laatste wijziging: 13-04-2023
Timaeus – Proloog
Gesprekspartners: Socrates, Critias, Timaeus, Hermocrates.
- 17A Proloog : de ontbrekende gast
- 17B Samenvatting van de vorige bespreking
- 19C Het voorgestelde programma
- 20E Critias zal Solons verhaal voordragen
- 21E Het verhaal van Solon en zijn bronnen
- 24E Het verre verleden van Athene
- 25D Athene in strijd met Atlantis
- 25E Hoe Critias zich op zijn taak voorbereid heeft
- 27A De rolverdeling: Timaeus zal de kosmologie behandelen
- 27C Aanroep van de goden
.
17A Proloog : de ontbrekende gast
- 17a Socrates: Een, twee, drie, en waar, vriend Timaeus, is onze vierde gast van gisteren, die ons nu zou ontvangen?
- Timaeus: Hij zal zich niet lekker voelen, Socrates, want hij blijft niet zomaar weg, als wij bij elkaar komen.
- Socrates: Dan is het dus aan u en de anderen hier om zijn lege plaats in te nemen.
- 17b Timaeus: Zeker, en wij zullen ons uiterste best doen. Gisteren zijn wij zo vorstelijk door u ontvangen; het zou dus niet te pas komen, als wij het u nu niet naar de zin zouden maken, al is het met een minder.
.
17B Samenvatting van de vorige bespreking
- Socrates: Weet je nog waarover we wilden gaan spreken?
- Timaeus: Ongeveer wel en als we iets vergeten, zijt gij er om ons geheugen op te frissen. En als het niet te veel gevraagd is, is het misschien beter als gij alles vanaf het begin nog eens kort samenvat, dan hebben we meer houvast.
- 17C Socrates: Dat zal ik doen. We spraken gisteren over staatsinrichting. Daarbij stond centraal mijn visie hoe de staat het best kan worden opgezet en met welke burgers.
- Timaeus: Wat je naar voren bracht, Socrates, klonk weloverwogen.
- Socrates: Zijn wij niet begonnen met de boeren en al de andere handwerkers in die staat te onderscheiden van degenen die het land verdedigen?
- Timaeus: Ja.
- 17D Wij hebben aan iedere burger een speciale taak gegeven die met zijn natuur strookt en wij hebben gezegd dat degenen die ten behoeve van allen de wapens opnemen, alleen als wachters van de staat moeten optreden voor het geval iemand van buiten de stad of een van de inwoners iets kwaads wil ondernemen.
- 18A Zij moeten mild optreden tegen allen voor wie ze verantwoordelijk zijn en met wie ze van nature bevriend zijn, maar in de strijd moeten zij hard zijn tegen alle vijanden waar zij mee te maken krijgen.
- Timaeus: Heel juist.
- Socrates: Wij zeiden, geloof ik, dat wachters tegelijkertijd fel en wijsgerig van inborst moeten zijn. Dan gedragen zij zich zoals het moet: zachtmoedig voor hun vrienden en lastig tegen hun vijanden.
- Timaeus:
- Socrates: En hoe moeten zij worden opgevoed? Toch zeker niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk getraind in alle vaardigheden die men bij zulke mensen mag verwachten.
- Timaeus:
- 18B Socrates: En er werd gezegd dat wie zo opgeleid zijn, nooit goud of zilver of wat dan ook zijn eigendom mag noemen. Zij moeten leven als huursoldaten die voor hun werk soldij krijgen van degenen die zij beschermen, net genoeg voor een eenvoudig bestaan. Hun loon moeten zij gemeenschappelijk besteden en zij wonen en leven samen, steeds gericht op een integer leven en niet afgeleid door ambities.
- Timaeus: Dat is ook gezegd, ja.
- 18C Socrates: Trouwens, de vrouwen zijn wij ook niet vergeten. Wij zeiden dat hun natuur afgestemd moet zijn op die van de mannen en dat zij samen alle taken vervullen, in de oorlog en in het gewone leven.
- Timaeus: Ook dat werd zo gezegd.
- Socrates: En hoe gaat het met de kinderen? Dat hebben we natuurlijk goed onthouden, omdat het zo ongebruikelijk was. Wij gingen er immers van uit dat alles wat huwelijk en kinderen betreft, gemeenschappelijk is,
- 18D met als gevolg dat niemand ooit een kind als het zijne zal zien, maar dat iedereen elkaar als familie beschouwt; als broers en zusters, voor zover de leeftijd dat aannemelijk maakt; als ouders en grootouders, wanneer er sprake is van een vorige generatie, en als kinderen en kleinkinderen bij een jongere generatie.
- Timaeus: Ja, dat was inderdaad gemakkelijk te onthouden.
- Socrates: Al meteen moeten bij kinderen de beste eigenschappen worden aangesproken. Herinneren we ons niet dat we daarom vonden dat de mannen en 18E vrouwen die de leiding hebben, verbintenissen tot stand moeten brengen, zodanig dat, door het lot heimelijk een handje te helpen, de kwaden apart worden gehouden en goede jongens worden gekoppeld aan goede meisjes, zonder dat hierdoor problemen hoeven te ontstaan, omdat de verbintenissen worden opgevat als een aanwijzing van het lot?
- Timaeus: Dat was ook zo.
- 19A Socrates: En ook hoe kinderen met een goed karakter moeten worden opgevoed en de kwaden ongemerkt over de verschillende landstreken in de staat moeten worden verdeeld? En dat de verantwoordelijke opvoeders, die hen bij het opgroeien observeren, kinderen die geschikt blijken kunnen terughalen en vervangen door wie het niet waard blijken.
- Timaeus: Zo is het.
- Socrates: Zijn we dan nu door de samenvatting van ons gesprek van gisteren heen, zoals dat in ons hoofd is blijven hangen of hebben we nog iets vergeten wat er bij moet, Timaeus?
- 19B Timaeus: Absoluut niet, want dit is precies wat er is gezegd, Socrates.
.
19B Het voorgestelde programma
- 19B Socrates: Dan moet je na alles wat we met elkaar over die staat hebben doorgenomen, ook nog eens naar mijn visie luisteren. Ik heb er ongeveer zo’n gevoel over als je hebt, wanneer 19C je iets moois ziet, geschilderd of levend, maar in rusttoestand, en dat zou je willen zien bewegen en tot leven zien komen op een manier die precies hoort bij de vorm in kwestie.
- 19C Zoiets had ik gewild bij onze beschrijving van de staat. Maar wat graag zou ik iemand in woorden de strijd horen weergeven die de staat voert met andere staten, hoe hij zich voorbereidt op de oorlog en wat hij daarin presteert op basis van de opvoeding en vorming die de strijders hebben ontvangen, en dat dan evengoed toegepast op het slagveld als op het diplomatieke verkeer tussen de staten onderling.
- 19D Want, Critias en Hermocrates, ik ken mezelf goed genoeg om te weten dat mijn loflied de staat en zijn burgers onvoldoende recht doet wedervaren. En dat is in mijn geval ook geen wonder. Ik heb alleen het gevoel dat hetzelfde geldt voor de dichters uit oude tijden en de modernen, waarmee ik overigens niets onaardigs wil zeggen over dichters in het algemeen, maar voor iedereen is duidelijk dat een nabootsende kunstenaar datgene waarin hijzelf is opgegroeid het beste en gemakkelijkst zal volgen, terwijl wat buiten zijn bereik valt, moeilijk is na te volgen, en in woorden is dat nog moeilijker. Weliswaar ken ik aan de sofisten in het algemeen een grote vaardigheid toe in spreken en allerlei ander moois, maar ze dwalen maar van stad naar stad en zijn zelf nergens [bladzijde 19] thuis, dus ik vrees dat ze niet opgewassen blijken tegen lieden die wijsbegeerte aan staatsmanschap paren en dus kunnen ze geen greep krijgen op al het grote en heerlijke dat lieden van zo’n kaliber in de oorlog en de diplomatie in woord en daad te berde brengen.
- 20A Over blijft dus alleen uw eigen slag. Want gij hebt door opvoeding en vorming beide kanten leren kennen. Timaeus immers is afkomstig uit een land dat zeer goed bekend staat om zijn wetgeving, uit Lokris in Italië; in afkomst noch capaciteit hoeft hij dus voor enig ander onder te doen; hij bekleedde de hoogste posten en ontving de hoogste onderscheidingen die in een staat beschikbaar zijn, maar bovendien heeft hij naar mijn mening ook in de verschillende takken van de wijsbegeerte de top bereikt. Ook van Critias weten we dat hij niet onbekend is met dit onderwerp.
- 20B En als we alles moeten geloven wat ons verteld is over Hermocrates, heeft hij door afkomst en opvoeding genoeg inzicht in deze dingen. Dus toen ik gisteren hoorde dat gij over staatsinrichting wilde spreken, vond ik dat heerlijk, want volgens mij kan hierop niemand beter antwoorden dan u, indien je dat wilt, want van de huidige generatie is het alleen aan u om aan te geven wat de juiste maatregelen zijn die genomen moeten worden in geval van oorlog.
- 20C Toen ik aan uw verzoek voldaan had, vroeg ik u om een antwoord. Na onderling overleg hebt je toen voorgesteld dat je mij vandaag zou onthalen op een feestmaal van woorden. En hier ben ik dan, in vol ornaat en klaar om alles van u te ontvangen. Hermocrates: Zoals Timaeus hier ook al zei, Socrates, aan goede wil ontbreekt het ons niet en daar zou ook geen reden voor zijn. Onmiddellijk na ons gesprek gisteren, in het gastenverblijf van Critias waar we logeren, en ook al eerder op weg daarnaartoe, hebben we ons hiermee beziggehouden.
- 20D Critias vertelde ons toen een oud verhaal. Dat moet hij ook horen, Critias, dan kan hij mee beslissen of het voor ons doel geschikt is of niet. Critias: Dat zal ik graag doen, als Timaeus, onze derde metgezel, het ook goed vindt.
.
20E Critias zal Solon’s verhaal voordragen
- 20E Timaeus: Critias: Luister dan, Socrates, naar een verhaal dat wel erg vreemd klinkt, maar toch absoluut waar is, want de wijste van de zeven, Solon, heeft het ooit verteld. Hij was familie en boezemvriend van onze voorvader Dropides, zoals hij zelf ook dikwijls in zijn gedichten zegt. Dropides vertelde het verhaal aan onze grootvader Critias en die vertelde ons op hoge leeftijd over de grootse en bewonderenswaardige daden uit het verleden van deze stad. Doordat tijd vergaat en mensen sterven, zijn ze vergeten.
- 21E Maar een daad springt eruit, dus laten we u daarover iets vertellen uit dankbaarheid. Dan bewijzen wij de godin op haar feestdag tevens de eer die haar waarlijk toekomt.
- Socrates: Prachtig. Wat was dat dan wel voor onbekend wapenfeit waar deze stad zo lang geleden in verwikkeld raakte en waarvan Critias vertelde dat hij het van Solon had gehoord? Critias:
- 21B Ik zal u een oud verhaal vertellen dat ik gehoord heb van een man die niet jong meer was. Want Critias was toen, naar hij zei, bijna 90 jaar oud, terwijl ik hooguit een jaar of tien moet zijn geweest. Het was de Koereotis, de derde dag van het Apatoeria-feest. De dag van de gebruikelijke feesten voor de kinderen, waarop onze vaders voordrachtwedstrijden voor ons organiseerden. Allerlei gedichten van verschillende dichters werden opgezegd, maar vooral de in die tijd nog nieuwe gedichten van Solon droegen veel van ons, kinderen, voor.
- 21C En iemand van ons zei omdat hij het op dat moment zelf meende of om Critias een plezier te doen – dat [bladzijde 20] volgens hem Solon weliswaar op alle gebieden de wijste was, maar bovendien in de dichtkunst de meest toegankelijke. Ik herinner me nog hoezeer die oude man daarmee in zijn schik was; hij zei lachend: – Het is jammer, Amunandros, dat hij de dichtkunst alleen als liefhebberij heeft beoefend. Als hij er zich in had verdiept net als de anderen en het verhaal dat hij uit Egypte had meegebracht, had afgemaakt, en als hij niet door de twisten en andere slechte omstandigheden die hij bij zijn thuiskomst aantrof, was gedwongen het terzijde te leggen, dan was geen Hesiodos of Homeros of enig ander dichter ooit beroemder geworden dan hij.
- 21D Wat was dat voor verhaal, Critias? vroeg Amunandros.
- Het ging over de grootste en meest roemruchte daad die deze stad terecht op haar naam heeft staan, maar door het verstrijken van de tijd en het uitsterven van de betrokkenen is het verhaal niet tot op de huidige dag bekend gebleven.
- 21E Vertel mij vanaf het begin, zei hij, wat Solon vertelde en hoe en van wie hij het als waar gebeurd gehoord had. En toen vertelde Critias:
.
21E Het verhaal van Solon en zijn bronnen
- 21E Er ligt in Egypte in de Delta, op het punt waar de rivier de Nijl zich splitst, een streek die Saitika genoemd wordt, naar de belangrijkste stad van deze streek, Sais, waar koning Amasis vandaan kwam. Volgens de mensen daar heeft een godin de stad gesticht: in het Egyptisch heet ze Neith en in het Grieks, naar hun zeggen, Athena. Het zijn grote vrienden van de Atheners en ze zijn er in de verte aan verwant, zegt men. Solon vertelde dat hij op zijn reizen daar door hen zeer jeëerd werd; en verder dat hij, toen hij op een dag de priesters die het meest geschoold zijn in deze materie, naar de gebeurtenissen in het verleden vroeg, tot de ontdekking kwam dat hij er weinig van afwist, net als alle andere Grieken trouwens.
- 22A En omdat hij hen aan de praat wilde krijgen over die oude geschiedenissen, begon hij over de oudste gebeurtenissen bij ons te vertellen: over Phoroneos, van wie gezegd wordt dat hij de eerste mens was en Niobe, en hij vertelde het verhaal hoe Deukalioon en Purrha de zondvloed overleefden en hij gaf de genealogie van hun afstammelingen.
- 22B En terwijl hij het aantal jaren van de gebeurtenissen waarover hij sprak, in zijn geheugen terugriep, probeerde hij de tijdperken te berekenen. En daarop had een van de priesters, een wel zeer oude, gezegd: – Solon, Solon, jullie Grieken zijn altijd kinderen gebleven; een oude Griek bestaat niet.
- Toen hij dat hoorde, vroeg hij: – Hoe bedoelt je dat?
- Jong van ziel ben je allemaal, was het antwoord, want in uw zielen bezit je geen greintje geloof dat van oudsher door de traditie is overgeleverd en geen wetenschap die met de tijd gerijpt is.
- 22C De oorzaak hiervan is deze: op allerlei manieren is in de loop van de tijd de mensheid herhaaldelijk met totale ondergang bedreigd en zo zal het blijven, het hevigst door water en vuur en tal van andere oorzaken. Want ook bij u wordt dit verhaal verteld, hoe Phaëthoon, de zoon van Helios, toen hij de wagen van zijn vader had ingespannen en niet bij machte was die in de baan van zijn vader te houden, alles op aarde verbrandde en zelf door de bliksem werd getroffen.
- 22D Dit wordt verteld als een sprookje, maar de ware toedracht is de afwijking van de hemellichamen die zich om de aarde bewegen en de met grote tussenpozen voorkomende vernietiging van alles wat op aarde is, door een machtig vuur. In zo’n periode worden mensen die hoog en droog in de bergen wonen, eerder het slachtoffer dan wie bij rivieren en aan zee wonen;
- 22E in ons land brengt de Nijl, onze beschermer bij uitstek, dan ook redding uit de nood door te zwellen. Maar wanneer de goden de aarde reinigen met grote overstromingen, blijven [pagina 21] de herders in de bergen en worden de stadsbewoners door de rivieren meegesleurd naar zee. In ons land valt sinds onheuglijke tijden het water niet uit de hemel op de akkers, maar het welt vanzelf uit de grond op. Daarom beschouwt men wat hier bewaard is gebleven als zeer oud. In werkelijkheid leven overal altijd wel op de een of andere manier mensen, tenzij buitensporige kou of hitte dat onmogelijk maakt.
- 23A Als ooit ergens dingen zijn gebeurd waarvan wij weten dat zij roem of eer opleverden of iets anders dat de moeite waard was, is dat allemaal van oudsher hier opgeschreven en bewaard in de tempels.
- 23B Bij u en andere volken is keer op keer het schrift uitgevonden en al het andere dat nodig is in een staat en dan barstte opnieuw, na het gebruikelijke aantal jaren, de onvermijdelijke zondvloed los die alles weer verzwolg en bij u bleven alleen de ongeletterden en onontwikkelden over, zodat je er weer opnieuw voorstond als een kind, zonder iets te weten van wat in dit en uw land in vroeger tijden is gebeurd. Daarom zijn in feite de afstammingsmythen die je net over uw volk vertelde, nauwelijks meer dan sprookjes, Solon. Om te beginnen herinnert je u maar één zondvloed, terwijl er daarvoor al zoveel zijn geweest, en voorts weet je niet dat het edelste en beste mensenras in uw land geboren is,
- 23C en dat gij en de hele gemeenschap waarin je nu woont, afstamt van het weinige zaad dat toen nog over was. je weet die dingen niet, omdat de overlevenden vele generaties lang stierven zonder iets op schrift te hebben kunnen stellen. Want eens, Solon, voor de grootste zondvloed, muntte de stad die nu Athene heet, uit in oorlog voeren en zij was onovertroffen in wetgeving op elk gebied. Er wordt beweerd dat Athene over de mooiste kunstwerken beschikte en ook over de schoonste bestuursvorm van alle ons bekende wereldsteden.
- 23D Toen Solon dit hoorde, zei hij dat hij verbaasd was en niets liever wilde dan dat de priesters alles precies en in de juiste volgorde over die vroegere burgers zouden vertellen.
- Daarop had de priester hem geantwoord:
.
24E Het verre verleden van Athene
- 24E Dat doe ik graag, Solon, omwille van u en uw stad, maar vooral ter ere van de godin die uw en ons land onder haar hoede kreeg, het voedde en opvoedde; eerst uw land gedurende de duizend jaar nadat ze uit Gaia en Hephaistos het zaad voor u had gewonnen, en later het onze. Het bestaan van onze staatsinrichting wordt in de heilige geschriften vermeld sinds achtduizend jaar. Over de burgers die 9000 jaar geleden leefden, zal ik u in het kort iets vertellen, over hun wetten en over de dapperste daden die ze hebben verricht.
- 24A Het hele verhaal in de juiste volgorde vertellen we een andere keer, als we tijd hebben, en dan betrekken we er ook bij wat erover geschreven is. Om een indruk te krijgen van hun wetten, moet je naar de onze kijken.
- Want ook hier kunt je nog vele overeenkomsten vinden van wetten die toen al bestonden. Ten eerste nemen de priesters een aparte plaats in. Ook de vakmensen leven met hun eigen soort, niet gemengd met anderen. En zo is het ook met herders, jagers en boeren.
- 24B De militairen leven, zoals je waarschijnlijk wel opgemerkt hebt, nog meer gescheiden van alle anderen; hun is bij de wet opgedragen zich voortdurend paraat te houden voor de oorlog. Bovendien zijn er de wapens die ze dragen: ronde schilden en lansen. Hier in Azië waren wij er het eerst mee uitgerust op aanwijzing van de godin die u in Athene als eersten die aanwijzing gaf. En wat betreft de wetenschap hebt je wel kunnen zien dat hier in Egypte van het begin af door de wet veel zorg is besteed aan een visie op de gehele schepping,
- 24C zelfs op waarzeggen en geneeskunde, teneinde goddelijke kennis over de gezondheid geschikt te maken voor de mensen; op dezelfde manier kwam ook zoveel andere kennis ter beschikking. De godin heeft uw staat het eerst gesticht en die [bladzijde 22] ingericht volgens de orde en het systeem van de gehele schepping. En zij koos de plaats uit waar gij geboren werd, omdat zij meende dat het gezegende klimaat daar zeer verstandige mensen zou voortbrengen.
- 24D Zo kwam het dat de godin die oorlog en wijsheid beide liefheeft, een plek koos en tevoren voor bewoning gereed maakte, waarvan verwacht kon worden dat daar mensen zouden worden voortgebracht die vooral op haar leken. Zo leefde daar uw volk, bestuurd door deze en nog betere wetten en je hebt alle mensen in iedere deugd overtroffen, zoals dat afstammelingen en volgelingen van goden betaamt.
- Veel indrukwekkende en opmerkelijke feiten zijn over die stad van u opgeschreven.
.
25d Athene in strijd met Atlantis
- 24D Maar een ervan is wel bijzonder groots en heldhaftig. Want de geschiedenis vertelt, dat uw stad op een keer een geweldige troepenmacht tot staan heeft gebracht die, komend uit de richting van de Atlantische Oceaan, met veel bravoure tegen heel Europa en Klein-Azie optrok. In die tijd was de zee daar immers bevaarbaar. Er lag een eiland voor de zee-engte die je nu de Zuilen van Herakles noemt.
- 25A Dat eiland was groter dan Libye en Klein-Azië samen en reizigers van toen konden van daar naar de andere eilanden oversteken en zo naar het gehele tegenoverliggende continent dat die oceaan omsloot. Want de zee hier ligt binnen de zeestraat waar wij over spreken en is dus eigenlijk meer een haven met een nauwe toegang, maar die andere is pas echt een zee en het land dat daaromheen ligt, kan met recht een continent worden genoemd. Op dat eiland, Atlantis , bestond een machtig en indrukwekkend verbond van koningen die heersten over het hele eiland en over nog veel meer eilanden en delen van het vasteland.
- 25B In het gebied aan deze kant van de zee-engte voerden zij bovendien nog de heerschappij over Libye tot aan Egypte en over Europa tot aan Tyrrhenië. Op een gegeven moment maakte deze hele troepenmacht, in een leger verzameld, zich op om het hele gebied bij u en bij ons en alles wat binnen de zeestraat lag in een klap te onderwerpen. En toen, Solon, heeft de hele wereld kunnen zien tot wat voor moed en kracht uw stad in staat was,
- 25C want qua moreel en krijgskunde overtrof zij alle volkeren. Eerst als aanvoerder van de Grieken en later, toen zij alleen kwam te staan, omdat de anderen haar in de steek lieten, heeft zij de grootste gevaren getrotseerd, de binnendringers overmeesterd, en gezegevierd. Wie nog niet onder de voet gelopen waren, heeft zij voor slavernij behoed en ons allen die aan deze kant van de Zuilen van Herakles wonen,
- 25D heeft zij in een groots gebaar bevrijd. Later waren er ongekende aardbevingen en overstromingen en toen kwam het afgrijselijke etmaal waarin al uw strijders ineens door de aarde zijn verzwolgen. Ook het eiland Atlantis is door de zee opgeslokt en verdwenen. Daarom is de zee daar ook nu nog ontoegankelijk. Er ligt een geweldige hoop modder in de weg. Die wierp het eiland op, toen het verzonk.
.
25E Hoe Critias zich op zijn taak voorbereid heeft
- 25E je hebt nu in het kort het relaas gehoord, Socrates, dat Critias de Oude van Solon te horen kreeg. Toen je gisteren sprak over de staat en de mensen die je beschrijft en ik mij de verhalen herinnerde waar ik het net over had, verbaasde het me hoe wonderlijk precies dit alles als bij toeval overeenkomt met wat Solon vertelde,
- 26A maar op het moment zelf wilde ik dat niet zeggen. Want ik herinnerde me er niet genoeg meer van. Ik vond dus dat ik de zaken eerst maar eens voor mezelf moest ordenen om ze vervolgens precies zo aan u voor te leggen. Daarom volgde ik uw raad van gisteren maar al te graag, want het belangrijkste bij dit soort ondernemingen leek mij het leggen van een goede gespreksbasis, en daar slaagden we dan ook redelijk in.
- 26B Zo kwam het en Hermocrates had het er al over – dat ik hun gisteren meteen na mijn vertrek vandaar verslag heb uitgebracht van wat ik me herinnerde en naderhand heb ik me de hele zaak [bladzijde 23] ’s nachts nog eens voor de geest gehaald, dus nu heb ik het in z’n totaliteit wel geordend.
- 27A Het is waar wat wel wordt gezegd: de lessen van onze jeugd blijven verbazend lang in het geheugen bewaard. Wat ik gisteren hoorde, kan ik nu waarschijnlijk al niet meer exact weergeven, maar van dingen die ik heel lang geleden heb gehoord, zou ik het wel heel gek vinden als me er ook maar een detail van was ontschoten.
- 27C Nu deed het me als kind inderdaad veel plezier om erover te horen, en de oude meester vertelde het me maar wat graag, en ik vroeg hem het hemd van zijn lijf, dus als een geëtst ontwerp voor een meesterstuk staan deze dingen gegrift in mijn geheugen. Ik heb het hun trouwens vanmorgen ook meteen verteld, zodat ze volop konden delen in mijn kennis.
- Dus nu, Socrates – want daar was het ten slotte allemaal om begonnen – kan ik gaan vertellen, en niet alleen het belangrijkste, maar precies zoals ik het achtereenvolgens heb gehoord. En de burgers met hun staat die gij ons gisteren als in een sprookje voortoverde,
- 27D gaan wij nu echt maken; van nu af aan gaan we ervan uit dat het onze staat was en de burgers die gij hebt verzonnen, noemen we nu onze echte voorouders, over wie de priester heeft gesproken. In alle opzichten komen ze ermee overeen en wij vallen niet uit de toon met de bewering dat het inderdaad onze burgers waren die toen leefden. Met vereende krachten en een ieder naar vermogen zullen we allemaal samen ons aandeel leveren om het voorgeschreven thema tot zijn recht te laten komen. We moeten nu vaststellen, Socrates, of een dergelijke gespreksopbouw naar onze zin is of dat er toch iets anders voor in de plaats moet komen.
- 27E Socrates: Critias, welk verhaal kunnen we nu beter kiezen dan dit? Het sluit zo helemaal aan bij de offerplechtigheid voor de godin die wij vandaag eren; het is trouwens toch al geen kleinigheid om van een verzonnen verhaal een waar gebeurde geschiedenis te maken. Waar moeten we nog ooit andere verhalen vandaan halen als we dit laten lopen?
- 27A Dat kan dus niet en alle goede wensen mogen uw verhaal begeleiden. Ik heb gisteren het woord gevoerd; nu ga ik stil zitten luisteren.
.
27a De rolverdeling: Timaeus zal de kosmologie behandelen
- 27A Critias: Kijk dan eens naar de volgorde, Socrates, waarin we het feest voor u hebben georganiseerd. We dachten dat Timaeus, die van ons allemaal het meest over sterren weet en veel heeft gestudeerd op de samenstelling van de kosmos, de spits maar zou moeten afbijten met een verhaal over de oorsprong van het heelal om ten slotte te belanden bij het ontstaan van de mens. Dan neem ik over en maak gebruik van het ontstaan van de mens, zoals dat in zijn verhaal gestalte kreeg en van u leen ik een paar door de wol geverfde exemplaren van dit menselijk ras om die met de woorden en wetten van Solon in de hand als het ware voor u als rechter te dagen en ze uit te roepen tot burgers van deze, onze staat, tot Atheners van toen dus, wier roem nu pas aan het licht is gebracht door gewijde geschriften, zodat wij hen voortaan bij onze besprekingen kunnen beschouwen als burgers van Athene.
- 27B Socrates: Het lijkt me alles bij elkaar nogal de moeite waard te luisteren naar wat je mij uit uw woordvoorraad allemaal gaat voorzetten in ruil voor mijn bijdrage. Maar nu, Timaeus, heb jij de beurt om te spreken, dus roep de goden aan zoals het hoort.
.
27c Aanroep van de goden
- 27C Timaeus: Maar Socrates, dat geldt toch voor iedereen die een beetje heeft nagedacht. Wat hij ook doet, of dat nu iets kleins is of iets groots, altijd zal hij immers bidden tot een god? Als wij inderdaad willen spreken over wat er in het universum geschapen is en wat niet, zouden wij wel niet goed wijs zijn als we niet eerst de hele wereld van goden en godinnen zouden smeken te bewerkstelligen dat het onze onderneming mag gaan overeenkomstig hun wensen. [bladzijde 24]
- 27D Dit wat het aanroepen van de goden betreft. En nu wat onszelf betreft: je moet ons zo gemakkelijk mogelijk kunnen volgen en dus moet ik me er heel goed rekenschap van geven[hoe ik het onderwerp waarover we het hebben, naar voren zal brengen.