wat kort leeft doorloopt een korte cyclus en wat lang leeft een lange. [546b]
- Maar al die mensen die je opgeleid hebt om de staat te leiden mogen nog zo wijs zijn, op de wetmatigheid die zowel goede geboorten als onvruchtbaarheid bepaalt, hebben zij ondanks al hun opmerkzaamheid en kennis van zaken geen vat.
- Eens gaat het mis en zullen zij kinderen krijgen op het verkeerde moment.
- Het scheppingsproces in de goddelijke wereld doorloopt een cyclus die wordt beheerst door een eindgetal
- Het eindgetal is het grondgetal 10 van het decimale stelsel. Dit is het grondgetal van de goddelijke wereld.
- Bij de mensen wordt het verwekken van kinderen daarentegen beheerst door het eerste getal (het getal 6) waarin de vermenigvuldiging van het grondgetal met zijn kwadraat alles in onderling evenwicht en in onderlinge relatie doet staan
- 3*3*3 + 4*4*4 + 5*5*5 = 3*3*3*3*3*3
- 27 + 64 + 125 = 216
- 430 Daarbij ontstaan drie tijdsperioden die worden begrensd door vier punten die zich kenmerken door gelijk maken en ongelijk maken, toenemen en afnemen.
zie Appendix Plato – Politeia – Ars Floreat – bladzijde 573 tot en met 575
- Als men het basisgetal, dat de verhouding 3:4 bevat, koppelt aan het getal 5 en het product tot drie keer toe vermenigvuldigt, krijgt men een getal dat twee harmonieën bevat. De ene harmonie is een getal maal zichzelf keer 100 maal 100
-
- 36 x 36 = 1.296 en 100 x 100 = 10.000. En 1.296 x 10.000 = 12.960.000, het Huwelijksgetal.
-
- De andere harmonie is het product van twee ongelijke getallen
- De getallen zijn 4.800 en 2.700
- Het ene getal krijgt men door het kwadraat te nemen van de ‘rationeler diameter’ van 5, daar 1 van af te trekken en de verkregen uitkomst met 100 te vermenigvuldigen, of door het kwadraat te nemen van de ‘irrationale diameter’ van 5, daar 2 van af te trekken en weer de verkregen uitkomst met 100 te vermenigvuldigen.
- Het andere getal is de derde macht van 3, vermenigvuldigd met 100
-
- Bedoeld is 3 x 3 x 3 x 100 = 2700.
-
- Dit Huwelijksgetal met zijn meetkundig karakter bepaalt in al zijn aspecten of er goede kinderen worden geboren of niet, en als de wachters geen acht slaan op dit getal en de huwbare meisjes en jongens bij elkaar brengen als het niet de goede tijd is, zullen er kinderen geboren worden met een minderwaardig karakter, en hun zal een slecht lot beschoren zijn. Als dit eenmaal is gebeurd, zullen de oudere generaties altijd beter zijn dan de jongere, maar toch niet goed genoeg omdat de mensen van deze generatie het op hun beurt niet halen bij hun ouders. De wachters onder hen zullen ons minder goed verzorgen en ze zullen de muzische vorming en later ook de ontwikkeling van het lichaam gaan verwaarlozen. Zo gaat de innerlijke beschaving steeds verder achteruit.
- De getallen zijn 4.800 en 2.700
- @@@
- Ook [546e] zullen ze nalaten om onderscheid te maken tussen de [547a] mensentypen waarover Hesiodos en wij het hebben gehad:
- de gouden, de zilveren, de koperen en de ijzeren mens.
- IJzer wordt vermengd met zilver, koper met goud, en er ontstaan disharmonie en gebrek aan eensgezindheid. Als het eenmaal zover is gekomen, komt het steevast tot onderlinge strijd en tot vijandschap. Een burgeroorlog is het onvermijdelijke gevolg.’
- We kunnen ons wel met dit verhaal verenigen, zei hij. [547b]
- Natuurlijk, zei ik, want het zijn de woorden van de Muzen.
- Hoe gaat het verhaal verder? vroeg hij.
- Tijdens de burgeroorlog staan er twee partijen tegenover elkaar, zei ik. De ijzeren en de koperen mens willen geld, land en gouden en zilveren huizen. De gouden en zilveren mens zijn van zichzelf al rijk genoeg, dus zij willen de mens terugleiden naar het goede: naar de ideale gemeenschap van weleer. Zo vechten beide partijen een tijd lang met elkaar en blijven verdeeld, en dan besluiten ze maar om het land en de huizen onderling te verdelen, waardoor privébezit ontstaat. De [547c] mensen die in vrijheid door de wachters werden beschermd, en die hun vrienden waren en hun te eten gaven, worden nu geknecht en tot lijfeigenen of huisbedienden gemaakt, terwijl de wachters hen bevechten en kleinhouden.
- Ja, zei hij, zo begint het.
- Bevindt zo’n gemeenschap zich niet tussen de aristocratie en de oligarchie in? vroeg ik.
- Nou en of.
- Zo vindt de ommekeer plaats. En hoe zal het leven [547d] er na die ommekeer uitzien? Het ligt toch voor de hand dat deels de oude regeringsvorm zal worden aangehouden en deels de monarchie, omdat het om een overgangsvorm gaat. Daarnaast zal die regeringsvorm ook nog wel bijzondere eigenschappen hebben.
- Dat is zo, zei hij.
- Dus in het hebben van eerbied voor degenen die aan het hoofd staan, in het gescheiden houden van de strijders aan de ene kant en de landbouwers, de handwerkslieden en de handelslui in het algemeen aan de andere kant, in het instellen van publieke maaltijden en in de aandacht voor het beoefenen van sport en militaire training, in al die opzichten zal de gemeenschap de vroegere staatsvorm volgen.
- Ja. [547e]
- Men zal er echter voor terugschrikken om wijze mensen toe te laten tot de regering, omdat zelfs onder hen geen integere, standvastige karakters meer te vinden zijn, maar alleen mensen met een gemengde instelling. De voorkeur gaat nu uit naar fellere en meer tot actie geneigde mensen, die meer voor oorlog in de wieg gelegd zijn dan voor vrede. Berekenend en agressief gedrag [548a] wordt nu gewaardeerd, en iedereen is steeds maar bezig met oorlog voeren. Dat is de eigen inbreng van zo’n soort gemeenschap.
- Zeker.
- Zulke mensen zitten vol hebzucht, zei ik, net als degenen die in een oligarchie leven. Heimelijk zullen zij een niet te bedwingen begeerte hebben naar goud en zilver, en ze zullen er voorraadschuren en kluizen op nahouden waar zij hun bezit kunnen verbergen. Ook omheinen ze hun huizen en hun privédomeinen, [548b] en ze geven hun geld uit aan vrouwen en aan eenieder die hun aanstaat.
- Dat is maar al te waar, zei hij.
- Omdat ze zoveel waarde hechten aan hun geld en het niet openlijk kunnen laten zien, houden ze hun vermogen angstvallig geheim. Het geld van een ander geven zij met graagte uit en hun pleziertjes beleven ze in het verborgene, op de vlucht voor de wet, net als stoute kinderen hun daden verbergen voor hun vader. Ze zijn niet door een vriendelijke maar door een straffende hand [548c] opgevoed, want ze hebben zich niet om de ware Muze bekommerd, die altijd vergezeld gaat van redelijkheid en waarheidsliefde. Nee, zij gaven de voorkeur aan lichamelijke ontwikkeling boven de muzische.
- Je beschrijft precies een gemeenschap die een mengeling is van goed en kwaad, zei hij.
- Het is zeker een mengeling, zei ik, maar een eigenschap springt eruit: eerzucht, of ambitie.
- Dat is waar, beaamde hij.
- Dat zal dan ook de oorsprong en de aard zijn van de [548d] staatsvorm die wij nu alleen globaal hebben beschreven. Het is niet nodig de beschrijving in detail uit te werken omdat de globale beschrijving het rechtvaardigste en het onrechtvaardigste type mens in zo’n gemeenschap voldoende laat zien. Het is ondoenlijk en het vergt veel te veel werk om alle regeringsvormen volledig uit te werken en alle mensentypen zonder uitzondering tot in detail te bestuderen.
- Dat is zo, beaamde hij.
- Wie is nu de man die bij deze regeringsvorm hoort? Hoe ontstaat hij en wat is zijn karakter?
- Ik denk, zei Adeimantos, dat hij erg veel op Glaukoon hier lijkt: die wil ook altijd winnen. [548e]
- In dat opzicht lijkt hij misschien wel op hem, zei ik, maar er zijn nog andere eigenschappen, dunkt me.
- Welke?
- Zo iemand moet meer met zichzelf ingenomen zijn dan Glaukoon en minder interesse hebben voor cultuur, al houdt hij dan wel van muziek. Hij zal graag luisteren naar redevoeringen, maar is zelf helemaal geen spreker. [549a] Voor zijn ondergeschikten is zo iemand wreed en hij houdt het niet bij een berisping, zoals een beschaafd mens doet. Tegenover vrije mensen gedraagt hij zich meegaand, voor hoger geplaatsten kruipt hij door het stof. Hij is heerszuchtig en ambitieus. Hij baseert zijn aanspraken op macht, niet op redenaarstalent of dergelijke capaciteiten. Goede prestaties in de oorlog en in de voorbereiding op de oorlog zijn het enige dat telt. Hij moet ook een liefhebber zijn van sport en jacht.
- Ja, zei hij, dat is inderdaad de mentaliteit die bij dat staatsbestel past. [549b]
- Wat rijkdom betreft, ging ik verder, die zal hij minachten in zijn jeugd, maar hoe ouder hij wordt des te meer zal hij die gaan waarderen, omdat er in zijn aard een hang naar weelde is. Zijn deugd wordt namelijk niet bewaakt door de beste wachter die er is.
- Welke wachter is dat? vroeg Adeimantos.
- De rede gekoppeld aan muzische vorming, zei ik. Alleen wie over deze rede beschikt, zal een leven lang deugdzaam kunnen zijn.
- Goed gesproken, zei hij.
- Dit is dus het karakter van de ambitieuze mens, het evenbeeld van een timocratische samenleving, zei ik.
- Ten voeten uit. [549c]
- Hij ontstaat ongeveer op deze manier, zei ik. Soms is hij de jongste zoon van een goede vader. Ze wonen in een slecht bestuurde maatschappij en de vader gaat uit de weg voor eerbewijzen, regeringsfuncties, processen en al dat gedoe, en voor de lieve vrede ziet hij van zijn rechten af.
- Maar hoe ontwikkelt de zoon zich? zei hij.
- Hij hoort om te beginnen zijn moeder klagen dat [d] haar echtgenoot niet in de regering zit, waardoor ze bij andere vrouwen niet meetelt. Verder ziet ze dat hij helemaal niet is geïnteresseerd in geld, en dat hij niet procedeert voor de rechtbank voor zijn eigen belang of bekvecht in de volksvergadering, want dat soort dingen laten hem koud. Ze merkt op dat hij altijd in gedachten verzonken is en haar niet alle aandacht schenkt, zonder haar echter te verwaarlozen. Vanwege al deze ergernissen zegt ze tegen haar zoon dat zijn vader geen echte [e] man is en veel te slap, met die bekende klaagzangen die vrouwen zo graag aanheffen.
- Ja, daar komt geen eind aan, zei Adeimantos, daar zijn het vrouwen voor.
- Je weet wel, zei ik, dat ook de huisslaven van zulke vaders soms met de beste bedoelingen heimelijk dezelfde dingen tegen de zonen zeggen. Als ze zien dat de vader een wanbetaler of een ander die hem onrecht aandoet, niet aanpakt, dringen ze er bij de zoon op aan zich op al [550a] deze lieden te wreken, zodra hij volwassen is, en zich dan meer man te tonen dan zijn vader. Buitenshuis komt de jongen dergelijke opvattingen ook tegen: mensen die zich in de gemeenschap alleen met hun eigen zaken bemoeien, worden geringschattend doetjes genoemd, terwijl bemoeiallen eer en lof ontvangen. Wanneer de jongen dit alles opmerkt, en aan de andere kant naar zijn vader luistert en van dichtbij ziet wat diens bedoelingen zijn vergeleken bij die van anderen, voelt hij zich tot beide kanten aangetrokken: door zijn vader die voedsel [550b] geeft waardoor het redelijke beginsel in zijn ziel groeit, en door de anderen die een vurige begeerte in hem aanwakkeren. In wezen is hij geen slecht mens, maar hij verkeert in slecht gezelschap. Omdat hij heen en weer geslingerd wordt, kiest hij voor een middenweg tussen die twee: hij laat zich beheersen door eerzucht en gedrevenheid. Zo wordt hij een eerzuchtig en hooghartig mens.
- Voor mijn gevoel hebt je uitstekend beschreven hoe zo iemand ontstaat, zei hij. [550c]
- Dan hebben we dus nu de tweede regeringsvorm en het tweede type mens, zei ik.
- Inderdaad, zei hij.
- Zullen we ons nu verder inlaten met een ander type mens, dat om met Aischylos te spreken, voor de poort van een nieuw soort gemeenschap staat, of volgens ons oorspronkelijke plan eerst het bijbehorende type gemeenschap bespreken?
- Het laatste natuurlijk, zei hij.
- De volgende regeringsvorm moet, dunkt me, de oligarchie
- Leg me eens uit wat voor een instelling een oligarchie is.
- De regeringsvorm die is gebaseerd op rijkdom en [550 d] waarin de rijken de macht hebben, zodat de arme is uitgesloten van de regering, zei ik.
- Ik begrijp het, zei hij.Moeten we dan niet eerst bespreken hoe een timocratie verandert in een oligarchie?
- Zelfs voor een blinde is het duidelijk hoe die verandering in zijn werk gaat, zei ik.
- Hoe dan?
- De oorzaak is dat iedereen zijn eigen schatkamer heeft die hij met goud vult. Die schatkamers worden de ondergang van deze regeringsvorm, zei ik. Om te beginnen zoeken de mannen voor zichzelf allerlei vormen van verkwisting en ze verdraaien voor dat doel de wetten, omdat zij net zo min als hun vrouwen de wet gehoorzamen.
- Dat is waarschijnlijk, zei hij.
- Omdat iedereen naar zijn buurman kijkt en meer wil hebben dan zijn buurman, bereiken de hebzuchtigen dat de meerderheid hun hebzucht overneemt. Ze gaan maar door met het verzamelen van schatten, en hoe meer waarde ze daaraan hechten, des te minder hechten ze aan deugd. Staat deugd niet tegenover bezit? Het lijkt alsof deugd en bezit beide op een weegschaal liggen waarbij ieder de balans in tegenovergestelde richting doet doorslaan.
- Dat is zo, zei hij.
- Als het in de gemeenschap gaat om bezit, zodat de rijken hoog in aanzien staan, dan gaat dat ten koste van het goede in de mens, en goede mensen zullen dan ook minder in tel zijn.
- Dat is duidelijk.
- Je doet je best voor wat je waardeert, en wat je niets [551a] waard vindt, laat je links liggen.
- Dus de mensen zullen gaandeweg hun wil om te overwinnen en hun geldingsdrang inruilen voor winstbejag en geldzucht. Ze steken de loftrompet over de rijke, ze vergapen zich aan hem en geven hem de hoogste positie in de maatschappij, terwijl ze de arme minachten.
- Zeker, dat is zo. [551b]
- Dan is de tijd aangebroken dat ze een wet instellen, waarin wordt voorgeschreven wie er tot de kleine kring van machthebbers mag worden toegelaten. De norm daarvoor is bezit, en hoe kleiner de kring van machthebbers is, des te meer bezit is er nodig om er een te worden. Wie niet rijk genoeg is, mag niet meeregeren. Deze wet drukken ze door met behulp van geweld of intimidatie. Dat is toch de manier om een dergelijk staatsbestel in te voeren?
- Ja zeker.
- Zo komt de gevestigde orde tot stand, nietwaar?
- Ja, zei hij. Maar hoe zit zo’n samenleving in elkaar, [551 c] en wat zijn de nadelen die we eraan toeschrijven?
- Neem nu alleen al het principe waarop die gevestigde orde berust. Stel je eens voor dat je iemand tot kapitein maakt omdat hij zo rijk is, terwijl de arme thuis moet blijven, ook al is hij nog zo geschikt om kapitein te worden.
- Dat zou niet goed voor de zeevaart zijn, zei hij.
- Geschiktheid is toch het enig juiste criterium bij het toewijzen van welke leidinggevende positie dan ook?
- Dat zou ik wel denken.
- Geldt dat dan niet als het gaat om leiders van de gemeenschap? vroeg ik.
- Juist wel, zei hij, we hebben maar al te veel behoefte aan geschikte leiders, want het leiding geven aan de gemeenschap is de zwaarste en belangrijkste functie die er is. [551d]
- Op deze manier hebben we een tekortkoming van deze maatschappelijke ordening gevonden.
- Ja, dat is zo.
- Goed, maar ik weet er nog wel een, en die is minstens even belangrijk.
- O ja?
- Er ontstaan noodzakelijkerwijs twee gemeenschappen in plaats van een: die van de armen en die van de rijken. Ze wonen dan wel bij elkaar, maar ze hebben het ook op elkaar gemunt.
- Ja, zei hij, dat is minstens even erg.
- En dan heb ik nog zoiets fraais: zo’n samenleving is misschien niet eens in staat oorlog te voeren, want dan moeten de armen ook worden bewapend. Daardoor [551 e] worden ze in de ogen van de rijken nog gevaarlijker dan de vijand van buiten. Maar als ze geen wapens krijgen, staat de rijke alleen op het slagveld, met nog een paar medemachthebbers. Bovendien wil niemand de oorlog financieren, want iedereen houdt zijn eigen buidel dicht.