laatste wijziging: 01-02-2023
DEEL 1 – 693 opmerkingen
Deel 1 bestaat uit 693 opmerkingen die genummerd zijn.
[ Bladzijde ] - [ nummer opmerking ] 013 001
- 013 – 001 De woorden van de taal benoemen voorwerpen. Zinnen zijn verbindingen van zulke benamingen. In dit beeld van de taal treffen bij de wortels aan van het idee: /// JST ieder woord heeft een betekenis. Deze betekenis is aan het woord gekoppeld. Zij is het voorwerp waar het woord voor staat.
- Een voorbeeld: ik stuur iemand om een boodschap. Een briefje met daarop “vijf rode appels “
- Hij brengt de briefje naar de winkelier
- Die zoekt de kist waarop het teken “appels“staat, dan zoekt hij in een tabel het woord “rood“op en vind daarnaast een kleurstaaltje
- Nu zegt hij de reeks van de hoofd telwoorden op, en bij elk getal neemt hij een appel uit de kist die de kleur van het staaltje heeft
- Maar . . . . hoe weet hij waar en hoe hij het woord “rood “moet opzoeken en wat hij met het woord “vijf “moet beginnen?
- Nu: ik neem aan dat hij handelt zoals ik heb beschreven. De verklaringen komen ergens tot een einde
- Maar wat is de betekenis van het woord “vijf “van zoiets was hij helemaal geen sprake; alleen maar van de manier waarop het woord “vijf” gebruikt wordt
- 014 – 002 /// JST Dit filosofische begrip “betekenis” hoort thuis in een primitieve voorstelling van de manier waarop taal functioneert.
- Wittgenstein geeft dan een voorbeeld van een zeer primitieve taal tussen bouwer A en zijn helper B
- Bouwelementen: blokken, pilaren, platen en balken
- B moet elementen aan A geven, met behulp van de woorden:
- blok – pilaar – plaat – balk
- A roept een element -> B brengt element
- Vat dit op als een primitieve taal …
- B moet elementen aan A geven, met behulp van de woorden:
- 014 – 003 Taal als communicatiesysteem. Augustinus beschrijft, zouden we kunnen zeggen, een communicatiesysteem; alleen is niet alles wat metaal noemen een systeem als dit. En dit moet je in veel gevallen zeggen waar de vraag rijst: “Is deze weergave bruikbaar, of onbruikbaar?”. het antwoord luidt dan: “ja, bruikbaar, maar alleen voor dit nou omschreven gebied, niet voor het geheel dat je pretendeerde weer te geven “.
02-01-2019 Heeft ieder woord een eenduidige betekenis? -> Nee: “bank” en “bank” . . . Naarmate woorden abstracter worden, is een definitie van een woord (een begrip) steeds moeilijker
- 015 – 005 Het onderrichten van taal is hier geen uitleggen, maar africhten
- 015 – 006 Wittgenstein spreekt van “aanwijzend leren van woorden”. Dit aanwijzend leren van woorden, zou je kunnen zeggen, legt een associatief verband tussen het woord en het ding: maar wat betekent dat?
- 016 – 007 We kunnen ons ook indenken dat het hele proces van het gebruik van de woorden in een van die spelen is waardoor kinderen hun moedertaal leren. Ik (Wittgenstein) zal deze spelen /// JST “### taalspelen” noemen, en van een primitieve taal soms spreken als van een taalspel
- 016 – 008 De woorden “daarheen” en “dit” worden toegevoegd aan bouwer A
- Er worden telwoorden A, B, C, D, et cetera toegevoegd
- Ook worden kleurstaaltjes toegevoegd voor de kleur van een element
D - plaat - daarheen
C - kleurstaaltje - blok - daarheen
A - dit - pilaar - daarheen
- 017 – 009 Worden ook “daarheen”en “dit” aanwijzend geleerd?– Stel je voor op welke manieren je iemand een gebruik zou kunnen leren! Je zult daarbij naar plaatsen en dingen wijzen, – manier gebeurt dit aanwijzen ook bij het gebruik van de woorden en niet alleen bij het leren van een gebruik –
- 017 – 010 Wat duiden de woorden de woorden van deze taal nu aan? – Wat ze aanduiden, waar zouden anders uit moeten blijken dan uit de manier waarop ze worden gebruikt? En die hebben we al beschreven. De uitdrukking “dit woord duidt dat aan” zou dus deel moeten gaan uitmaken van deze beschrijving.
- 018 – 011 Gereedschap in een gereedschapskist: een hamer, een tang, een zaag, een schroevendraaier, een duimstok, een lijmpot, lijn, spijkers en schroeven. Wat ons in verwarring brengt, is natuurlijk de uniforme gedaante waarin de woorden ons gesproken, geschreven of gedrukte tegemoet treden. Want hun gebruik staat ons niet zo helder voor ogen. En met name niet wanneer wij filosoferen ( 7-1-2019 JST met name dan over het gebruik van abstracte begrippen )
- 018 – 013 /// JST Als we zeggen: “Elk woord in een taal duidt iets aan” dan hebben we daarmee voorlopig nog helemaal niets gezegd (Of het moeten betekenisloze woorden zijn, zoals La la la la.
- 019 – 014 Stel je voor dat iemand zegt: “alle gereedschap dient om iets te modificeren “. Zo modificeren de hamer de positie van de spijker, de zaag de vorm van de plank, et cetera. En wat wordt door de duimstok gemodificeerd, door de lijmpot, door de spijkers? Onze kennis van de lengte van een ding, de temperatuur van de lijn, en de stevigheid van de kist – /// JST zou met deze assimilatie van uitdrukkingen iets gewonnen zijn?
- 019 – 015 Het woord “aanduiden”. Het zal vaak nuttig blijken bij het filosoferen tegen onszelf te zeggen: /// JST iets benoemen, dat is zoiets als een ding een etiket op plakken.
categorieën
- 019 – 016 Maken kleurstaaltjes deel uit van de taal? -> Ja.
- 019 – 017 Woordsoorten. /// JST Hoe we woorden in soorten groeperen, zal van het doel van de indeling afhankelijk zijn – en van onze voorkeur
- 020 – 018 Onze taal kan men beschouwen als een oude stad: een wirwar van steegjes en pleintjes, oude en nieuwe huizen, en huizen waarin verschillende tijden stukken zijn nagebouwd; en dit alles omgeven door een groot aantal nieuwe buitenwijken met rechte en regelmatige straten en met gelijkvormige huizen.
- 020 – 019 /// JST Als ik “plaat!” roep, is dit dan een woord of een zin? –> beide ……..
- Wanneer ik “plaat!” roep, dan wil ik dat je mij een plaat brengt. Houdt “dat willen” in dat je, in welke vorm dan ook, een andere zin denkt dan die welke je uitspreekt?
- We zeggen dat we het bevel in contrast met andere zinnen gebruiken, omdat in onze taal die andere zinnen tot de mogelijkheden behoren. Iemand die onze taal niet verstaat, een buitenlander, die al vaker heeft gehoord hoe iemand het bevel “breng mij een plaat!” gaf, zou kunnen denken dat die hele reeks van klanken één woord is, dat ongeveer correspondeert met het woord “bouwelement “in zijn eigen taal.
zinnen in contrast met andere zinnen.
- 021 – 020 /// JST Zinnen in contrast met andere zinnen.
- Breng mij een plaat
- Plaat
- Geef mij een plaat aan
- Breng twee platen Deze zinnen hebben dezelfde betekenis
- *** In het Russisch “Steen rood” t.o.v. “De Steen in rood“.
- Seven of Nine heeft in het begin van haar leven op Voyager heel veel moeite met het onderscheid tussen bevel en vraag. Dit komt door haar Borg verleden.
- 022 – 021 /// JST Wat is het verschil tussen een bewering “Vijf platen” en een bevel “Vijf platen!” ?
- In de taal – communicatie met anderen speelt ook stembuiging een rol
- In de taal – communicatie met anderen speelt ook gelaatsuitdrukking rol
- We zouden onze ook taal kunnen voorstellen waarin alle beweringen de vorm en de intonatie van retorische vragen hebben; of ieder bevel de vorm van de vraag “zou je dat willen doen? “
- 22 – 022 Er is verschil tussen:
- een beweringszin (opvatting van Frege) “Er wordt beweerd dat dat en dat het geval is”
- en een vraagzin “Regent Het?” Ja / Nee
- Twee akten met betrekking tot het toekennen van de waarheidswaarde, overwegen en beweren. Voorbeelden:
- Is het vandaag maandag? Ja
- Regent het? Nee
- Twee akten met betrekking tot het toekennen van de waarheidswaarde, overwegen en beweren. Voorbeelden:
- Het is alleen een misverstand wanneer men meent dat de bewering nu uit twee akten bestaat, overwegen en beweren (toekennen van de waarheidswaarde, of iets dergelijks) en dat we deze akten op basis van het teken van de zin verrichten, ongeveer zoals een noorden van het blad zingen. Het hardop of zachtjes lezen van het geschreven zien is inderdaad te vergelijken met het blad zingen van noten, maar het “bedoelen” (denken) van een gelezen zin niet.
- 023 – 023 Hoeveel soorten zinnen zijn er eigenlijk? Er zijn talloze soorten. Nieuwe typen taal (nieuwe taalspelen) ontstaan, en andere verouderen en worden vergeten.
- 23 Het woord “taalspel” moet hier beklemtonen dat het spreken van een taal deel uitmaakt van een activiteit, of een levensvorm.
- 24 Voorbeelden van de verscheidenheid aan taalspelen:
- Bevelen, en op bevel handelen
- Beschrijven van een voorwerp op grond van het uiterlijk, op grond van metingen
- Een voorwerp maken aan de hand van een beschrijving ( een tekening) – rapporteren hoe zich iets heeft toe gedragen
- gissen naar de opdracht
- een hypothese opstellen en toetsen
- weergeven van de de resultaten van een experiment in tabellen en diagrammen
- een verhaal verzinnen en voorlezen
- toneelspelen
- liedjes zingen
- raadsels oplossen
- een mop bedenken; vertellen
- een probleem uit de toegepaste rekenkunde oplossen
- uit de ene taal in de andere vertalen
- verzoeken, danken, vloeken, groeten, bidden
.
024 Wat is een vraag?
- 024 – 024 Wat is een vraag?
- Is het de constatering dat ik dat en dat niet weet?
- Is het de constatering dat ik van de andere wil dat hij mij verteld?
- Is het de beschrijving van mijn mentale toestand van onzekerheid?
- Is het de uitroep “help!” ?
- /// JST Het belang van zulke transformatiemogelijkheden, bijvoorbeeld van alle beweringszinnen in zinnen die met de clausule “ik denk “, of “ik geloof” beginnen (dus als het ware in beschrijvingen van mijn innerlijk leven) zal op een andere plaats duidelijker worden. (Solipsisme)
- 025 – 025 Dieren spreken niet, ze gebruiken geen taal
- 025 – 026 Het benoemen van voorwerpen is zoiets als een ding een etiket opplakken. Dit kan
- 025 – 027 Water! Weg! Au! Help! Mooi! Niet! . . . . . /// JST Ben je nu nog geneigd, deze woorden “namen van voorwerpen “te noemen?
- 027 Er bestaat ook een taalspel waarin het erom gaat een naam voor iets te verzinnen….
- 026 – 028 /// JST Een aanwijzende definitie kan in ieder afzonderlijk geval op verschillende manieren geïnterpreteerd worden.
- Als voorbeeld: de definitie van het getal “2” noten. Als je 2 noten aanwijst, kan de ander vooronderstellen dat jij met deze groep noten 2 noemt. hij kan dit veronderstellen: maar misschien veronderstelt hij het niet omgekeerd zou hij immers, wanneer ik deze groep van noten een naam wil geven, die naam verkeerd kunnen opvatten als een telwoord. En evengoed kan hij een persoonsnaam welke ik aanwijzend verklaar, kunnen aanzien voor een nieuwe naam, de aanduiding van ras, zelfs de naam van een windrichting.
- Een bank en een bank ….
- 026 – 029 We verklaren woorden met behulp van andere woorden.
- 026 ** 14 **
- Zou je ter verklaring van het woord “rood” iets aan kunnen wijzen wat niet rood is?
- Je zou echter wel kunnen vragen: moeten we dat nog een “verklaring” noemen? Want ze speelt in de berekening natuurlijk een andere rol dan dat we gewoonlijk een “aanwijzende verklaring” van het woord “rood” noemen; ook wanneer ze dezelfde praktische gevolgen, dezelfde uitwerking op de leerling zou hebben.
- 027 Zeg niet: “Er is geen ‘laatste‘ verklaring” Dat is precies hetzelfde als wanneer je zou zeggen: “Er is geen laatste huis in deze straat; er kan altijd nog één worden bijgebouwd”
- 026 ** 14 **
- 027 – 030 /// JST Je zou dus kunnen zeggen: de aanwijzende definitie verklaart het gebruik – de betekenis – van het woord wanneer al duidelijk is welke rol het woord eigenlijk in de taal moet spelen.
- 027 – 031 De koning bij het schaakspel kan:
- aangewezen worden als iemand alleen maar de regels van het spel heeft geleerd, zonder dat hij ooit een echt stuk gezien heeft.
- bekend zijn zonder dat iemand ooit de regels van het spel “schaken” heeft geleerd
- 028 We kunnen zeggen: alleen diegene vraagt zinvol naar de benaming, die er al iets mee weet aan te vangen.
- 028 We kunnen ons toch ook indenken dat de gevraagde antwoord: “bepaal de benaming zelf maar” – en nu moet degene die de vraag gesteld heeft, alles zelf bedenken.
- 028 We kunnen zeggen: alleen diegene vraagt zinvol naar de benaming, die er al iets mee weet aan te vangen.
- 028 – 032 /// JST Wie in een vreemd land komt, zal de taal van de inwoners soms leren door de aanwijzende verklaringen, die zijn gegeven, en hij zal de uitleg van die verklaringen vaak moeten raden en soms goed, soms fout raden.
- En nu kunnen we, geloof ik, zeggen: Augustinus beschrijft het leren van de menselijke taal alsof het kind in een vreemd land komt en de taal van het land niet begrijpt; dat wil zeggen: alsof het kind al een taal beheerst, alleen niet deze. Of ook: alsof het kind al kan denken, alleen nog niet spreken. En denken zou hier zoiets betekenen als: tot zichzelf spreken.
- {-}{-}{-} De jongen uit Brazilië in de kibboets, die Spaans sprak, terwijl er verder niemand in de kibboets was die ook Spaans sprak. Binnen een half jaar sprak hij (in mijn ogen goed) Hebreeuws.
- 028 – 033 /// JST Maar stel nu dat iemand zou tegenwerpen: “Het is niet waar dat iemand al een taalspel moet beheersen, om een aanwijzende definitie te begrijpen, hij moet alleen – vanzelfsprekend – weten (of raden) waar degene die verplaatsen naar wijst!
- 029 Behalve met taal maakt ook gebruik van aanwijzingen, intonatie, gelaatsuitdrukkingen en dergelijke.
- 029 Wittgenstein wil daarmee zeggen: Dit soort dingen gebeuren terwijl je de “aandacht op dit en dat richt”
- 030 – 034 /// JST Maar veronderstel dat iemand “Dat heet cirkel” probeert uit te leggen.
- Kan de ander die verklaring toch nog anders interpreteren?
- Kan deze interpretatie ook bestaan uit de wijze waarop hij nu van het verklarende woordgebruik maakt, bijvoorbeeld, waar hij naar verwijst wanneer hij het bevel krijgt “wijst naar een cirkel!”
- Want noch de uitdrukking “de verklaring zo en zo bedoelen” noch de uitdrukking “de verklaring zo en zo interpreteren”, duiden een proces aan dat het geven en horen van de verklaring begeleid.
- 030 – 035 “Het aanwijzen van de vorm”
- Hoe leren we van het gebruik van woorden? Zie opmerking 029
- Datgene wat je met een woord aanduid, kun je:
- herkennen
- wensen
- herinneren et cetera
- 031 036 Met woorden correspondeert een geestelijke activiteit.
- 031 036 Waar onze taal ons een lichaam doet vermoeden, en er geen lichaam is, daar, zouden we willen zeggen, is een geest.
- 031 038 /// JST Alleen binnen een taal kan ik iets met iets bedoelen.
- Dat is blauw -> is in de zin van “Dat heet de kleur blauw” [–18–]
- Dat is blauw -> is in de zin van “is“
17-01-2019 Met mijn eigen woorden: “Het benoemen van dingen met woorden heeft zijn oorsprong in de neiging van ons om de logica van onze taal naar een hoger niveau te tillen”. Het woord [naam] is een vreemde verbinding van een woord met een ding.
- 032 038 Het benoemen lijkt een vreemde verbinding. Wat beloert bijvoorbeeld het woord “dit” in taal spel (008 bouwer A en helper B) dat in de aanwijzende verklaring “dat heet … “?
- /// JST Als je geen verwarring wil stichten, is het het beste om helemaal niet te zeggen dat deze woorden iets benoemen.
- En merkwaardig genoeg werd van het woord “dit“ooit gezegd dat het de eigenlijke naam is.
- Alles wat we verder “naam“noemen, is dat dus slechts in onnauwkeurige, benaderen de zin.
- Deze merkwaardige opvatting heeft zijn oorsprong in een neiging de logica van onze taal naar een hoger niveau te brengen – zoals je het zou kunnen noemen.
- Dit hangt samen met de opvattingen van het benoemen als een, om zo te zeggen occult proces.
- Het benoemen lijkt een vreemde verbinding van een woord met een ding.
- En zo vreemde verbinding vindt werkelijk plaats, namelijk wanneer de filosoof, om te weten te komen wat de relatie tussen naam en benoemde is, na een voorwerp voor zich staat en daarbij ontelbare keren een naam herhaald, of het woord “dit“.
- Want filosofische problemen ontstaan, als de taal vrijaf heeft.
- En dan zouden we ons inderdaad kunnen gaan inbeelden dat het benoemen een of andere merkwaardige mentale act is, zoiets als het dopen van een voorwerp.
- En we kunnen zo ook het woord “dit“als het ware tot het voorwerp zeggen, het daarmee aanspreken – een vreemd gebruik van het woord, dat vermoedelijk alleen bij het filosoferen voorkomt
- 032 039 Een naam zou eigenlijk iets enkelvoudigs moeten aanduiden.
- Wittgenstein geeft hier als voorbeeld het zwaard Nothung :
- Het zwaard Nothung bestaat uitdelen in een bepaalde samenstelling.
- Als ze anders samengesteld zijn, bestaat Nothung niet
- Als Nothung kapot wordt gemaakt, bestaat het voorwerp met de naam Nothung niet meer
- Als dit voorwerp erin niet meer is, zou de naam Nothung niet meer met het voorwerp corresponderen, en zou geen betekenis meer hebben
- Dan zou echter in de zin “Nothung heeft een scherpe snede” een woord staan, dat geen betekenis heeft, en daardoor zou de zin onzin zijn.
- Hij is echter wel zinvol; dus moeten met de woorden waaruit hij bestaat, altijd iets corresponderen.
- Dus moet het woord Nothung bij de analyse van de betekenis verdwijnen en daarvoor in de plaats moeten woorden komen die iets enkelvoudig benoemen
- Het ligt voor de hand dat we deze woorden eigenlijke namen zullen noemen
- Wittgenstein geeft hier als voorbeeld het zwaard Nothung :
- 033 040 Een woord heeft geen betekenis meer als er niets mee correspondeert.
- 033 041 /// JST Eigennaam is dus ook een element in een taalspel.
.
034 Taal en betekenis
18-01-2019 Wittgenstein komt hier terug op de conclusie /// JST dat taal uiteindelijk verklaringen kan geven voor filosofische problemen.
- 034 042 Hebben namen in een taalspel ook betekenis die nooit voor een werktuig zijn gebruikt?
- 034 043 De definitie van het woord ### betekenis :
- .
- /// JST de betekenis van een woord is zijn gebruik in de taal
- En de betekenis van een naam verklaart men soms door naar zijn drager te wijzen.
- .
18-01-2019 Is dit nietszeggend? Cryptisch omschreven: “De definitie van een definitie is een cirkelredenering”.
- 034 044 Echter: We kunnen ons ook een taalspel met namen indenken (dat wil zeggen, met tekens die we stellig ook “namen “zullen noemen) waarin deze slechts in aanwezigheid van de drager gebruikt worden; dus altijd vervangen kunnen worden door het aanwijzend voornaamwoord en het aanwijzend gebaar
- Voorbeelden:
- /// JST Een glas aanduiden met het woord glas, maar als het glas gebroken is niet meer spreken van een gebroken glas, maar alleen maar van kruimels glas. Glas in de zin van een glas waaruit je kunt drinken, wordt dan niet meer gebruikt. Daarvoor gebruik dan het woord kelk of iets dergelijks. …………..
- Voorbeelden:
- 034 045 Het aanwijzende “dit” kan nooit gebruikt worden zonder drager:
- dit werktuig
- dit “dit“op zich heeft geen betekenis
- dit bord (is vol met eten)
- 034 046 Hoe moeten we ons voorstellen dat namen eigenlijk het enkelvoudige aanduiden?
- Socrates spreekt van “oerelementen” (Theaetetus – Wat is kennis? TO DO : tekst letterlijk analyseren)
- Russell spreekt van “individuals“
- Wittgenstein spreekt van “voorwerpen” (zie {filo} 746 Tractatus Logico-Philosophicus 2.01 )
- 035 047 Uit welke enkelvoudige bestandsdelen is de realiteit ### samengesteld?
- // 18-01-2019 nog door te denken . . . // JST Is wat je ziet samengesteld?
- Bijvoorbeeld een schaakbord is samengesteld uit 32 witte en 32 zwarte vierkantjes
- blz 36 Het woord “samengesteld” (en ook het woord “enkelvoudig“) wordt door ons op een enorm aantal verschillende, op verschillende manieren met elkaar verwante manieren gebruikt.
- 036 048 Een voorbeeld van een taalspel van kleurvierkantjes: R(ood) G(roen) Z(wart) W(it) in de volgorde 1 .. 9:
. Bijvoorbeeld de zin RRZGGGRWW
-
- De oerelementen zijn de gekleurde vierkantjes
- Zijn deze elementen enkelvoudig?
- Maar: onder andere omstandigheden zou ik een vierkantje van één kleur “samengesteld” noemen, bijvoorbeeld uit twee rechthoeken, of uit de elementen kleur en vorm.
- Maar het begrip samenstelling zou ook zo uitgebreid kunnen worden dat het kleinere oppervlak “samengesteld “genoemd wordt uit een groter oppervlak en één dat daarvan wordt afgetrokken.
- Vergelijk de “samenstelling” van krachten, deling van een lijstje door een punt er buiten; deze uitdrukkingen laten zien dat we onder bepaalde omstandigheden ook geneigd zijn het kleinere te beschouwen als het resultaat van de samenstelling van het grotere en het grotere als het resultaat van de deling van het kleinere.
- Zijn er nu vier kleuren of zijn er negen vierkantjes?
- 037 049 Maar wat betekent het nu dat we deze elementen niet kunnen definiëren (dat wil zeggen beschrijven) maar slechts kunnen benoemen?
- Woorden benoemen een element (stoel, tafel) maar benoemen en beschrijven staan niet op één niveau: het benoemen is een voorbereiding op de beschrijving (in een zin)
- /// JST Met het benoemen van een ding is er nog niets gedaan. Het heeft ook geen naam, behalve in het spel.
- Dat was het ook wat Frege bedoelde toen hij zei dat een woord slechts betekenis heeft binnen het zinsverband
- 038 050 Als alles wat we “zijn” of “niet-zijn” noemen gelegen is in het al dan niet bestaan van verbindingen tussen elementen, dan heeft het geen zin te spreken van het zijn (niet-zijn) van een element, net zoals het zinloos is van de vernietiging van een element te spreken als alles wat we “vernietigen” noemen gelegen is in een scheiding van elementen
- Wittgenstein geeft als voorbeeld de standaardmeter in Parijs:
- /// staaltjes van kleuren in Parijs: sepia ? -> /// JST Begrijp ik niet (helemaal).
- Wat, schijnbaar, moet bestaan, behoort tot de taal.
- Het is een paradigma in ons spel; iets waarmee vergeleken wordt.
- Wittgenstein geeft als voorbeeld de standaardmeter in Parijs:
20-01-2019 Kort samengevat: Een taalspel bestaat uit woorden (elementen) die zinnen construeren.
12-02-2019 Zinnen beschrijven via taal onze realiteit, ons dagelijks leven.
- 039 051 Wat betekent het nu om te zeggen dat in de praktijk van de taal met de tekens bepaalde elementen corresponderen?
- 039 052 Als ik geneigd bent te veronderstellen dat een muis door spontane generatie uit grijze vodden en stof ontstaat, zou het goed zijn die vonden er heel precies op te onderzoeken, hoe een muis zich daarin kon verstoppen, hoe hij erin terecht kon komen, et cetera. Ben ik echter van overtuigd dat de muis niet uit die dingen kan ontstaan, dan zal dit onderzoek wellicht overbodig zijn. Wat het echter is, dat zich in dit filosofie tegen zo’n beschouwing van details gezet, moeten we eerst leren begrijpen.
- 040 053 Er zijn verschillende mogelijkheden voor ons benoemen in een taalspel:
- Mensen kunnen tekens worden bijgebracht (het “leren van woorden / (elementen?“))
- Hoe je een taal leert kan via:
- “spontaan” , als kind leer je éé (of meerdere) taal / talen spreken
- “school”: met behulp van een les-methode (Frans, Duits, Engels op de lagere school )
- Maar je kunt ook “spontaan” op later leeftijd een taal leren (Els). Een taalknobbel hebben.
- Hoe je een taal leert kan via:
- Als het ware een tabel (een woordenboek) bij je hebben, in plaats van geheugen en associatie.
- Gewoonlijk zullen we het bevel “breng mij een rode bloem! “Niet zo uitvoeren dat de kleur rood in een kleuren dan wel opzoeken en dan een bloem brengen van de kleur, die we in de tabel vinden; maar als het er om gaat een bepaalde schakeringen rood te kiezen, of te mengen, komt het voor dat een staaltje of een tabel gebruiken.
- Vroeger leerde ik “durch – für – gegen – ohne – um – bis – entlang”, maar ik weet niet meer waar dat voor was……… “
- /// JST Noemen we zo’n tabel de uitdrukking van een regel van het taalspel, dan kun je zeggen dat wat wij een regel van een taalspel noemen, zeer verschillende rollen in het spel toebedeeld kan krijgen
- Mensen kunnen tekens worden bijgebracht (het “leren van woorden / (elementen?“))
- 040 054 De regels van het taalspel:
- De regel kan een hulpmiddel bij het onderricht van het spel zijn
- Ze is een werktuig van het spel zelf
- Een regel wordt noch in het onderricht, noch in het spel zelf gebruikt; evenmin is in een lijst van regels vastgelegd
- *** Dit gaat als het ware “automatisch” . . . (zie 053)
- 041 055 Wat de namen van de taal aanduiden, moet onvernietigbaar zijn: want
- .
- “Ik mag niet de tak afzagen waarop ik zelf zit”
- .
21-01-2019 Zie ook: Logisch-filosofische verhandeling 6.54 : “Hij moet zogezegd de ladder wegwerpen, nadat hij erop naar boven geklommen is.” Als ik het zwaard Nothung vernietig, blijft de naam van het zwaard wel bestaan.
- 041 056 /// JST Kunnen we vertrouwen op ons geheugen?
- 042 057 Iets rood kan vernietigd worden, maar rood kan niet vernietigd worden, en daarom is de betekenis van het woord “rood” onafhankelijk van het bestaan van een rood ding
- Wanneer we vergeten welke kleur het is die deze naam heeft, verliest hij zijn betekenis voor ons; dat wil zeggen, we kunnen er een bepaald taalspel niet meer mee spelen
- 042 058 /// JST “Ik wil alleen dat “naam” noemen wat niet in de verbinding “X bestaat” kan staan”.
- Ten aanzien van het begrip “rood” is:
- ///!!/// “Rood bestaat” heeft geen betekenis, want als rood niet bestond kun je er niet over praten . . .
- “tijdloos” als aanduiding van de kleur
- “onvernietigbaar” als aanduiding van de kleur
- ( nog overpeinzen ….. )
- “Rood bestaat” drukt dus eigenlijk uit “Rood heeft betekenis“
- /// JST Er is alleen een tegenspraak in het feit dat de zin er uit ziet alsof hij over de kleur gaat, terwijl hij iets over het woord “rood” zegt.
- ///!!/// “Rood bestaat” heeft geen betekenis, want als rood niet bestond kun je er niet over praten . . .
- Ten aanzien van het begrip “rood” is:
- 043 059 /// JST Namen duiden alleen aan wat element van de werkelijkheid is.
- 043 060 Breng mij de bezem(steel en de borstel die er aan zit) . . . bezem(steel en borstel)
- /// JST Er zijn twee manieren om in een taalspel te spelen:
- (A) In het eerste taalspel hebben de samengestelde dingen ( bezem, stoel, tafel et cetera) namen
- (B) In het tweede taalspel hebben alleen de delen namen en het geheel wordt met behulp van van beschreven
- In hoeverre is is dan een bevel in het tweede spel een geanalyseerde vorm van een bevel in het eerste pel?
- Zit de eerste dan in de laatste en wordt die er nu door analyse uitgehaald?
- Ja, de bezem wordt gedemonteerd, als je steel en borstel scheidt; maar bestaat daarom ook het bevel, de bezem te brengen, uit dien overeenkomstige delen?
- /// JST Er zijn twee manieren om in een taalspel te spelen:
- 044 061 Zijn de twee manieren van 060 bezem(steel en borstel) (de uitdrukkingen die “dezelfde betekenis hebben” ) alleen maar twee verschillende vormen van hetzelfde spel?
- 044 062 Wezenlijk en niet wezenlijk zijn in de twee manieren van 060 bezem(steel en borstel) niet altijd duidelijk gescheiden.
- 045 063 (B) is een “geanalyseerde” vorm van een zin in (A) verleidt
- 045 064 Laten we ons het spel kleurvierkantjes (048) voorstellen met de volgende verandering:
- namen duidelijk geen vierkantjes van één kleur aan, maar legt doeken die ieder uit twee zulke vierkantjes bestaan.
- Eén zo’n rechthoek, halve rood, half groen, heet “U”
- Een andere rechthoek, half groen half wit heet “V ” et cetera
- kunnen we ons geen mensen voorstellen die voor zulke kleurencombinaties namen hebben, maar niet voor de afzonderlijke kleuren? Denk daarbij aan de tricolore, de vlag van Frankrijk
- 045 065 /// JST Hier stuiten waarop de grote vraag die achter al deze beschouwingen schuilt
- Het verwijt kan hier gemaakt worden:
- “Je maakt het je makkelijk!
- Je praat over alle mogelijke taal spelen, maar je hebt nergens gezegd wat dan het wezenlijke is van het taalspel, en dus van de taal.
- Wat al deze activiteiten gemeen hebben en wat ze totaal, of tot onderdelen van de taal maakt.
- Je maakt dus gemakkelijk af van juist dat deel van het onderzoek dat jou zelf in de tijd de meeste hoofdbrekens gekost heeft, namelijk het deel dat de algemene vorm van de bewering van de taal betreft “
- ——— en dat is waar ……….. ————
- Taal-onderdelen, verschijnselen, zijn onderling op vele verschillende manieren verwant. Vanwege deze verwantschap(pen), noemen we ze allemaal “talen“.
- Het verwijt kan hier gemaakt worden:
- 046 066 Kijk naar activiteiten die we “spelen” noemen: bordspellen, kaartspelen, balspelen, computer games, Olympische Spelen.
- Wat hebben deze spelen allemaal gemeenschappelijk?
- We zien heel veel gelijkenissen, die elkaar overlappen en kruisen ….
- 046 067 Wittgenstein noemt deze gelijkenissen “familiegelijkenissen” de spelen vormen een familie.
- Maar wanneer iemand wil zeggen: “ze al deze constructies hebben iets gemeenschappelijk, – namelijk de scheiding van al die gemeenschappelijkheden” – dan zal ik antwoorden: hier speel je alleen maar met een woord.
grens
- 047 068 /// JST Ik kan een begrip (bijvoorbeeld “getal“: kardinaal getal – rationeel getal – priemgetal -reëel getal enzovoort ) vaste grenzen geven, maar ik kan het ook zo gebruiken dat de reikwijdte van het begrip niet door een grens is afgebakend.
- Hoe is het begrip spel dan afgebakend?
- Wat is nog een spel en wat niet meer?
- Kun je de grenzen aangeven?
- Enee. Je kunt er een paar trekken: want er is er nog geen een getrokken…..
- /// JST En zo gebruiken we het woord “spel” …
26-01-2019 Vaak heeft een (abstract) woord dus geen exacte definitie. Als voorbeeld: wat is een spel?
- 047 069 Hoe zouden we nu aan iemand uitleggen wat het spel is?
- /// JST Ik geloof dat we hem spelen zullen beschrijven, en we zouden aan die beschrijving kunnen toevoegen: “dat, en soortgelijke dingen, noem je “spelen”. ” en weten we zelf dan meer?
- Kunnen we misschien alleen niet precies aan andere vertellen wat een spel is?
- Maar dat is geen onwetendheid.
- We kennen de grenzen niet omdat die niet getrokken zijn.
- Zoals gezegd, we kunnen – met een speciaal doel – een grens trekken.
- Maken we daarmee het begrip bruikbaar?
- Helemaal niet! Behalve dan voor dit speciale doel.
- /// JST Ik geloof dat we hem spelen zullen beschrijven, en we zouden aan die beschrijving kunnen toevoegen: “dat, en soortgelijke dingen, noem je “spelen”. ” en weten we zelf dan meer?
- 048 070 Is het begrip “spel” /// JST onbegrensd?
- Wanneer ik de beschrijving geeft “de bodem was helemaal met planten bedekt”, wil je zeggen dat ik niet weet waarover hij praat, voordat ik een definitie van een plant kan geven? Een verklaring van wat ik bedoel zal een tekening kunnen zijn en de woorden: “zo ongeveer zag de bodem eruit “. Misschien zeg ik ook wel: “precies zo zag hij eruit ” – dus daar waren precies deze grassprieten en bladeren, precies op deze manier? Nee, dat betekent het niet. En ik zou geen enkele afbeelding, in die zin, als nauwkeurig aanvaarden.
- 048 071 Je kunt zeggen dat het begrip “spel” een begrip zonder duidelijke randen is
- **** /// JST Frege vergelijkt
- Het geven van voorbeelden is hier niet een indirecte middel ter verklaring, – bij gebrek aan beter. Immers, elke algemene verklaring kan ook verkeerd begrepen worden. Zo spelen we nu eenmaal het spel
ik zie ik zie wat jij niet ziet
- 049 072 Het gemeenschappelijk zien.
- Veronderstel dat ik iemand verscheidene veelkleurige plaatjes laat zien en zeg: “de kleur die je in alle afbeeldingen ziet, heet oker”. dat is een verklaring die begrepen wordt doordat de ander gaat zoeken en ziet wat die afbeeldingen gemeen hebben. Hij kan dan naar het gemeenschappelijke kijken, het aanwijzen.
- 049 073 /// JST Zouden er ook “algemene” staaltjes kunnen bestaan van bijvoorbeeld de kleur “groen“? Of een schema van een blad ( A3 – A4 – A5 )?
- Zeker! – Maar, het feit dat dit schema als schema wordt opgevat en niet als de vorm van een bepaald blad, en het feit dat een zuivere groen paneeltje als staaltje van alles wat groenachtig is wordt opgevat, en niet als een staaltje van zuivel groen – dat ligt weer in de wijze van gebruik van dat staaltje.
- 050 074 Hier hoort ook de gedachte dat degene die dit blad als staaltje van “de bladvorm in het algemeen” bekijkt, het anders ziet dan degene die het bijvoorbeeld als staaltje van deze bepaalde vorm beschouwt.
- 050 075 /// JST Wat wil dat zeggen: ### weten wat een spel is?
- Wat wil dat zeggen, het weten en het niet kunnen zeggen?
- Is dit weten een of ander equivalent van een uitgesproken definitie? zodat ik haar, als ze werd uitgesproken, als de uitdrukking van mijn weten zou kunnen erkennen?
- Is mijn weten, mijn begrip van het spel, niet geheel uitgedrukt in de verklaringen die ik zou kunnen geven?
- In het feit namelijk dat ik voorbeelden van verschillende soorten spelen beschrijf; laat zien hoe je analoge daaraan op alle manieren andere spelen kunt construeren; zeg dat ik dat en dat toch nauwelijks meer een spel zou noemen; en dergelijke dingen meer
grens
- 050 076 Als iemand een scherpe grens zou trekken, zou ik haar niet kunnen erkennen als de grens die ik ook altijd al wilde trekken of ik in mijn geest getrokken heb.
- Want ik wilde helemaal geen grens trekken.
- Je kunt dan zeggen: zijn begrip is niet hetzelfde als het mijne, maar ermee verwant.
- En de verwantschap is die van twee afbeeldingen waarvan de een uit onscherp begrensde kleurvlekken bestaat, de ander uit soortgelijk gevormde en verdeelde, maar scherp begrensde kleur vlekken.
- De verwantschap is dan even onloochenbaar als het verschil.
- 051 077 En wanneer we deze vergelijking nog iets verder doorvoeren, is het duidelijk dat de mate waarin de scherpe afbeelding op de onduidelijke kan lijken, afhangt van de mate waarin de tweede onscherp is . . .
- Want stel je voor dat je bij een onduidelijke afbeeldingen een daarmee “corresponderende “scherpe afbeelding moet schetsen. …. zou ik bij de onscherpe driehoek net zo goed een rechthoek of een cirkel kunnen tekenen? Wat is dus de grens?
- Vraag je bij dit probleem altijd af: hoe hebben we eigenlijk de betekenis van dit woord (“goed “bijvoorbeeld) geleerd?
- 051 078 Weten en zeggen:
- hoeveel meter hoog de Mont Blanc is
- hoe het woord “spel “wordt gebruikt
- hoe een klarinet klinkt
- Wie zich erover verbaasd dat iets kunt weten en niet zeggen, denkt misschien aan een geval als het eerste. Zeker niet aan een geval als het derde.
- 051 079 Beschouw dit voorbeeld: “Mozes heeft niet bestaan”
- Het kan verschillende dingen betekenen:
- de Israëlieten hebben niet één leider gehad, toen ze uit Egypte trokken
- hun leider heette niet Mozes
- er heeft geen mens bestaan die al datgene volbracht heeft wat de bijbel over Mozes wordt verteld
- et cetera
- Volgens Russell kunnen we zeggen: de naam “Mozes” kan door verschillende beschrijvingen worden gedefinieerd
- Bijvoorbeeld als:
- de man die de Israëlieten door de woestijn heeft geleid
- de man die in die tijd en op die plaats heeft geleefd en toen “Mozes “werd genoemd
- de man die als kind door de dochter van de farao uit de Nijl werd gehaald
- Bijvoorbeeld als:
- En al naar gelang bij de ene of de andere definitie hanteren krijgt de zin “Mozes heeft bestaan “een andere betekenis
- Maar als ik een uitspraak over Mozes doe, wat maakt dan dat deze zin “Mozes heeft niet bestaan” onderbouwd wordt met een van de bovenstaande zinnen? Heeft de naam “Mozes “voor mij dus alvast een ondubbelzinnig bepaald gebruik in alle mogelijke gevallen?
- En dat kun je zo uitdrukken: ik gebruik de naam “X” zonder vaste betekenis. Maar dat is net zomin een nadeel bij zijn gebruik, als bij een tafel die op vier poten steunt oma in plaats van op drie, en die daardoor af en toe wiebelt ….
- En moet je zeggen dat ik een woord gebruik waarvan ik de betekenis niet kent, dat ik dus onzin praat?
- Het wisselvallige van wetenschappelijke definities: wat vandaag op grond van ervaring geldt als begeleidend verschijnsel van het fenomeen X, wordt morgen voor de definitie van Y gebruikt
- Het kan verschillende dingen betekenen:
13-02-2019 Ergo: er is dus geen eenduidige betekenis / definitie van een zin te geven …
- 053 080 “Daar staat een stoel”.
- Als ik hem wil oppakken, en ik zie hem plotseling niet meer, wat dan?
- Het was dus geen stoel, maar een of andere illusie.
- Maar na een paar seconden zien we hem weer en kunnen hem aanraken, et cetera.
- De stoel was er dus toch en zijn verdwijning was een andere illusie.
- Maar veronderstel dat hij na enige tijd weer verdwijnt, of lijkt te verdwijnen. Wat moeten we nu zeggen?
- Heb je voor zulke gevallen regels bij de hand? Mag je deze stoel nog stoel noemen?
- 053 081 In de filosofie vergelijken we vaak het gebruik van woorden met [EXPAND spelen]In de filosofie vergelijken we het gebruik van de woorden vaak met spelen. Maar we kunnen niet zeggen dat wie de taal gebruikt zo’n spel moet spelen. wie nu echter zegt dat de uitdrukkingsvormen in onze taal deze regels slechts benaderen, staat daarmee direct aan de rand van een misverstand. Want zo kan het lijken alsof in de logica over een ideale taal spreken. Alsof onze logica als het ware een logica voor het luchtledige was. Terwijl de logica toch niet over de taal – respectievelijk over denken – gaat zoals de natuurwetenschap over een natuurverschijnsel, en men toch hoogtes kan zeggen dat de ideale talen construeren. Maar het woord “ideaal “zou je misleidend zijn, want dat klinkt alsof deze talen beter, volmaakter zijn dan onze omgangstaal; en net alsof er een mogelijk dus nodig is om de mensen nu eindelijk eens laten zien hoe een correcte zin eruit ziet. Dit alles kan echter pas in het juiste licht gezien worden als men omtrent de begrippen begrijpen, bedoelen en denken meer duidelijkheid heeft gekregen. Want dan zal ook duidelijk worden wat ons ertoe kan verleiden (en mij ertoe heeft geleid) te denken dat wie een zin uitspreekt en hem bedoeld, of begrijpt, daarmee een berekening bedrijft volgens bepaalde regels.[/EXPAND].
- 054 082 /// JST Wat versta ik onder “de regel volgens welke hij te werk gaat? ”
- .
- De hypothese die zijn door ons waargenomen gebruik van de woorden op bevredigende wijze beschrijft?
- of
- De regel die hij bij het gebruik van de tekens opzoekt?
- of
- De regel welke hij ons als antwoord geeft als we hem vragen wat voor regel hij volgt?
- .
- .
- 054 083 Regels kunnen ook tijdens het spel veranderen….
- 054 084 /// JST Ik zei van de toepassing van een woord: die is niet overal door regels begrensd. Maar hoe ziet nu een spel eruit dat overal door regels is begrensd? Waarvan de regels geen twijfel laten binnendringen; alle gaten dicht stoppen. Kunnen we ons geen regel indenken die de toepassing van van een regel regelt? En twijfel die door die regel wordt weggenomen – enzovoort?
- 055 085 Een regel staat opgesteld als een [EXPAND wegwijzer]
- Laat hij geen twijfel open over de weg die ik moet gaan?
- Geeft hij aan in welke richting ik moet gaan als ik hem voorbij ben; de weg volgen, of het karrenspoor, of dwars door het veld?
- Maar waar staat hoe ik die wijze moet volgen; in de richting van de hand, of (bijvoorbeeld) de andere kant op?
- En wanneer is er in plaats van een wegwijzer een gesloten keten van wegwijzers stond,? Of krijtstrepen op de vloer?
- kortom: Is er daardoor maar één interpretatie mogelijk?
- [/EXPAND]
- 055 086 Een taalspel zoals het bouwen met bouwelementen ( blokken, pilaren, platen en balken : zie opmerking 002) wordt met behulp van een tabel gespeeld.
- Maar hoe moet je zo’n tabel lezen? (een soort wegwijzer)
.
- 056 087 Veronderstel dat ik het volgende (zie ook opmerking 79) verklaar :
- “Onder “Mozes” versta ik de man, gesteld dat zo iemand bestaan heeft, die de Israëlieten uit Egypte heeft weggevoerd, hoe hij toentertijd ook geheten mag hebben en ongeacht wat hij verder nog gedaan of niet gedaan mag hebben”
- Over de woorden in deze verklaring is twijfel mogelijk. Egypte? Israëlieten? toentertijd et cetera
- Je zou kunnen zeggen: een verklaring dient om een misverstand uit de weg te ruimen of te voorkomen – deze misverstand dat zonder die verklaring zou optreden; maar niet: elk misverstand dat ik me maar kan voorstellen
- De wegwijzer is – wanneer hij onder normale omstandigheden, aan zijn doel beantwoordt
- 056 088 /// JST Wat is een “exacte verklaring“?
- Als voorbeeld: “Ga ongeveer hier staan!“
- “Inexact” betekent hier niet “onbruikbaar“
- Een voorbeeld: Ik moet om 14:00 uur bij Els zijn. Voldoet 14:02 dan ook? Of 14:06?
- “Inexact“, dat is eigenlijk een verwijt, en “exact” een goedkeuring. en dat wil toch zeggen: wat een exact is bereikt zijn doel niet zo volkomen als dat wat exact is. Dan komt het er dus op aan dat wat wij “het doel “noemen. Is het in exact wanneer ik de afstand tot de zon niet op een 1 meter nauwkeurig aangeeft; en de meubelmaker de breedte van de tafel niet opgeeft tot op 0,001 mm?
- Er is niet één ideaal van nauwkeurigheid vastgelegd; we weten niet wat we ons daaronder moeten voorstellen – tenzij je zelf vaststelt wat zogenoemd moet worden. Maar het zal je nog lelijk tegenvallen zo’n bepaling vast te stellen; een die je bevredigt.
- 057 089 Met deze overwegingen zijn op een punt aangeland waar zich het probleem bevindt:
- .
- /// JST In hoeverre is de logica iets subliems?
- .
- Want het leek of haar een bijzondere diepte toekomt – een algemene betekenis.
- De logica ligt, zo leek het, aan alle wetenschappen ten grondslag.
- De logische beschouwingen immers onderzoekt het wezen van alle dingen.
- Ze wil tot op de bodem der dingen zien, en hoeft zich niet te bekommeren om het zus en zo van wat er werkelijk gebeurt.
- Zij komt niet voort uit belangstelling voor de feiten van natuurlijke processen, noch uit een behoefte om causale verbanden te leggen, maar uit te streven het fundament, of het wezen, te begrijpen van alles wat ervaring kan worden.
- Niet dat we daarvoor nieuwe feiten moeten opsporen: eerder is het voor ons onderzoek wezenlijk dat hij er niets nieuws mee willen leren.
- We willen niets begrijpen wat al duidelijk zichtbaar voor onze ogen ligt.
- Want dat schijnen we op een of andere manier niet begrijpen
- Augustinus : belijdenissen boek 11 / 14
- Wat is tijd? Als niemand het mij vraagt weet ik het; Wanneer ik het iemand, op zijn vraag, zou willen uitleggen weet ik het niet.
- Dat wat je weet wanneer niemand je ernaar vraagt, maar niet meer weet wanneer je het wil uitleggen, is iets waarop je je moet bezinnen.
- .
- 058 090 /// JST We voelen ons alsof we verschijnselen moesten doorgronden: ons onderzoek echter richt zich niet op verschijnselen, maar, zou je kunnen zeggen, op de “mogelijkheden” van verschijnselen.
- Onze beschouwing is daarom grammaticaal van aard
- 058 091 Nu kan het er echter op gaan lijken alsof er zoiets als een laatste analyse van onze taalvormen zou bestaan; één volkomen ontleedde vorm van de uitdrukking dus.
- 059 092 Dit komt tot uitdrukking in de vraag naar het wezen van de taal, van de zin, van het denken
- Het wezen is verborgen voor ons: dat is de vorm die ons probleem nu aanneemt.
- We vragen: “wat is de taal?”, “Wat is een zin?”
- En het antwoord op deze vragen moet eens en voor altijd gegeven worden; en onafhankelijk van iedere toekomstige ervaring.
- Het wezen is verborgen voor ons: dat is de vorm die ons probleem nu aanneemt.
- 059 093 “Een zin , een merkwaardig ding!”
- Door een misverstand komt het ons voor alsof een zin iets eigenaardigs doet
- 059 094 Want dat het ongewone dingen gaat, dat in te zien, wordt ons op allerlei manieren verhinderd door onze uitdrukkingsvormen, doordat ze ons hersenschimmen laten najagen
- 059 095 /// JST Denken moet iets unieks zijn . De paradox : “je kunt denken wat niet het geval is” ….
- 060 096 /// JST Bij de bijzondere illusie die hier bedoeld wordt sluiten zich, van verschillende zijden, andere aan. Het denken, de taal, lijkt ons nu het unieke correlatie, afbeelding, van de wereld. De begrippen: zien, taal, denken, wereld, staan in een rij achter elkaar, elk equivalent aan de andere. (Maar waar zijn deze woorden nu voor te gebruiken? Het taalspel waarin ze toegepast moeten worden ontbreekt.)
- 060 097 /// JST Het denken is door een aureool omgeven
- Het wezen ervan, de logica, geeft een ordening weer, en wel de a priori ordening van de wereld, dat wil zeggen de ordening van de mogelijkheden die wereld en denken we gemeen moeten hebben.
- Maar deze ordening, lijkt het, moet zeer eenvoudig zijn. ze staat voor alle ervaring; moet de gehele ervaring doortrekken; aan haarzelf mag niet de soepelheid of onzekerheid van de ervaring te leven
- Ze moet veeleer van het zuiverste kristal zijn. Dit kristal lijkt echter geen abstractie; maar juist iets concreets, ja het concrete als het ware hardste. ( zie tractatus 5.5563)
- We verkeren in de illusie dat het bijzondere, dieper, het voor onze wezenlijke van onze onderzoeking ligt in het feit dat ze het onvergelijkbare wezen van de taal tracht te begrijpen. Dat wil zeggen, de ordening die tussen de begrippen zien, woord, concluderen, de waarheid, de ervaring, enzovoort bestaat. Terwijl de woorden “taal”, “ervaring”, “wereld”, als een gebruik hebben, toch een even medegebruik moeten hebben als de woorden “tafel”, “lamp”, “deur”
- @@@ Deze ordening is een meta-ordening tussen taal en werkelijkheid
- 060 098 /// JST Streven we een ideaal na, is onze taal “in orde”?
- Enerzijds is het duidelijk dat elke zin in onze taal “in orde is, zoals hij is “
- Anderzijds lijken duidelijk: waar zin is, moet volmaakte ordening zijn -> Dus moet die volmaakte ordening ook in de vaagste zinnen zitten
- 060 099 /// JST De zin van een zin
- “Ik heb de man veilig opgesloten in de kamer – er is maar één deur open gebleven”
- Dan heb ik hem juist helemaal niet opgesloten. Het lijkt maar of hij opgesloten is. Je zou geneigd zijn hier te zeggen: “dan heb je dus helemaal niets gedaan”. Een omgrenzing met een gat erin is zo goed als helemaal geen omgrenzing. Maar is dat wel waar?
17-02-19 Kennelijk bestaat er dan geen volmaakte zin…
- 061 100 Een spel is geen volmaakt spel…
- 061 101 Vaagheid in de logica is onbestaanbaar. We leven in de overtuiging dat het ideaal zich in de realiteit “moet” bevinden. Terwijl men nog niet ziet hoe het zich daarin bevindt, en niet het wezen van dit “moeten” begrijpt. We geloven: het moet in de realiteit schuilen, want we geloven het er al te zien.
- 061 103 /// JST Het ideaal, in onze gedachten, zit muurvast.
- Het idee zit als het ware als een bril op onze neus, en wat we bekijken, zien we door die bril.
- We komen helemaal niet op de gedachte hem af te zetten ….
- 062 105 Wanneer we geloven die ordening, het ideaal, in de werkelijke taal te moeten vinden, worden we ontevreden met wat in het dagelijkse leven “zin”, “woord”, “teken”, wordt genoemd.
- 062 108 We zien in dat wat we “zin”, “taal”, noemen, niet de formele eenheid is die ik mij voorstelde, maar de familie van onderling meer of minder verwante structuren.
- Maar hoe zit het dan met de logica? verdwijnt ze dan niet helemaal?
- Echter: de vraag “Wat is eigenlijk een woord?” is analoog met “Wat is een schaakstuk?”
- 063 109 Het was juist dat onze beschouwingen geen wetenschappelijke beschouwingen mochten zijn./
- De pneumatische opvatting van het denken.
- Alle verklaring moet terzijde geschoven worden, en alleen beschrijving ervoor in de plaats komen
- /// JST De filosofie is een strijd tegen de beheksing van ons verstand door de middelen van onze taal
- 063 110 “De taal (of het denken) is iets unieks”.
- dat blijkt een bijgeloof te zijn (geen vergissing!), Zelf opgewekt door grammaticale zinsbegoocheling. en op deze zinsbegoocheling, op de problemen, berust het pathos
- 064 114 /// JST (Tractatus 4.5 bladzijde 28): “De algemene vorm van een zin is: het zit zo en zo ”
- Dat is het soort zin dat je ontelbare malen voor jezelf herhaald. Je gelooft telkens weer de natuur na te trekken, en je volgt alleen de vorm waardoor we haar beschouwen.
- 064 116 Wanneer filosofen een woord gebruiken
- — “weten”, “zijn”, “voorwerp”, “ik”, “zien”, “naam” —
- en het wezen van de dingen proberen te vatten, moet je je altijd afvragen:
- wordt het woord in de taal, waar het thuishoort, ooit daadwerkelijk zo gebruikt?
- 065 119 De resultaten van de filosofie zijn de ontdekking van allerlei doodgewone onzin en de builen, die het verstand heeft opgelopen bij het opboksen tegen de grenzen van de taal. Zij, de builen, doen ons de waarde van die ontdekking inzien.
- 065 120 Men zegt: het komt niet op het woord aan, maar op zijn betekenis.
- 065 121 Je zou kunnen denken: als de filosofie over het gebruik van het woord “filosofie “spreekt, moet er een filosofie van de tweede graad zijn. Maar dat is gewoon niet zo.
- 065 122 Het begrip “overzichtelijke weergave” is voor ons van fundamenteel belang. Het kenmerkt onze vorm van weergave, de manier waarop we de dingen zie. (Is dit een “wereldbeschouwing”?)
- 066 123 Een filosofisch probleem heeft de vorm: “ik weet de weg niet “
- 066 125 Het fundamentele feit is hier:
- Dat we regels, een techniek, voor een spel vastleggen, en dat het dan, wanneer we de regels volgen, niet zo gaat als we veronderstelden. Dat we als het ware in onze eigen regels verstrikt raken
- Dit verstrikt raken in onze regels is wat wij willen begrijpen, dat wil zeggen overzien
- Het werpt licht op ons begrip “bedoelen“. Want het loopt in die gevallen dus anders dan dat we het bedoeld, voorzien hadden. We zeggen dan ook, wanneer zich bijvoorbeeld een tegenstrijdigheid voordoet:
- “Zo heb ik het niet bedoeld”
- De maatschappelijke status van de tegenstrijdigheid, of haar status in het maatschappelijke leven: dat is het filosofische probleem
- 066 126 Het enige dat de filosofie doet
- is alles voor ons neerzetten, ze geeft geen verklaringen en trek geen conclusies
- Aangezien alles open en bloot voor ons ligt valt er ook niet te verklaren. Op wat verborgen is interesseert ons niet. “Filosofie” zou je ook dat kunnen noemen wat mogelijk is voor alle nieuwe ontdekkingen en uitvindingen.
- 067 127 Het werk van de filosoof is het bijeen brengen van herinneringen met een bepaald doel
- 067 128 Zou je in de filosofie stellingen willen willen opstellen, dan zou het daarover nooit tot een discussie kunnen komen, omdat iedereen het erover eens zou zijn
- 067 129 De aspecten van de dingen die voor ons het belangrijkst zijn blijven ons door hun eenvoud en alledaagsheid verborgen. (Je merkt het niet op, omdat je het altijd voor ogen hebt)
- 067 130 /// JST Taalspelen dienen als vergelijkingsobjecten
- 067 132 Wij willen in onze kennis van het gebruik van de taal een ordening creëren: een ordening met een bepaald doel; een uit vele mogelijke ordeningen; niet dé ordening
- 068 133 Er is niet één methode van de filosofie, maar wel zijn er methoden, “verschillende therapieën” als het ware.
- 068 134 Beschouwen we de zin “het zit zo en zo“:
- Het is in de eerste plaats een zin met een onderwerp en een gezegde
- Deze zin heeft ook een zinsschema, maar dat alleen omdat hij de bouw van een Nederlandse zin heeft.
- Alternatieven zijn:
- Dat en dat is het geval
- Zo en zo liggen de zaken
- Ergo : /// JST Het zinsschema is maar één kenmerk van een zin …
- 069 135 Maar hebben we dan geen idee wat een zin is, wat we onder “zin” verstaan? -> Toch wel: net zoals we ook een idee hebben van wat we onder “spel” verstaan
- 069 136 Een zin kan waar of onwaar zijn. We noemen iets een zin als we er in onze taal de calculus van waarheidsfuncties op toepassen.
- Maar dat is een slecht beeld: want een zin is ook een zin als in een spel . . . .
- Wat een zin is, is
- in één opzicht bepaald door de regels voor de zinsbouw ( van de Nederlandse taal bijvoorbeeld)
- in een ander opzicht bepaald door het gebruik van het teken in het taalspel
woord
- 070 138 /// JST Maar kan de betekenis van een woord dat ik begrijp dan niet passen bij de zin(geving) van een zin(sregel) die ik begrijp? Of de betekenis van een woord bij de betekenis van een ander woord?
- Natuurlijk, als de betekenis het gebruik is dat we van een woord maken, heeft het geen zin van een dergelijk passend te spreken.
- Maar nu begrijpen we de betekenis van een woord wanneer we het horen of uitspreken;
- we vatten het net in één klap;
- en wat we zo vatten is toch iets anders dan het “gebruik” dat zich in de tijd uitstrekt!
- 070 139 /// JST Kan mij het hele gebruik van een woord voor de geest staan, als ik het zo begrijp?
- Moet ik weten of ik een woord begrijp? Gebeurt het ook niet dat ik bijvoorbeeld een woord te begrijpen (zoals ik me kan verbeelden een berekeningswijze te begrijpen) en ik menu realiseer dat ik het niet heb begrepen?
- Als voorbeeld geeft Wittgenstein hier het woord “kubus“:
- Veronderstel dat je bij het horen van het woord “kubus” een beeld voor de geest komt.
- “—54—” :
- A
- “Ik geloof dat het juiste woord in dit geval …. is”.
- Toont dat niet dat de betekenis van een woord een iets is, dat ons voor de geest staat, en als het ware precies het beeld is wat we hier willen gebruiken?
- Denk je in dat ik zou kiezen tussen de woorden “statig”, “waardig”, “trots”, “eerbiedwaardig”; is het niet net alsof ik uit de tekeningen in een portfolio koos?
- – Nee; uit het feit dat je van een treffend woord spreekt blijkt nog niet het bestaan van een iets, dat et cetera.
- Je bent eerder geneigd van dat beeldachtige iets te spreken, omdat je een woord als treffend kunt ervaren; je tussen woorden vaak als tussen gelijk soorten te, maar toch niet identieke beelden kiest; omdat je beelden vaak in plaats van woorden, of ter illustratie van woorden gebruikt; et cetera
- “Ik geloof dat het juiste woord in dit geval …. is”.
- B
- Ik zie een plaatje: het stelt een oude man voor, die steunend op een stok een steile weg oploopt.
- En hoe zit dat?
- Kon het er niet ook zo uitzien als hij in die houding over de straat omlaag gleed?
- Een Mars bewoner zou dat plaatje misschien zo beschrijven.
- Ik hoef niet uit te leggen waarom wij het niet zo beschrijven
- En hoe zit dat?
- Ik zie een plaatje: het stelt een oude man voor, die steunend op een stok een steile weg oploopt.
- A
- 072 140 Het wezenlijk is nu dat we zien dat ons hetzelfde voor de geest kan staan bij het horen van een woord, en dat de toepassing ervan toch een andere kan zijn. En heeft het dan beide keren dezelfde betekenis? Ik geloof dat we dat zouden ontkennen.
- 072 141 Kunnen beeld en toepassing (de projectie methode) met elkaar in botsing komen?
- Wittgenstein : je hebt hier normale en abnormale gevallen
- 073 142 Alleen in normale gevallen is het gebruik van de woorden helder omschreven;
- We weten, twijfelen niet, wat in dit of dat geval moeten zeggen.
- Hoe abnormaal het geval, des te twijfelachtiger wordt het wat we in zo’n geval moeten zeggen.
Begrijpen
- 073 143 Laten we nu eens een taalspel van getalreeksen bekijken:
- B moet op bevel van A reeksen tekens opschrijven overeenkomstig een bepaalde regel, die de vorm van de regels bepaalt
- Wat we ter verklaring van de betekenis, ik bedoel het belang, van het begrip moeten zeggen zijn dikwijls natuur feiten van buitengewoon algemene aard. Feiten die door hun grote algemeenheid vrijwel nooit genoemd worden
- We houden de hand van de leerling vast bij het overschrijven van de reeks 0 tot 9; dan is er de mogelijkheid dat hij ons begrepen heeft.
- En hier kunnen we ons bijvoorbeeld indenken dat hij nu weliswaar zelfstandig cijfers kopieert, maar niet in de goede volgorde, hij kopieert willekeurig nu eens dit, dan weer dat. En dan houdt daar het begrip op.
- Of hij maakt fouten in de volgorde van de reeks
- Of hij maakt een systematische fout, hij schrijft bijvoorbeeld steeds alleen het tweede getal over;
- Of hij kopieert de reeks willekeurig . . .
- Hier komen we bijna in de verleiding te zeggen dat hij ons verkeerd heeft begrepen
- Maar let wel: er bestaat geen scherpe grens tussen een willekeurige en een systematische fout.
- B moet op bevel van A reeksen tekens opschrijven overeenkomstig een bepaalde regel, die de vorm van de regels bepaalt
- 074 144 Wat bedoel ik eigenlijk, als ik zich “je kan er een einde komen aan het leervermogen van de leerling “?
- 074 145 Je bent nooit zeker dat dit taalspel door de leerling correct wordt gespeeld: Het is duidelijk: je kunt je geen begrenzing aangeven.
- 075 146 Het systeem doorhebben (of ook: begrijpen) kan niet inhouden dat je de reeks tot dit of tot dat getal voortzet; dat is slechts de toepassing van je begrip. Het begrijpen zelf is een toestand, waaruit het correcte gebruik voortvloeit.
- 076 148 Maar wat houdt deze kennis in?
- Laat ik de vraag zo stellen:
- Wanneer ken je die toepassing? Altijd? Dag en nacht?
- Of alleen als je juist aan de regels denkt?
- Dat wil zeggen:
- ken je de toepassing zoals je ook het abc en de tafels van vermenigvuldiging kent;
- of noem je “kennis” een bewustzijnstoestand of een proces – een soort aan iets denken, of iets dergelijks?
- Laat ik de vraag zo stellen:
- 076 150 De grammatica van het woord “weten” is blijkbaar nauw verwant met de grammatica van de woorden “kunnen“, “in staat zijn“. Maar ook nauw verwant met die van het woord “begrijpen“.
begrijpen 2
-
- ** 59 ** “Een woord begrijpen“, een toestand. Maar een mentale toestand?
- Droefheid, opwinding, pijn, noemen we een mentale toestanden.
- Doe de volgende grammaticale observaties: we zeggen
- Hij was de hele dag bedroefd
- Hij verkeerde de hele dag in grote opwinding
- Hij heeft sinds gisteren onafgebroken pijn
- We zeggen ook “Sinds gisteren begrijp ik dat woord”. Maar “onafgebroken “?
- Ja, je kunt spreken van een onderbreking in het begrijpen. Maar in welke gevallen?
- Vergelijk:
- “Wanneer is je pijn minder geworden?” en
- “Wanneer ben je opgehouden dat woord te begrijpen?”
- 077 151 Nu bestaat echter ook dit gebruik van het woord”weten“: we zeggen “nu weet ik het! ” – En net zo”nu kan ik het!” en “Nu begrijp ik het! ” !X
- Voorbeeld van een getallenreeks met een wetmatigheid: 1 5 9 11 19 29 ….
- steeds met 4 6 8 10 ertussen …
- 077 152 Maar zijn de hierboven processen die ik hierboven beschreven heb nu het begrijpen?
- “B begrijpt het systeem van de reeks” betekent toch niet gewoon: “B schiet deze formule a = a + 1 binnen!” Want het is heel goed denkbaar dat de formule hem te binnen schiet en dat hij het toch niet begrijpt.
- “Hij begrijpt” moeten meer inhouden dan: “de formule schiet hem te binnen”. En evengoed ook meer dan een van die min of meer karakteristieke begeleidende processen, of uitingen, van het begrijpen.
- 077 153 We proberen nu het mentale proces van het begrijpen te vatten, dat zich, lijkt het, achter die grovere en daarom in het oog springende begeleidende verschijnselen verstopt. Maar dat lukt niet.
- 078 154 Maar wacht! – als “nu begrijp ik het systeem” niet hetzelfde zegt als “de formule . . . schiet me te binnen“, volgt daar dan uit dat ik de zin “nu begrijp ik ” of “nu kan ik verder gaan”, als beschrijving van een proces gebruik, dat zich achter of naast dat van de uitspraken van de formule voltrekt?
- Als er iets “achter het uitspreken van de formule” moet staan, zijn de bepaalde omstandigheden die mij het recht geven te zeggen dat ik verder kan gaan,-als de formule me te binnen schiet
- /// JST In die zin waarin er processen (ook mentale processen) bestaan, die voor het begrijpen karakteristiek zijn, is het begrijpen geen mentaal proces
- 078 155 Begrijpen is nu zeggen dat hij het begrijpt, dat hij weet hoe het verder gaat, zijn de omstandigheden waaronder hij zo’n beleving had
lezen
- 078 156 Het woord “lezen“.
- Lezen is hier:
- de bezigheid van het in klanken omzetten van wat geschreven afgedrukt is
- een dictaat maken
- een gedrukte tekst overschrijven
- noten spelen
- et cetera
- Wikipedia: Lezen of lexicale verwerking is het opnemen en verwerken van geschreven of gedrukte woorden. Bij lezen moeten zowel individuele woorden als het zinsverband worden begrepen.
- blz 80
-
- Wat bij de geoefende lezer en wat bij de beginner gebeurt wanneer ze het woord uitspreken, kan niet hetzelfde zijn
-
- Lezen is hier:
lezen (leesmachines)
- 080 157 Overdenk het volgende:
- “Mensen, of andere wezens, worden door ons als leesmachines gebruikt / afgericht.”
- /// JST Wanneer begint iemand daadwerkelijk te lezen?
- Na enige tijd zegt de leraar: nu kan hij lezen! ” – Maar hoe zat dat met het dat eerste woord? Moet de leraar zeggen: “ik heb me vergist, hij heeft het toch gelezen “- of: “hij begon later pas echt te lezen? Wanneer begon hij te lezen? Wat is het eerste woord dat hij heeft gelezen? deze vraag is hier zinloos. Tenzij we de volgende definitie van lezen gaven:
- “Het eerste woord dat iemand leest, is het eerste woord van de eerste reeks van 50 woorden die hij correct leest “(of iets dergelijks)
- Gebruiken we “lezen” daarentegen voor bepaalde beleving van de overgang van teken na gesproken plank, dan heeft het wel zin van een eerste woord te spreken dat hij werkelijk heeft gelezen. Hij kan dan bijvoorbeeld zeggen: “bij deze woorden had ik voor het eerst het gevoel “nu lees ik” “
- Na enige tijd zegt de leraar: nu kan hij lezen! ” – Maar hoe zat dat met het dat eerste woord? Moet de leraar zeggen: “ik heb me vergist, hij heeft het toch gelezen “- of: “hij begon later pas echt te lezen? Wanneer begon hij te lezen? Wat is het eerste woord dat hij heeft gelezen? deze vraag is hier zinloos. Tenzij we de volgende definitie van lezen gaven:
- 081 158 Maar ligt dat niet alleen aan onze te geringe kennis van de processen in de hersenen en in het zenuwstelsel?
- 082 160 Wat als je iemand een tekst voor laat lezen die zij nog nooit eerder heeft gezien?
- 083 162 Laten we deze definitie eens proberen: iemand leest wanneer hij de reproductie van het origineel afgeleidt
-
25-02-2019 Pas dit toe op een vreemde taal, bijvoorbeeld Engels. Ken je dan ELK woord?
-
- 084 165 Lezen is toch een heel speciaal proces . . . . .
- 085 166 Een bepaald teken (bijvoorbeeld ∝ ) heeft een bepaalde klank …
- 086 167 Wat is er nu waar van de bewering dat lezen een heel bepaald proces is?
-
- Bedenk dat het visuele beeld van een woord ons in dezelfde mate vertrouwd is als het auditieve
-
- 087 169 /// JST Woorden hebben invloed op de interpretatie van een begrip . . .
- 087 170 We beelden ons in dat we door middel van een gevoel als het ware een verbindende mechanisme waarnemen tussen het woordbeeld en de klank die we uitspreken
het beleven van . . .
- 088 172 Denk aan de beleving van het geleid worden.
- Een aantal voorbeelden:
- Je bent op een speelplein, geblinddoekt bijvoorbeeld, en je wordt door iemand aan de hand geleid, nu eens naar links, dan weer naar rechts; je moet steeds verdacht zijn op de trekken van zijn hand en er ook voor op je hoede zijn dat je bij een onverwachte haal niet struikelt
- Iemand leidt je aan de hand met geweld ergens heen, waarin hij naartoe wilt
- Je wordt in een dans door een paar begeleid; je maakt je zo ontvankelijk mogelijk, om zijn bedoeling te raden en de lichtste druk te volgen
- Iemand leidt je over een wandelpad; al pratend lopen jullie verder; waar hij gaat, ga jij ook
- Je loopt over een landweg, laat je er door leiden
- Al deze situaties lijken op elkaar; maar wat hebben al de belevingen gemeen?
- Een aantal voorbeelden:
- 089 173 “Maar geleid worden is toch een bepaalde beleving!” Het antwoord daarop is: je denkt nu aan een bepaalde beleving van geleid worden
- Maar nu vraag ik me af: wat doe je?
- Dat is dus de beleving van het geleid worden?
- Nee: dat is het niet: het is iets innerlijkers, wezenlijks
- het is alsof al die min of meer onwezenlijke processen eerst gehuld waren in bepaalde atmosfeer, die nu verplicht, nu ik het nauwkeurig bekijk . . .
- Maar nu vraag ik me af: wat doe je?
- 089 174 Vraag je af hoe je “bedachtzaam” een lijn trekt evenwijdig aan een gegeven lijn, – de andere keer bedachtzaam onder een hoek ermee. Wat is de beleving van bedachtzaamheid?
- 090 176 /// JST De wil is geen verschijnsel. Ik zou willen zeggen dat ik het “omdat” heb ervaren; en toch wil ik geen enkel verschijnsel “beleving van het omdat” noemen
- 091 179 /// JST Zie situatie 151: “Nu weet ik hoe het verder gaat”. Zweeft die zin hem daarbij voor de geest, of is hij bereid hem als verklaring te geven van wat hij bedoelt?
- 092 182 De grammatica van “passen”, “kunnen” en “begrijpen”
- Oefeningen:
- (1) Wanneer zeg je dat een cilinder C in een holle cilinder H past? Alleen zolang C in H zit?
- (2) Men zegt soms: C heeft zo en zo laat opgehouden in H te passen. Met welke criteria bepaalt men in zo’n geval hoe laat het gebeurde?
- (3) Wat beschouwt men als criteria om uit te maken of een lichaam onbepaald tijdstip van gewicht veranderd is, als het op dat moment niet op de weegschaal lag?
- (4) Gisteren kende ik het gedicht van buiten; vandaag ken ik het niet meer. In wat voorgevallen heeft deze vraag zin: “Wanneer ben ik opgehouden het te kennen?”
- (5) Iemand vraagt mij: “kun je dit gewicht optillen? “.
- Ik antwoord ja, nu zegt hij: doe het dan! –
- En ik kan het niet.
- In wat voor omstandigheden zou je deze rechtvaardiging laten gelden:
- “toen ik “Ja” antwoordde, kon ik het, alleen nu kan ik het niet?
- De criteria die wij laten gelden voor “passen”, “kunnen” en “begrijpen”, zijn veel gecompliceerder dan op het eerste gezicht zou kunnen lijken. dat wil zeggen, het spel met deze woorden, hun gebruik in het taalverkeer waarin ze functioneren, is ingewikkelder – de rol van die woorden in onze taal een andere dan we verleid worden, te geloven
- Deze rol is het die we moeten begrijpen om filosofische paradoxen op te lossen. En daar is een definitie daartoe gewoonlijk niet voldoende; en al helemaal niet de constatering dat een woord “ondefinieerbaar” is
- Oefeningen:
- 093 183 Maar hoe zit het nu,
- betekende de zin “nu kan ik doorgaan”
-
- nu is de formule mij te binnen geschoten
- of
- nu kan ik doorgaan, ik bedoel, ik weet de formule?
- kunnen twee zinnen dezelfde zin (als een zingeving) hebben?
-
- betekende de zin “nu kan ik doorgaan”
de reeks "+n" ; 1002 , 1004, 1006 et cetera ( uitwerken: de "Sanne" oplossing )
- 095 188 Hier zou ik allereerst willen zeggen: jou idee was dat dat bedoelen van het bevel op zijn manier al die stappen al gedaan had: je ziel vliegt bij het bedoelen als het ware vooruit en heeft alle stappen al gedaan voordat je lichamelijk bij die of die stap bent aangekomen
- 095 189 Maar zijn de stappen dan niet bepaald door de algebraïsche formule?
- –> In die vraag ligt een fout besloten
- 096 189 /// JST “Formules van een bepaalde soort . . . “
25-03-2019 Het gebruik van een functie: y = x+2 De zin “De formule … Bepaald een getal y” – is dan een uitspraak over de vorm van een formule – en nu moeten we onderscheid maken tussen een zin als deze:
“De formule die ik heb opgeschreven bepaalt y“
of
“Staat daar een formule die y bepaald?“
- 096 190 Je kunt nu zeggen:
-
- “De manier waarop de formule bedoeld is, bepaalt welke stappen er gedaan moeten worden”
- Wat is het criterium dat bepaalt hoe de formule bedoeld is? Onder andere de manier waarop we haar voortdurend gebruiken, de manier waarop ons geleerd is haar te gebruiken.
-
- 096 191 “Het is alsof we het hele gebruik van een woord in één klap kunnen begrijpen”
- 097 192 /// JST Je hebt geen voorbeeld van het overtreffende feit, maar je weet ertoe verleid een overtreffende uitdrukking te gebruiken. (Je zou dat een filosofische superlatief kunnen noemen)
de machine als een bepaalde manier van werken
- 097 193 De machine als symbool van de manier waarop zij werkt: de machine lijkt de manier waarop zij werkt al inzicht te hebben.
- Wat betekent dat?
- Doordat we de machine kennen lijkt al het overige, namelijk de bewegingen die ze zal maken, al helemaal bepaald te zijn
- We gebruiken een machine , of de afbeelding van een machine, als symbool van een bepaalde manier van werken we geven bijvoorbeeld iemand deze afbeelding en we nemen aan dat hij eruit afleidt hoe de beweging van de onderdelen eruit ziet.
- (Zoals iemand het getal kunnen meedelen door te zeggen dat het het vijfentwintigste is in de reeks 1 , 4 , 9 , 16, . . .)
- We zouden kunnen zeggen dat de machine , of de afbeelding ervan, het begin is van een hele reeks afbeeldingen, die we geleerd hebben uit deze afbeelding af te leiden
- Wat betekent dat?
- 098 194 /// JST Wanneer denk je dan: de machine heeft haar mogelijke bewegingen al op een andere mysterieuze manier in zicht? –Nu,wanneer je filosofeert.
- Nu, wanneer je filosofeert.
- En wat verleidt ons dat te denken? De manier waarop we over de machine praten. Zeggen bijvoorbeeld dat de machine deze bewegingsmogelijkheden heeft (bezit);
- we spreken van de perfect starre machine , die zich alleen zo en zo zou kunnen bewegen.
- De bewegingsmogelijkheid, wat is dat?
- En wat verleidt ons dat te denken? De manier waarop we over de machine praten. Zeggen bijvoorbeeld dat de machine deze bewegingsmogelijkheden heeft (bezit);
- De golven gaan weer liggen zodra we ons afvragen: hoe gebruiken we eigenlijk, als we over machine praten, de woorden “mogelijkheid van de beweging?”
- We letten op onze eigen manier van uitdrukken, deze dingen betreffend, begrijpen naar echter niet; we interpreteren haar verkeerd. Wanneer we filosoferen, zijn we net wilden, een primitief volk, dat de manier van uitdrukken van geciviliseerde mensen gehoord, haar verkeerd interpreteert en dan de merkwaardigste conclusies trekt uit die interpretatie.
- Nu, wanneer je filosofeert.
- 099 195 Maar ik bedoel niet dat wat ik nu (bij het begrijpen) doel, het toekomstige gebruik causaal en proefondervindelijk bepaald, dat ik gebruik zelf, op een merkwaardige manier, in een of andere zin aanwezig is”. maar natuurlijk, “in een of andere zin!” Eigenlijk is van wat je zegt alleen de uitdrukking “op een merkwaardige manier” verkeerd.
- De rest is juist; en merkwaardige lijkt de zin alleen als je je er een ander taalspel bij voorstelt dan wat waarin we hem daadwerkelijk gebruiken.
gebruik van een woord
- 099 196 Het onbegrepen gebruik van een woord wordt geïnterpreteerd als uitdrukking van een merkwaardig proces. (Zoals je je de tijd als merkwaardig medium, de ziel als merkwaardig wezen voorstelt)
10-03-2019 We gebruiken woorden, maar we weten niet wat we exact onder bepaalde woorden verstaan. Dat maakt filosoferen zeer moeilijk.
- 099 197 Het is alsof de reële toepassing van het woord in een flits kunnen begrijpen.
- Merkwaardig wordt het als we ertoe gebracht worden te denken dat de toekomstige ontwikkeling op een of andere manier al in de akt van het begrijpen aanwezig moet zijn en toch niet aanwezig is.
- Want we zeggen dat het geen twijfel lijdt dat we dit woord begrijpen, en anderzijds ligt de betekenis ervan in zijn gebruik.
- Het lijdt geen twijfel dat ik nu wil schaken; maar het schaakspel is dit spel door al zijn regels (enzovoort). Weet ik dus niet wat ik wil spelen, voor ik gespeeld heb?
- of liggen alle regels in mijn intentionele akt besloten?
- Is het nu de ervaring die hij leert er op deze intentionele act gewoonlijk dit soort spelen volgt?
- Kan ik er dus toch niet zeker van zijn wat ik van plan was te doen?
- En als dit onzin is, – wat voor superstarre verbinding bestaat tussen de act van het bedoelen en het bedoelde?
- Waar is de verbinding gemaakt tussen de zin van de woorden “laten we een partijtje schaak spelen! ”
- En alle regels van het spel?
- Nu, in het spelregelboekje, in schaaklessen, in de dagelijkse praktijk van het spelen
- 100 198 Maar hoe kan een regel mij leren wat ik op deze plaats moet doen?
- Dus is alles, wat ik ook doe, met de regel te verenigen?
- Laat ik de vraag zo stellen: wat heeft de uitdrukking van de regel – laten we zeggen een wegwijzer – met mijn handelingen van doen? Wat voor verbinding bestaat daartussen? – Nu, bijvoorbeeld deze: ik ben afgericht om op een bepaalde manier te reageren op dit teken, en zo reageer ik nu.
- Dus is alles, wat ik ook doe, met de regel te verenigen?
- 100 199 “Een regel volgen”, een mededeling doen, een bevel geven, een partij schaak spelen zijn gewoontes (gebruiken, instituties)
- Een zin begrijpen wil zeggen een taal begrijpen. Een taal begrijpen wil zeggen, een techniek beheersen
interpreteren - een regel volgen
- 100 200 Het is natuurlijk denkbaar dat bij een volk dat geen spelen kent twee mensen achter een schaakbord gaan zitten en de zetten van een schaakpartij uitvoeren; als wij dit zagen, zouden we zeggen dat ze schaak spelen.
- Maar stel je een schaakpartij voor die volgens bepaalde regels in een reeks van handelingen is vertaald, die we niet gewend zijn met een spel te associëren – bijvoorbeeld het uitstoten van kreten en het stampen met de voeten: zouden we nu nog geneigd zijn te zeggen dat ze een spel spelen; en met welk recht zou je dat kunnen zeggen?
- 101 201 Dit was onze paradox: geen enkele handelswijze kon door een regel bepaald worden gemaakt omdat iedere handelswijze met de regel in overeenstemming kon worden gebracht.
- Het antwoord was: kan iedere handelswijze in overeenstemming met de regel worden gebracht, dan ook ermee in tegenspraak. Daarom zouden we hier noch met overeenstemming, noch met tegenspraak te maken hebben.
- Onder “interpreteren” zou je echter alleen maar moeten verstaan: de ene uitdrukking van de regel door een andere vervangen
- 101 202 Daarom is “een regel volgen” een praktijk. En een regel denken te volgen is niet hetzelfde als: een regel volgen. En daarom is het niet mogelijk een regel “privé” te volgen, omdat dan geloven een regel te volgen hetzelfde zal zijn als een regel volgen
- 101 203 De taal is een labyrint van wegen.
- 102 206 Een regel volgen is analoog aan: een bevel opvolgen
- /// JST Denk je in dat je als onderzoeker in een onbekend land komt waar een jou volstrekt vreemde taal gesproken wordt. Onder welke omstandigheden zou je zeggen dat de mensen daar bevelen geven, bevelen begrijpen, opvolgen, zich tegen bevelen verzetten, enzovoort?
- De handelswijze die de mensen gemeen hebben is het referentiesysteem met behulp van van wij een onbekende taal interpreteren
-
Denk aan de Braziliaanse jongen in de kibboets die alleen maar Spaans sprak. Eerst had hij zijn handen en voeten nodig bij taal en communicatie. In een half jaar leerde hij (noodgedwongen) Hebreeuws om te communiceren.
-
- Er is te weinig regelmaat om van een “taal” te spreken
- 102 208 Definieer ik “bevel” en “regel” met behulp van regelmaat?
- Hoe leer ik dan iemand begrippen die hij nog niet heeft?
- Iemand die, laten we zeggen, alleen Frans spreekt, zal ik die woorden verklaren aan de hand van de daarmee corresponderende Franse woorden
- Maar wanneer iemand die begrippen nog niet heeft, zal het hem de woorden leren gebruiken met behulp van voorbeelden en door hem te laten oefenen – en daarmee deel ik hem niet minder mee dan ikzelf weet
- In deze lessen zal ik hem dus dezelfde kleur laten zien, dezelfde afstanden en dezelfde figuren, en zal ik hem laten vinden en laten maken, et cetera. Ik zal bijvoorbeeld leren hoe hij een reeks patronen op bevel “gelijkmatig “voort moet zetten
- Hoe leer ik dan iemand begrippen die hij nog niet heeft?
- 103 209 Maar reikt ons begrip dan niet verder dan alle voorbeelden?
- /// JST Is het te vergelijken met wanneer ik dat wat niet begrensd is, interpreteer als een lengte die voorbij iedere lengte reikt?
- 103 210 Maar verklaar je hem werkelijk wat je zelf begrijpt? Laat je hem het essentiële niet te raden? Je geeft hem voorbeelden – maar hij moet de strekking ervan raden, jou bedoeling dus ”
- Iedere verklaring die mijzelf kan geven, geef ik ook aan hem
- Hij raadt wat ik bedoel zou betekenen: er staan hem verschillende interpretaties van wat ik bedoel voor de geest, en hij gokt op een daarvan.
- In dat geval zou hij dus kunnen vragen, ik zou hem antwoord kunnen geven, en dat ook doen
- 104 211 “Hoe je hem ook onderricht in het voortzetten van de reekspatroon
- Hoe kan hij weten, hoe hij zelfstandig verder moet gaan?
- Nu, hoe weet ik het?
- Als dat wil zeggen “heb ik redenen? “, Is het antwoord: ik zal al snel door mijn redenen heen zijn. En dan zal ik, zonder redenen, handelen
gelijk = gelijk ?
- 104 215 /// JST Maar is tenminste gelijk niet gelijk?
- Voor gelijkheid lijken we een onfeilbaar paradigma te hebben in de gelijkheid van een ding met zichzelf. Ik zou willen zeggen:
- “Hier kunnen er toch geen verschillende interpretaties zijn. Als hij een ding voor zich ziet, ziet hij ook gelijkheid“
- Twee dingen zijn dus gelijk, als ze één ding zijn? En hoe moet ik nu dat wat dat ene ding laat zien, toepassen op het geval van twee dingen?
- Voor gelijkheid lijken we een onfeilbaar paradigma te hebben in de gelijkheid van een ding met zichzelf. Ik zou willen zeggen:
- 105 216 /// JST Een ding is identiek met zichzelf
- Er is geen mooie voorbeeld van de nutteloze zin, die echter toch is verbonden met een spel van de voorstelling. Het is alsof we het ding, onze voorstelling, in zijn eigen vorm leggen, en zien dat het past
- We zouden ook kunnen zeggen:
- “Ieder ding past in zichzelf “- of anders:
- “Ieder ding past in zijn eigen vorm”
- Je kijkt daarbij naar een ding en stelt je voor dat er ruimte voor was uitgespaard en het er nu precies in past
- 105 217 “Hoe kan ik een regel volgen?”
- Als dat geen vraag naar de oorzaken is, dan is het er een naar de rechtvaardiging voor het feit dat ik er zo naar handel
- Als ik door de redenen heen ben, stuit ik op de harde rots, en mijn spade verbuigt. Ik ben dan geneigd te zeggen: “zo handel ik gewoon”
- Herinner je dat we soms verklaringen eisen niet vanwege hun inhoud, maar vanwege de vorm van de verklaring. Onze eis is een architectonische; de verklaring een soort schijngevellijst, die niets draagt
- 106 219 Wanneer ik een regel volg, kies ik niet. Ik volg een regel blindelings.
- 106 220 /// JST Maar welk doel heeft die symbolische zin?
- Hij moet een onderscheid benadrukken tussen causale bepaaldheid en logische bepaaldheid
- 106 221 Mijn symbolische uitdrukking was eigenlijk de mythologische beschrijving van het gebruik van een regel
- 106 224 Het woord “overeenstemming” en het het woord “regel” zijn met elkaar verwant, ze zijn neven.
- Leer ik iemand het gebruik van het ene woord, dan leer ik hem daarmee ook het gebruik van het andere
- 106 225 /// JST Het gebruik van het woord “regel” is verweven met dat van het woord “gelijk” (zoals het gebruik van “zin “met dat van “waar“)
- 106 226 /// JST Wie de ene dag naar de andere belooft “Morgen zal ik je komen opzoeken “, zegt die elke dag hetzelfde; of elke dag iets anders?
- 107 227 /// JST Zou het zin hebben te zeggen:
- “Als hij telkens iets anders deed, zouden we niet zeggen dat hij een regel volgde“?
- Dat heeft geen zin
- 107 228 “Een reeks heeft voor ons één gezicht!”
- Akkoord; maar welk? . . .
- 108 236 De rekenwonders die tot het juiste resultaat komen, maar niet kunnen zeggen hoe. Moeten we zeggen dat zij niet rekenen? (Een familie van gevallen)
- 108 238 Ik kan er alleen van overtuigd zijn dat de regel alle zinnen die eruit volgen bij voorbaat heeft voorgebracht, wanneer zij voor mij vanzelfsprekend is. Zo vanzelfsprekend als het voor mij is om deze kleur “blauw” te noemen (Criteria voor het feit dat dit voor mij “vanzelfsprekend “is)
- 108 239 Hoe moet hij weten welke kleur hij moet kiezen wanneer hij “rood” hoort?
- 109 241 “Je zegt dus dat overeenstemming tussen mensen bepaalt wat juist en wat onjuist is?”
- Juist en onjuist is wat mensen zeggen; en in de taal stemmen mensen overeen.
- Dat is geen overeenstemming van meningen, maar van een levensvorm
- 109 242 Tot het zich verstaanbaar maken door de taal behoort niet alleen een overeenstemming in de definities, maar ook (hoe vreemd het ook mag klinken) een overeenstemming in de oordelen
- Dit lijkt de logica op te heffen; heft haar echter niet op . . .
- Het is één ding een meetmethode te beschrijven, een ander meetresultaten te verkrijgen en uit te spreken.
- Maar wat mij “meten” noemen is ook door een zekere onveranderlijkheid van de meetresultaten bepaald
- 109 243 Een mens kan zichzelf moed inspreken, een bevel geven, gehoorzamen, berispen, bestraffen, een vraag voorleggen en daar antwoord op geven.
- Je zou dus ook mensen kunnen voorstellen die slechts in monologen spraken.
- Bij alles wat ze deden in zichzelf praten.
- Maar zou ook een taal denkbaar zijn waarin iemand zijn innerlijke belevingen (zijn gevoelens, stemmingen, et cetera) voor eigen gebruik zou kunnen opschrijven of uitspreken?
- Kunnen we dat dan in onze gewone taal niet doen?
- Maar zo bedoel ik het niet.
- De woorden van deze taal moeten betrekking hebben op datgene, waar alleen de spreker weet van kan hebben; op zijn directe privé gewaarwordingen.
- Een ander kan deze taal dus niet verstaan
gewaarwordingen - pijn
- 109 244 Hoe hebben woorden betrekking op gewaarwordingen?
- Dat lijkt geen probleem op te leveren; al spreken we niet dagelijks over gewaarwordingen, en benoemen ze?
- Maar hoe wordt de verbinding van de naam met het benoemde gelegd?
- Dat is dus dezelfde vraag als deze:
- /// JST Hoe leert een mens wat de namen van gewaarwordingen betekenen?
- Bijvoorbeeld het woord “pijn“: dit is één mogelijkheid:
- er worden woorden met de oorspronkelijke, natuurlijke uitdrukking van de gewaarwording verbonden en daarvoor in de plaats gezet.
- Een kind heeft zich bezeerd, het huilt;
- En nu spreken volwassenen het toe en leren het uitroepen en latere zinnen.
- Ze leren het kind een nieuw pijngedrag
- Dus jij zegt dat het woord “pijn” eigenlijk het huilen betekent?
- Integendeel: de uitdrukking van de pijn in woorden vervangt het huilen, en beschrijft het niet
- Dus jij zegt dat het woord “pijn” eigenlijk het huilen betekent?
- 110 245 Hoe kan ik dan met de taal nog tussen pijn en de uiting van de pijn willen treden?
- 110 246 Het heeft zin van anderen te zeggen dat ze twijfelen of ik pijn heb; maar niet van mezelf
- 110 248 De zin “Gewaarwordingen zijn privé” is vergelijkbaar met “Patience speel je alleen”
- 111 249 Liegen is een taalspel dat geleerd moet worden, net als ieder ander
- 111 251 /// JST TO DO : Ik kan mij het tegendeel niet voorstellen
- 111 252 We zouden op de zin “Dit lichaam heeft uitgebreidheid ”
- kunnen antwoorden: “onzin! “
- Maar we neigen ertoe te antwoorden: “Uiteraard” waarom?
- 112 253 /// JST Ik (Wittgenstein) heb gezien dat iemand zich in de discussie over “pijn” op de borst sloeg en zei: “Maar een ander kan toch niet DEZE pijn hebben!”
- Het antwoord daarop is dat je door het nadrukkelijk beklemtonen van het woord “deze” geen criterium voor identiteit definieert
- De nadruk spiegelt ons veeleer het geval voordat zo’n criterium bij ons algemeen bekend is, maar dat we er aan herinnerd moeten worden
gelijk
- 112 254 Ook het vervangen van het woord “gelijk” door het woord “identiek” (bijvoorbeeld) is een typisch redmiddel in de filosofie.
- Alsof we het hadden over schakeringen in de betekenis, en het er alleen om ging met onze woorden de juiste niemands het treffen.
- En daar gaat het bij het filosoferen alleen om waar het onze taak is psychologisch nauwkeurig weer te geven hoe we in de verleiding komen een bepaalde uitdrukkingswijze te gebruiken.
- Wat in zo’n geval “verleid worden te zeggen” is natuurlijk geen filosofie; maar het is haar ruwe materiaal.
- Wat een wiskundige dus, bijvoorbeeld, over objectiviteit in de realiteit van wiskundige feiten geneigd is te zeggen, is geen filosofie van de wiskunde, maar iets wat de filosofie zou moeten behandelen
- 112 255 De filosoof behandelt een vraag; als een ziekte.
- 112 256 /// JST Hoe zit het nu met de taal die mijn innerlijke belevingen beschrijft en die alleen ikzelf kan begrijpen?
- Hoe duidelijk mijn gewaarwordingen aan met woorden?
- Zoals we het gewoonlijk doen?
- Zijn mijn gewaarwordingswoorden dus met mijn natuurlijke gewaarwordingsuitingen verbonden?
- In dat geval is mijn taal niet “privé”.
- Een ander zou haar kunnen begrijpen, zoals ik, maar wat als ik geen natuurlijke uitingen van de gewaarwording, maar alleen de gewaarwording zou bezitten?
- Dan associeer ik eenvoudige namen met de gewaarwordingen en gebruikt deze namen in de beschrijving . . .
- 113 257 Als je zegt “Hij heeft de gewaarwordingen een naam gegeven“, vergeet je dat er al veel in de taal moet zijn voorbereid, opdat louter benoemen zin heeft.
- En wanneer we het erover hebben dat iemand pijn een naam geeft, is de grammatica van het woord “pijn” hier hetgeen er is voorbereid;
- zij laten plaats zien waar het nieuwe woord geposteerd wordt
- 114 259 Zijn de regels van de privé-taal indrukken van regels?
- /// JST De weegschaal, waarop ik indrukken weegt, is niet de indruk van een weegschaal
gewaarwording
- 114 261 “Gewaarwording” is een woord uit onze algemene, niet alleen voor mij begrijpelijke taal.
- Het gebruik van dit woord behoeft dus een rechtvaardiging die iedereen begrijpt.
- En het zou ook niets helpen te zeggen: het hoeft geen gewaarwording te zijn
- Zo kom je bij het filosoferen uiteindelijk op een punt waar je alleen nog een ongearticuleerde klank zou willen uitstoten.
- Maar zo’n klank is alleen een uitdrukking in een bepaald taalspel, dat nu beschreven moet worden
- 114 264 “Wanneer je eenmaal weet wat het woord aanduidt, begrijp je het, ken je alle toepassingen van dat woord”
- 115 265 Laten we ons een tabel voorstellen die alleen in onze gedachten bestaat: een woordenboek bijvoorbeeld.
- Door middel van een woordenboek de vertaling van een woord X door een woord Y rechtvaardigen
- Mogen we ook van een rechtvaardiging spreken als deze tabel alleen in gedachten wordt nageslagen?
- Nu, dan is het gewone subjectieve rechtvaardiging …
- Maar de rechtvaardiging bestaat er toch in dat je aan een onafhankelijke instantie appelleert . . .
- /// JST In gedachten een tabel naslaan is net zo min het naslaan van een tabel als de gedachte aan de resultaten van een gedachte-experiment het resultaat van een experiment is
- 115 268 Waarom kan mijn mijn rechterhand mijn linkerhand geen geld schenken?
- Mijn rechterhand kan het in mijn linker stoppen mijn rechterhand kan een schenkingsakte uitschrijven en mijn linker een bewijs van ontvangst.
- Maar de verdere praktische gevolgen zouden niet die van een schenking zijn . . .
- 116 269 /// JST Laten we niet vergeten dat er bepaalde gedragscriteria zijn voor het niet begrijpen van een woord:
- dat het hem niet zegt, hij er niets mee weet beginnen.
- En criteria voor het “denken te begrijpen” van het woord, en betekenis aan verbinden, maar niet de juiste.
- En tenslotte criteria voor het correct begrijpen van het woord.
- In het tweede geval zou je kunnen spreken van een subjectief begrijpen.
- En een privé-taal zou je klanken kunnen noemen die niemand anders begrijpt, maar die ik “schijn te begrijpen”
- 116 271 “Stel je een persoonlijk voordien niet kan onthouden wat het woord pijn betekent.
- En die daarom telkens iets anders zo noemt.
- Maar het wordt toch in overeenstemming met de gewoonlijke kenmerken van en voorwaarden voor pijn gebruikt!
- Die het dus gebruikt zoals wij allemaal.
- Hier zou ik ze willen zeggen:
- Een wiel dat je kunt bewegen zonder dat iets anders mee beweegt, hoort niet bij de machine
rood
- 117 272 Het wezenlijke aan de privébeleving is eigenlijk niet dat ieder zijn eigen exemplaar bezit, maar dat niemand weet of de anderen ook dit heeft, of iets anders.
- De veronderstelling dat een deel van de mensheid één rood-gewaarwording heeft, een ander deel een andere, zou dus mogelijk zijn – hoewel niet verifieerbaar . . .
- 117 273 Hoe zit het nu met het woord “rood“?
- Moet ik zeggen dat ik iets aanduidt dat “tegenover ons allemaal staat “, en dat iedereen behalve dit woord er eigenlijk nog een zou moeten hebben om zijn eigen gewaarwording van rood mee aan te duiden ?
- Of zit het zo: het woord rood duikt iets aan dat ons allemaal bekend is; je voor iedereen bovendien iets dat alleen en bekend is?
- (Of misschien beter: het verwijst naar iets dat alleen hem bekend is)
- 117 274 Het helpt ons natuurlijk niet bij het begrijpen van de functie van “rood” om te zeggen dat het naar het private “verwijst“, in plaats van dat het “aanduidt” ; maar het is psychologisch een treffender uitdrukking voor een bepaalde beleving bij het filosoferen. Het is alsof ik bij het uitspreken van het woord een blik op zijn werp naar de eigen gewaarwording, als het ware om tegen mezelf te zeggen: ik weet al wat ik ermee bedoel
- 118 277 /// JST Maar hoe is het eigenlijk mogelijk dat je in de verleiding komt te geloven dat je de ene keer met een woord de aan alle bekende kleur, – een andere keer: de “visuele indruk” die ik nu heb, bedoelt?
- Hoe kan hier ook maar een verleiding bestaan?
- Ik geef in deze gevallen de kleur niet dezelfde soort aandacht.
- Als ik (zoals ik zou willen zeggen) de mijzelf toebehorende kleur indruk bedoel, verdiep ik mij in de kleur
- Ongeveer zo, als wanneer ik niet genoeg kan krijgen van een kleur.
- Vandaar dat het gemakkelijker is deze beleving op te wekken, wanneer je naar een felle kleur kijkt, of naar een kleurencombinatie die zich in je geheugen vastzet
gewaarwordingen
- 118 281 “Maar komt wat jij zegt en niet op neer dat er, bijvoorbeeld, geen pijn zonder pijngedrag bestaat?
- Het komt hierop neer:
- *** Je kunt alleen van een levend mens, of wat daarop lijkt, (zich op soortgelijke wijze gedraagt) zeggen dat het gewaarwordingen heeft; ziet; blind is; hoort; doof is; bij bewustzijn, of bewusteloos is
- 119 283 Hoe komen we zelfs maar op het idee dat wezens, voorwerpen, iets zouden kunnen voelen?
- Kun je van een steen zeggen dat hij een ziel heeft, dat die pijn heeft?
- Wat heeft een ziel, wat heeft pijn, met een steen te maken?
- Alleen van hetgeen zich gedraagt als een mens kun je zeggen dat het pijn heeft
- Want je moet het van een lichaam zeggen, of, zo je wilt, van een ziel die een lichaam heeft. En hoe kan een lichaam een ziel hebben?
- 120 284 Kijk naar een steen en stel je voor dat hij gewaarwordingen heeft!
- Je zegt tegen jezelf hoe kon iemand ook maar op het idee komen een ding een gewaarwording toe te schrijven?
- Je zou het even goed een getal kunnen toeschrijven!
- En kijk nu naar een bewegende vlieg, en meteen is deze moeilijkheid verdwenen en lijkt het of de pijn hier een houvast heeft gevonden.
- En zo lijkt ons ook een lijk geheel ontoegankelijk voor pijn
- Onze houding ten opzichte van alles wat leeft is een andere dan die ten opzichte van alles wat dood is
- /// JST Zegt iemand: “dat kan niet eenvoudig daaraan liggen dat het levende zich zo beweegt en het dode niet”
- Dan zal het hem duidelijk maken dat hier sprake is van een geval van de overgang “van kwantiteit naar kwaliteit“
- 120 286 Maar is het niet absurd van een lichaam te zeggen dat het pijn heeft?
- En waarom voel je daarin een absurditeit?
- In hoeverre voelt mijn hand geen pijn, maar ik in mijn hand?
- 120 287 Medelijden, zou je kunnen zeggen, is een vorm van overtuiging dat een ander pijn heeft
- 120 288 TO DO /// JST Ik verstar tot steen en mijn pijn houdt aan …
- En als ik me nu eens vergiste en het geen pijn meer zou zijn!
- Die uitdrukking van twijfel hoort niet bij het taalspel; maar wanneer nu de uitdrukking van de gewaarwording, het menselijk gedrag, buiten beschouwing wordt gelaten, lijkt het alsof ik weer mag twijfelen.
- dat ik hier in de verleiding komt te zeggen dat je een gewaarwording voor iets anders kunnen houden dan wat zij is, komt hierdoor:
- Wanneer ik mij voorstel dat het normale taalspel met de uitdrukking van gewaarwordingen is afgeschaft, heb ik een criterium voor de identiteit van gewaarwordingen nodig:
- en dan bestaat ook de mogelijkheid van vergissingen
- Wanneer ik mij voorstel dat het normale taalspel met de uitdrukking van gewaarwordingen is afgeschaft, heb ik een criterium voor de identiteit van gewaarwordingen nodig:
- 121 289 Als ik zeg “Ik heb pijn“, heb ik mij in ieder geval voor mijzelf gerechtvaardigd ”
- Wat betekent dat? Betekent het: “Wanneer een ander zou kunnen weten wat ik “pijn”noem, zal hij toegeven dat ik het woord correct gebruik?”
- /// JST Een woord zonder rechtvaardiging gebruiken betekent niet het ten onrechte gebruiken
- 122 293 Als ik van mijzelf zeggen dat ik alleen uit mijn eigen geval weet wat het woord “pijn” betekent,
- Moet ik dat niet ook van anderen zeggen?
- En hoe kan ik dan dat ene geval op zo’n onverantwoorde manier generaliseren?
- De kever in het doosje:
- Veronderstel dat iedereen een doosje zou hebben, en dat daarin iets dat dat wij kever noemen
- Niemand kan ooit in het doosje van een ander kijken; en iedereen zegt dat hij alleen doordat hij na zijn kever gekeken heeft weet van een kever is. Dan zou het toch kunnen zijn dat iedereen een ander ding in zijn doosje had.
- Ja, je zou je kunnen voorstellen dat zo’n ding voortdurend veranderde
- Maar als het woord kever van deze mensen nu toch een gebruik had?
- Dan zou het niet de aanduiding van een ding zijn.
- Het ding in het doosje maakt helemaal geen deel uit van het taalspel;
- zelfs niet van een iets: want het doosje zou ook leeg kunnen zijn
- Dan zou het niet de aanduiding van een ding zijn.
- Maar als het woord kever van deze mensen nu toch een gebruik had?
- Nee, dit ding in het doosje kan “uit de vergelijking weggestreept worden”;
- het verdwijnt, wat het ook is
- /// JST dat betekent: als je de grammatica van het uitdrukken van een gewaarwording volgens het model van “voorwerp en aanduiding” construeert, valt het voorwerp als irrelevant uit onze beschouwing weg
- het verdwijnt, wat het ook is
- Veronderstel dat iedereen een doosje zou hebben, en dat daarin iets dat dat wij kever noemen
- 122 295 TO DO: En wat …
- 123 298 /// JST Dat we zo graag zouden willen zeggen “dat is belangrijk”
- terwijl we voor onszelf naar de gewaarwording wijzen,
- toont al hoezeer we geneigd zijn iets te zeggen wordt geen mededeling is
- 123 299 Er niet omheen kunnen:
- wanneer we ons aan filosofische gedachten overgeven ;
- dat en dat te zeggen,
- er onweerstaanbaar toe neigen dit te zeggen,
- betekent niet tot een veronderstelling gedwongen te zijn,
- of een stand van zaken onmiddellijk in te zien,
- of te kennen
- wanneer we ons aan filosofische gedachten overgeven ;
- 124 300 Bij het taalspel met de woorden “hij heeft pijn” hoort
- niet alleen het beeld van het gedrag,
- maar ook het beeld van de pijn
- 124 301 /// JST Een voorstelling is geen beeld, maar er kan een beeld mee corresponderen
- 124 303 Ik kan slechts geloven dat iemand anders pijn heeft, maar ik weet wanneer ik pijn heb
- Ja: je kunt besluiten te zeggen “ik geloof dat hij pijn heeft” in plaats van “hij heeft pijn“
- Wat er hier uitziet als een verklaring, of een uitspraak over mentale processen, is in werkelijkheid het vervangen van de ene uitdrukking door de andere, die ons, terwijl we filosoferen, de meer treffende lijkt
- 124 304 “Maar je zult toch toegeven dat er verschil is tussen pijngedrag met pijn en pijngedrag zonder pijn
- Toegeven? Welk verschil zal groter kunnen zijn!
- En toch kom je telkens weer tot de conclusie dat de gewaarwording een niets is
- ze is geen iets, maar ook geen niets!!!
- De conclusie was alleen dat er niets even goed zou functioneren als een iets waarover niet gezegd kan worden
- We verwierpen alleen de grammatica die zich ons hier wil opdringen
- De paradox verdwijnt slechts dan wanneer we radicaal breken met het idee dat de taal altijd op één manier functioneert, altijd hetzelfde doel dient: gedachten overdragen
- Of die gedachten nu gaan over huizen, pijn, goed en kwaad, of wat dan ook
- We verwierpen alleen de grammatica die zich ons hier wil opdringen
- 125 307 “Ben je toch niet een verkapte behaviorist?
- Zeg je eigenlijk niet, in de grond van de zaak, dat alles fictie is, behalve het menselijk gedrag?
- Als ik over een fictie spreekt, dan over een grammaticale fictie
- 125 308 /// JST Hoe komt het toch tot het filosofische probleem van mentale processen in toestanden en van het behaviorisme?
- De eerste stap is die welke helemaal niet opvalt.
- We spreken over processen in toestanden, en laten hun aard in het midden!
- Ooit zullen er misschien meer over te weten komen – denken we …
- Maar juist daarmee hebben we ons op een bepaalde zienswijze vastgelegd
- We hebben een bepaald begrip in ons hoofd wat dat wil zeggen: een proces nader leren kennen
- En nu gaat de vergelijking die onze gedachten begrijpelijk had moeten maken niet meer op
- We moeten dus het nog onbegrepen proces in het nog onderzochte medium ontkennen
- En zo lijkt het dus alsof we de geestesprocessen ontkend hebben
- En dat willen we natuurlijk niet ontkennen!!
- 126 309 Wat is je doel in de filosofie? De vlieg de weg wijzen uit het vliegenglas
- 126 311 “Welk verschil zou groter zijn?”
- In het geval van pijn geloof ik dat ik mij dit verschil privé kan vertonen.
- Het verschil echter tussen afgebroken en een niet afgebroken tand kan ik aan iedereen vertonen.
- Maar voor de privé vertoning hoef je bij jezelf helemaal geen pijn op te wekken, maar is het voldoende nee jaar voorstelt: bijvoorbeeld als je gezicht een beetje vertrekt, en weet je dat wat je zelf zo verdomd pijn is, en niet bijvoorbeeld een gelaatsuitdrukking?
- Hoe weet je bovendien wat je jezelf moet vertonen, hoe je het jezelf vertoont.
- Deze privé vertoning is een illusie
- 127 313 Ik kan pijn tonen, zoals ik rood toon, en zoals ik recht en krom en boom en steen toon – Dat noemen nu eenmaal “tonen“
- 127 315 Zou iemand het woord “pijn” kunnen begrijpen, die nooit pijn heeft gevoeld?
- Moet de ervaring mij leren of het zo is of niet?
- En wanneer we zeggen “iemand kan zich geen pijn voorstellen, tenzij hij die ooit heeft gevoeld “: hoe weten we dat?
- Hoe kan beslist worden of dat waar is?
denken
- 127 316 Om over de betekenis van het woord “denken “duidelijkheid te krijgen, bekijken onszelf bij het denken: wat we dan waarnemen zal zijn wat het woord betekent!
- 127 318 Wanneer we denkend spreken, of ook schrijven zullen we, over het algemeen, niet
- zeggen dat we sneller denken dan we spreken; de gedachte verschijnt hier niet los van de uitdrukking.
- Anderzijds spreekt men echter van de snelheid van de gedachte; hoe een gedachte ons bliksemsnel door het hoofd gaat, hoe onze problemen in een klap duidelijk worden et cetera
- Dan ligt het voor de hand te vragen: gebeurde bij het bliksemsnelle denken hetzelfde als bij niet gedachteloos spreken, – alleen uiterst versneld?
- Zodat dus in het eerste geval het uurwerk als het ware ineens afloopt, mee in het tweede geval, door de woorden afgeremd, dat voor stap
begrijpen
- 128 321 “Wat gebeurt er wanneer mensen plotseling iets begrijpt?
- De vragen slecht gesteld. Vraagt hij naar de betekenis van de uitdrukking “plotseling begrijpen “, dan is het antwoord niet het wijzen naar een proces dat we zo noemen
- de vraag zou kunnen betekenen: wat wijst erop dat iemand plotseling iets begrijpt, wat zijn de karakteristieke psychische verschijnselen die het plotseling begrijpen begeleiden?
- 128 322 Het begrijpen is een specifieke, ondefinieerbare beleving.
- Hoe vergelijken we deze belevingen; wat leggen we vast als criterium voor de identiteit van hun optreden?
- 129 325 De zekerheid dat ik door zou kunnen gaan naar de ik deze beleving heb gehad (bijvoorbeeld deze formule heb gezien) berust simpelweg op inductie
- inductie is een manier van redeneren waarbij er op grond van een aantal specifieke waarnemingen tot een algemene regel, generalisatie geheten, wordt gekomen.
- 129 326 /// JST We verwachten dit en worden door dat verrast; maar de keten van redenen heeft een einde.
denken
- 129 327 “Kun je denken zonder te spreken?” /// JST – En wat is denken?
- Nu, denk de nooit?
- Kun je jezelf niet observeren en zien wat er zich afspeelt?
- Dat zou toch eenvoudig moeten zijn. Je hoeft er immers niet op te wachten, zoals op een astronomische gebeurtenis, en dan misschien in allerijl je observatie doen
- 130 328 Nu, wat noem je zoal ### denken?
- Waarvoor heb je geleerd het woord te gebruiken?
- Als ik zeg dat ik heb gedacht, – moet ik dan altijd gelijk hebben?
- Wat voor soort vergissing is hier mogelijk?
- Zijn er omstandigheden waarin je zou vragen: “was wat ik zojuist deed werkelijk denken, vergis ik me niet? “
- Wanneer iemand in de loop van een gedachtegang en metingen uitvoert: heeft hij het denken onderbroken wanneer hij bij het meten niet op zichzelf spreekt?
- 130 329 Wanneer ik in taal denk, staat men niet naast de verbale uitdrukking ook nog eens “betekenissen” voor de geest; maar de taal zelf is het voertuig van het denken
- 130 330 Is denken een soort spreken?
- Je zou willen zeggen: het is dat wat ### denkend spreken onderscheidt van gedachteloos spreken
- En het lijkt dus iets te zijn dat het spreken begeleid.
- Een proces dat misschien ook iets anders kan begeleiden, of zelfstandig kan verlopen
- Spreek deze regel uit:
- “Dat potlood zal wel stomp zijn”
- Denk vervolgens alleen de gedachte, maar zonder de woorden.
- Nu ik zou, terwijl ik met iets bezig ben, de punt van mijn potlood kunnen controleren, mijn gezicht vertrekken, en dan met een gebaar van berusting weer verder schrijven
- /// JST Wat hier het denken uitmaakt is niet een proces dat de woorden moet begeleiden, omdat ze anders gedachteloos zouden zijn uitgesproken
- “Dat potlood zal wel stomp zijn”
- 130 331 Stel je mensen voor die alleen hardop kunnen denken!
- 130 332 /// JST Weliswaar noemen we het begeleiden van de zin met een mentaal proces soms “denken“, maar “gedachte” noemen we die begeleiding niet.
- 131 334 “Je wilde dus eigenlijk zeggen ….”
- Met deze zegswijze leidde we iemand van de ene uitdrukkingsvorm naar een andere. Je komt in de verleiding, dit beeld te gebruiken: dat wat hij eigenlijk “wilde zeggen“, wat hij “bedoelde“, was, nog voor wij het uitspraken, in zijn geest aanwezig
- 131 335 Wat gebeurt er als we moeite doen (bijvoorbeeld bij het schrijven van een brief) om de juiste uitdrukking voor onze gedachten te vinden?
- 132 336 Je moet een zin eerst denken, en dan breng je de woorden in die vreemde volgorde
- 132 337 Maar heb ik het totaalbeeld van de zin, bijvoorbeeld, niet al in het begin ervan bedoelt?
- We vormen ons hier weer een misleidend beeld van “bedoelen”, dat wil zeggen van het gebruik van dit woord.
- /// JST Als de techniek van het schaakspel niet bestond, zou ik niet van plan kunnen zijn een schaakpartij te spelen. Voor zover ik de zinsvorm van tevoren bedoel, wordt dat mogelijk gemaakt doordat ik Nederlands kan spreken
- 132 338 /// JST Je kunt toch alleen niet zeggen als je hebt leren spreken.
- Wie dus iets wil zeggen, moet daartoe ook iets geleerd hebben, een taal beheersen; en toch is het duidelijk dat hij bij het willen spreken niet hoeft te spreken.
- Zoals hij ook bij het willen dansen niet danst.
- En wanneer je daarover nadenkt, grijp je geest naar de voorstelling van dansen, spreken, et cetera
- 132 339 /// JST Denken is geen onstoffelijke proces dat het sprekende leven en zin verleend, en dat je van het spreken zou kunnen losmaken.
- Maar hoezo: “geen stoffelijk proces”?
- Ken ik dan onstoffelijke processen, maar ze denken daar niet een van?
- Nee: de woorden “onstoffelijke proces” nam ik te baat, toen ik in verlegenheid werd gebracht doordat ik de betekenis van het woord “denken” op primitieve wijze wilde verklaren
- Je zou echter kunnen zeggen
- “denken is een onstoffelijke proces” wanneer je daarmee de grammatica van het woord “denken” van die van het woord “eten”, bijvoorbeeld, wil onderscheiden
- Maar hoezo: “geen stoffelijk proces”?
- 133 340 Hoe een woord functioneert kun je niet te raden
- Je moet zijn toepassing bekijken en daarvan leren
- de moeilijkheid is echter het vooroordeel dat dit leren in de weg staat uit de weg te ruimen.
- Het is geen dom vooroordeel
gedachteloos spreken
- 133 341 Gedachteloos en niet gedachteloos spreken is te vergelijken met het gedachteloos en niet gedachteloos spelen van een muziekstuk
- 133 344 Zou het denkbaar zijn de mensen nooit een hoorbare taal spraken, maar wel een taal in hun innerlijk, in hun voorstelling, tot zichzelf?
29-05-2019 Als je geen hoorbare taal spreekt, is er ook geen communicatie met anderen mogelijk. Wat is dan de zin van zo’n taal? (Ook geopperd door Henk Wieringa tijdens het bespreken van het boek Denken van Hannah Ahrendt )
- 134 345 “Wat soms gebeurt, kan altijd gebeuren wat heeft dat voor zin?
- 134 346 Maar zouden we ons niet kunnen voorstellen dat god een papegaai plotseling verstand schonk, en dat deze nu tot zichzelf sprak? Maar hier is het belang dat ik, om er diep voor te stellen, de voorstelling van een godheid te hulp werd geroepen
- 134 347 Maar ik weet toch van mezelf wat het betekent, “tot jezelf praten“.
- En wanneer ik van mijn spraak orgaan beroofd zou worden zou ik toch innerlijke gesprekken met mezelf kunnen voeren.
- Als ik alleen van mijzelf weet, weet ik dus alleen wat ik zo noem, niet wat een ander zo noemt
- 135 350 “Maar wanneer ik veronderstel dat iemand pijn heeft, veronderstel ik eenvoudig dat hij hetzelfde heeft als ik zo vaak gehad heb”
- Daar schieten we niets mee op
- De verklaring door middel van gelijkheid functioneert hier niet
- Evenmin is het een verklaring wanneer je zegt: de veronderstelling dat hij pijn heeft is gewoon de veronderstelling dat hij hetzelfde heeft als ik
- Want dit deel van de grammatica is mij wel duidelijk:
- dat je namelijk zult zeggen dat de kachel dezelfde beleving heeft als ik,
- indien je zegt: hij heeft pijn en ik heb pijn
- 135 351 Het is nu eenmaal veel gemakkelijker een probleem te begraven dan het oplossen
- 136 352 /// JST Hier gebeurt het nu dat ons denken ons een merkwaardige streek levert
- Dit merkwaardige argument treffen we ook aan in andere gebieden van de filosofie
- We willen namelijk de wet van de uitgesloten derde aanhalen en zeggen:
- “Of staat hem zo’n beeld voor de geest, of niet; een derde mogelijkheid is er niet
- “In de oneindige ontwikkeling van pi komt ooit de groep “7777” voor, of niet: een derde mogelijkheid is er niet
- We gebruiken een beeld; het beeld van een zichtbare reeks, die de een overziet, de andere niet.
- We weten niet of de werkelijkheid met het beeld overeenstemt
- 137 355 Het gaat er niet omdat onze zintuiglijke indrukken ons kunnen voorliegen, maar daarom dat we een taal begrijpen
- En deze taal berust, als elke andere, op overeenstemming
- 137 356 Je bent geneigd te zeggen: “het regent, of het regent niet”
- Hoe ik dat weet, hoe het bericht daarvan mij bereikt heeft, is een andere zaak
- Maar laten we de vraag dan zo stellen: wat noem ik “een berichten dat het regent? “
- Brengt de vorm van onze uitdrukking ons hier niet op een dwaalspoor?
- Is dat niet een misleidende metafoor: “Mijn oog bericht mij dat daar een stoel staat?
- Hoe ik dat weet, hoe het bericht daarvan mij bereikt heeft, is een andere zaak
- 137 358 /// JST Maar is het niet ons bedoelen, dat de zin zin geeft?
29-05-2019 Vergelijk hiermee het begrip “intentie” in de fenomenologie
machine
- 137 359 /// JST Zou een machine kunnen denken?
- Zou ze pijn kunnen hebben?
- Nu, moeten we het menselijk lichaam zo’n machine noemen?
- Dat komt er toch het dichtst bij, zo’n machine te zijn ( vergelijk de machine van Descartes )
- 137 360 Maar een machine kan toch niet denken!
- Is dat een ervaring’s zin? Nee. We zeggen alleen van een mens, en wat erop lijkt dat het denkt
- Beschouw het woord denken als instrument!
- 138 361 /// JST De stoel denkt bij zichzelf : . . .
- WAAR? In één van zijn delen?
- Of buiten zijn lichaam; in de lucht om hem heen? Of helemaal niet ergens?
- Maar wat is dan het verschil tussen het innerlijk spreken van deze stoel en dat van een andere, die ernaast staat?
- Maar hoe zit het dan met de mens: waar spreekt die tot zichzelf?
- De reden is:
- We willen weten hoe de stoel in dit opzicht op een mens zou moeten lijken;
- Of het hoofd bijvoorbeeld bovenaan de rugleuning zit, enzovoort
- WAAR? In één van zijn delen?
- 138 362 We hebben eerder de indruk dat de leraar in dit geval de leerling de betekenis bijbrengt.
- Zonder dat hij hen die direct gezegd; maar dat de leerlingen uiteindelijk toe wordt gebracht zichzelf de correcte aanwijzende verklaring te geven
- En hierin ligt onze illusie . . .
meedelen : voorstellingsbeeld
- 138 363 ”Wanneer ik me iets voorstel, gebeurt er toch iets?”
- Nu, er gebeurt iets – en waarom maak ik dan geluid?
- Waarschijnlijk om mee te delen wat er gebeurt. –
- Maar hoe deel je dan überhaupt iets mee?
- Wanneer zeg je dat er iets wordt meegedeeld? ‘
- Wat is het taalspel van het meedelen?
- 139 364 Is het rekenen in je voorstelling in zekere zin onwerkelijker dan dat op papier?
- 139 366 Is hoofdrekenen onwerkelijker dan rekenen op papier?
- Dit is het punt waarop ik op een dwaalspoor raak.
- Want ik wil nu zeggen: het was een of andere geest het proces dat correspondeert met vermenigvuldigen op papier
- 140 367 Het voorstellingsbeeld is het beeld dat wordt beschreven wanneer iemand beschrijft wat hij zich voorstelt
- 140 370 Je moet je niet afvragen wat voorstellingen zijn, of wat er gebeurt wanneer je iets voorstelt, maar:
- Hoe het woord “voorstelling ” wordt gebruikt.
- Dat betekent echter niet dat ik alleen over woorden wil praten.
- Want voor zover er in mijn vraag sprake is van het woord “voorstelling “, is dat ook het geval in de vraag naar het wezen van de voorstelling.
- En ik zeg alleen maar dat deze vraag niet beslist kan worden door te wijzen – nog voor degene die de voorstelling heeft, nog voor iemand anders;
- en de beschrijving van een of ander proces lost evenmin iets op.
- Ook de eerste vraag naar een verklaring van een woord; maar ze doet ons een verkeerd soort antwoord verwachten
- 140 371 /// JST Het wezen is in de grammatica uitgesproken
- 140 372 /// JST Overdenk:
- Het enige correlaat in de taal van een natuurlijke noodzakelijkheid is een willekeurige regel.
- Ze is het enige van deze natuurlijke noodzakelijkheid dat je tot een zin kunnen distilleren
- 140 373 /// JST Wat voor soort voorwerp iets is, vertelt de grammatica
- 141 374 De grote moeilijkheid is hier de zaken niet zo voor te stellen alsof je niet zou kunnen
voorstellingen
- 141 376 Hoe vergelijk je voorstellingen?
- 141 377 /// JST Een logicus denkt misschien: gelijk = gelijk
- Wat is het criterium voor de gelijkheid van twee voorstellingen?
- Voor mij, als de ander die voorstelling heeft: wat hij zegt en doet
- voor mij, als ik die voorstelling heb: helemaal niets
- /// JST En wat voor “rood “geldt, geldt ook voor “gelijkheid “
- Voor mij, als de ander die voorstelling heeft: wat hij zegt en doet
- Wat is het criterium voor de gelijkheid van twee voorstellingen?
- 141 378 “Voor ik oordeel dat twee van mijn voorstellingen gelijk zijn, moet ik ze toch als gelijk herkennen”
- En wanneer dat gebeurd is, hoe beter dan dat het woord “gelijk” mijn inzicht beschrijft?
- Alleen dan, wanneer ik dit inzicht op een andere manier kan uitdrukken, en een ander mij kan leren dat “gelijk” hier het juiste woord is.
- Want als ik een rechtvaardiging nodig hebt om een woord te gebruiken, moet die rechtvaardiging ook geldig zijn voor iemand anders . . .
- 142 381 Hoe herken ik dat deze kleur rood is? Een antwoord zou zijn: ik heb Nederlands geleerd
- 142 382 Wat betekenen de woorden “deze voorstelling“?
- Hoe wijs je op een voorstelling?
- Hoe wijs je tweemaal op dezelfde voorstellen?
- 142 383 Wij analyseren niet een fenomeen (bijvoorbeeld het denken) maar een begrip (bijvoorbeeld dat van het denken), en dus de toepassing van een woord. Zo kan het lijken alsof wat wij doen nominalisme is.
- Nominalisten maken de fout dat ze alle woorden als namen opvatten, dus gebruik niet werkelijk beschrijven, maar om zo te zeggen alleen een papieren een aanwijzing voor zo’n beschrijving geven
- 142 384 Het begrip “pijn” heb je met de taal geleerd
- 142 385 Vraag je af:
- Zou het denkbaar zijn dat iemand uit zijn hoofd leerde rekenen zonder ooit schriftelijk of mondeling te rekenen?
- “Het leren” betekent waarschijnlijk:
- Ertoe gebracht worden dat je het kan.
- En het is alleen de vraag wat als criterium zal gelden dat iemand dit kan
- “Het leren” betekent waarschijnlijk:
- Is het echter ook mogelijk dat een volksstam alleen het hoofdrekenen bekend is, en niets anders?
- Hier moet je je afvragen “Hoe zal dat eruitzien?”
- Je zul dit dus als een grensgeval moeten uittekenen. En het zal dan de vraag zijn of we hier nog het begrip “over rekenen “willen toepassen – of dat het in zulke omstandigheden zijn doel min of meer heeft verloren; omdat de verschijnselen nu door een ander voorbeeld worden aangetrokken
- Hier moet je je afvragen “Hoe zal dat eruitzien?”
- Zou het denkbaar zijn dat iemand uit zijn hoofd leerde rekenen zonder ooit schriftelijk of mondeling te rekenen?
- 143 388 /// Hoe weet ik uit mijn voorstelling hoe de kleur er werkelijk uitziet?
-
- Hoe weet ik dat ik iets zou kunnen doen? Dat wil zeggen dat de toestand waarin ik nu verkeer deze is: dat te kunnen doen?
-
- 144 390 /// JST Zou je je kunnen voorstellen dat een steen bewustzijn had? (Janne) En wanneer iemand het kan – waarom zou dat niet alleen maar bewijzen dat deze voorstelling voor ons geen belang heeft?
- 144 391 Ik kan me misschien ook voorstellen (hoewel niet gemakkelijk is) dat elk van de mensen die ik op straat zie verschrikkelijke pijn heeft, maar die handig verbergt
- Ik speel als het ware een rol, ik doe alsof de anderen pijn hebben.
- Wanneer ik dat doe, zeg je bijvoorbeeld, ik stel me voor . . .
- 144 392 De analyse is afwisselend natuurwetenschappelijk en grammaticaal
- 144 393 Waar (behalve in de filosofie) gebruiken we dan de woorden
- “ik kan me voorstellen dat hij pijn heeft ” of
- “ik stel me voor dat . . . ” of
- “Stel je voor dat . . . “
- 145 395 Er bestaat onduidelijkheid over welke rol voorspelbaarheid in onze onderzoeking speelt. In hoeverre ze namelijk de betekenis van een zin vaststelt
- 145 396 /// JST Het is voor het begrip van een zin net zomin wezenlijk dat je je er iets bij voorstelt, als dat je er een tekening van schetst
- 145 397 In plaats van “voorstelbaarheid” kun je hier ook zeggen:
- mogelijkheid van weergave met een bepaald middel.
- En van zo’n weergave kan ongetwijfeld een zekere weg naar verder gebruik leiden.
- Anderzijds kan een beeld zich aan ons opdringen en van geen enkel nut zijn
- mogelijkheid van weergave met een bepaald middel.
- 145 398 Ik geloof dat je kunt zeggen: jij spreekt (wanneer bijvoorbeeld in een kamer zit) van de “visuele kamer”
- Dat wat geen eigenaar heeft, is de “visuele kamer“
- Ik kan het net zomin bezitten als ik erin rond kan lopen, of ernaar kijken, of ernaar wijzen kan
- 146 400 Wat degene die als het ware de “visuele kamer” ontdekt leek te hebben, – wat die gevonden heeft, was een nieuwe manier van spreken, een nieuwe vergelijking; en je zou ook kunnen zeggen, een nieuwe gewaarwording
- 146 401 Maar tegen mijn uitdrukking dat je een “grammaticale” beweging heb gemaakt valt wel iets in te brengen.
- Je hebt in de eerste plaats een nieuwe zienswijze gevonden.
- Alsof je een nieuwe manier van schilderen bedacht had, of een nieuw soort liederen
- 147 403 De solipsist (Er is maar 1 bewustzijn: dat van de waarnemer) wil ook helemaal geen praktische voordelen wanneer hij zijn standpunt verdedigt . . .
- 147 404 Wat betekent : weten wie er pijn heeft?
- 148 408 “Je twijfelt toch niet of jij de pijn hebt of iemand anders!”
- De zin “ik weet niet of iemand anders pijn heeft “zou een logisch product zijn,
- en een van de factoren ervan: “ik weet niet of ik pijn heb of niet ” – – en dat is geen zinvolle zin . . .
- 148 409 Stel je voor dat er een aantal mensen in een kring staat, waaronder ook ik.
- Iemand onder ons, nu eens die, dan weer die, wordt met de polen van een elektriseermachine verbonden, zonder dat we dat kunnen zien.
- Ik observeer de gezichten van de anderen en probeert te achterhalen wie van ons op het ogenblik geëlektrificeerd wordt
- Op een gegeven moment zeg ik: “nu weet ik wie het is; ik ben het namelijk “
- In die zin zou ik ook kunnen zeggen: “nu weet ik wie de schokken gevoeld; ik ben het namelijk ”
- Dit zou een wat vreemde manier van uitdrukken zijn.
- Maar ga ik er nu van uit dat ik ook dan schokken kan voelen wanneer anderen geëlektrificeerd worden, dan past de uitdrukking “nu weet ik wie” helemaal niet meer.
- Zij hoort niet thuis in dit spel . . .
- Dit zou een wat vreemde manier van uitdrukken zijn.
- 148 410 /// JST “Ik” benoemt geen persoon, “hier“geen plaats, “dit“is geen naam.
- Maar ze bestaan in verband met namen.
- Namen worden met behulp van deze woorden verklaard.
- Het is ook waar dat het kenmerkend is voor de natuurkunde dat ze deze woorden niet gebruikt
mijn [object]
- 149 411 *** Overdenk: hoe kunnen deze vragen toegepast worden, en hoe kan erover beslist worden:
- Zijn deze boeken mijn boeken?
- Elk van de hier gestelde vragen heeft praktische (onfilosofische) toepassingen
- Is deze voet mijn voet?
- Denk aan gevallen waarin mijn voet verdoofd of verlamd is.
- Onder bepaalde omstandigheden zal er over die vraag beslist kunnen worden door vast te stellen of ik in deze voet pijn voel
- Is dit lichaam mijn lichaam?
- Daarbij zou je bijvoorbeeld op een beeld in de spiegel kunnen wijzen.
- Onder bepaalde omstandigheden echter zou je een lichaam kunnen betasten en die vraag stellen.
- Onder andere omstandigheden betekent ze hetzelfde als “Ziet mijn lichaam er zo uit?”
- Is deze gewaarwording mijn gewaarwording?
- Welke is dan deze gewaarwording? Dat wil zeggen: hoe gebruik je hier het aanwijzende voornaamwoord?
- Toch anders dan bijvoorbeeld in het eerste voorbeeld!
- /// JST Vergissingen ontstaan hier weer doordat je je inbeeldt dat je een gewaarwording aanwijst door je aandacht erop te richten
- Zijn deze boeken mijn boeken?
- 149 412 Het gevoel van onoverbrugbaarheid van de kloof tussen bewustzijn en hersenproces:
- Hoe komt het dat dat in de gedachten van ons gewone leven geen rol speelt?
- Het idee van een verschil in aard gaat gepaard met een lichte duizeling, – die optreedt, wanneer we logische kunststukjes uitvoeren. (Dezelfde duizeling bevangt ons bij bepaalde theorema’s van de verzamelingenleer).
- Wanneer treedt, in ons geval, dit gevoel op?
- Nu, wanneer ik bijvoorbeeld mijn aandacht op een bepaalde manier op mijn bewustzijn richt en daarbij verbaasd tegen mezelf zeggen: dit moet door een hersenproces voortgebracht worden!
- Terwijl ik als het ware naar mijn voorhoofd grijp.
- Maar wat kan dat betekenen: “mijn aandacht op mijn bewustzijn richten?”
- Niets is toch merkwaardiger dan dat er zoiets bestaat!
- Wat ik zo noemde (op deze woorden worden toch in het gewone leven niet gebruikt), was een kijk-act.
- Ik keek strak voor me uit-maar niet naar een bepaald punt of ding.
- Mijn ogen wagenwijd open, mijn wenkbrauwen niet gefronst (zoals ze dat meestal zijn, wanneer een bepaald object me interesseert). Zulke interesse ging niet aan het kijken vooraf.
- Mijn blik was “vacant “, of leek op die van iemand die de verlichting van de hemel bewondert en het licht indrinkt.
- Bedenk nu dat er aan de zin die ik als paradox uitsprak (dit wordt door een hersenproces voortgebracht!) helemaal niets paradoxaal ze was.
- Ik had hem kunnen uitspreken tijdens een experiment, waarvan het doel was aan te tonen dat het lichteffect dat ik zie, door de stimulering van een gedeelte van de hersenen wordt voortgebracht. Maar ik sprak de zin niet uit in de omgeving waarin hij een alledaagse en niet paradoxale betekenis gehad zou hebben. En mijn aandacht was niet van dien aard als bij een experiment gepast zou zijn
- Mijn blik zou “intent“, niet “vacant” geweest zijn . . .
- 150 413 Hier hebben we een geval van introspectie;
- niet zonder gelijkenis met dat, waardoor Willem James er achter kwam dat het “zelf” hoofdzakelijk bestaat uit “eigenaardige bewegingen in het hoofd en / of tussen het hoofd en de keel”.
- En wat de introspectie van James liet zien was niet de betekenis van het woord “zelf“, maar de toestand van opmerkzaamheid van een filosoof die het woord “zelf “tot zichzelf zegt en de betekenis ervan wil analyseren
- (En daar valt veel van te leren) . . .
bewustzijn
- 150 416 /// JST “De mensen zijn het eens: ze zien, horen, voelen, et cetera
- (ook al zijn sommige blind en sommigen doof)
- ze getuigen dus van zichzelf dat ze bewustzijn hebben
- (ook al zijn sommige blind en sommigen doof)
- 151 417 Observeer ik mezelf dus en neem ik waar dat ik zie, of bij bewustzijn ben?
- 151 418 /// JST Is dat ik bewustzijn heb een ervaringsfeit?
- 151 420 /// JST Maar kan ik me niet indenken dat de mensen om ons heen automaten zijn, geen bewustzijn hebben, al is hun handelswijze hetzelfde als altijd?
- 152 421 Het komt ons paradoxaal voor dat we in één mededeling lichaamstoestanden en bewustzijnstoestanden kakelbonte door elkaar mengen:
- “Hij leed onder hevige kwellingen en lag rusteloos te woelen”
- Dat is heel normaal, waarom komt het ons dan paradoxaal voor?
- Maar heb je er moeite mee wanneer ik zeg: “deze drie stutten geven stevigheid aan het bouwwerk “?
- Zijn drie en stevigheid tastbaar?
- Beschouw de zin als een instrument en zijn zin als zijn gebruik!
- Maar heb je er moeite mee wanneer ik zeg: “deze drie stutten geven stevigheid aan het bouwwerk “?
- Dat is heel normaal, waarom komt het ons dan paradoxaal voor?
- “Hij leed onder hevige kwellingen en lag rusteloos te woelen”
- 152 422
- Waarin geloof ik wanneer ik geloof dat de mens een ziel heeft?
- Waarin geloof ik wanneer ik geloof dat deze stof twee ringen van koolstof bevat?
- In beide gevallen staat er een beeld op de voorgrond, maar ligt de zin ver op de achtergrond;
- dat wil zeggen: het is niet gemakkelijk de toepassing van het beeld te overzien
- In beide gevallen staat er een beeld op de voorgrond, maar ligt de zin ver op de achtergrond;
- 153 426 Er wordt een beeld opgeroepen dat ondubbelzinnig de zin vast lijkt te leggen.
- Het werkelijke gebruik lijkt verontreinigd in vergelijking met een gebruik dat het beeld ons schetst.
- 153 427 “Terwijl ik tegen hem sprak, wist ik niet wat er in zijn hoofd omging ”
- Daarbij denk je niet aan heksenprocessen maar aan denkprocessen.
- We moeten dat beeld serieus nemen.
- Zouden echt achter dat voorhoofd willen kijken
- Daarbij denk je niet aan heksenprocessen maar aan denkprocessen.
- 153 429 /// JST De overeenstemming, harmonie, van gedachten en werkelijkheid ligt in het feit dat wanneer ik ten onrechte zegt dat iets rood is, het daardoor nog geen rood is.
- En in het feit dat wanneer ik iemand het woord rood in de zin “dat is niet rood“wil verklaren, ik dat doe door naar iets roods te verwijzen
- 154 433 Wanneer we een bevel geven kan het lijken alsof dat wat het bevel uiteindelijk wil, onuitgedrukt moet blijven, aangezien er nog steeds een kloof blijft tussen het bevel en het opvolgen ervan.
- Ik wil bijvoorbeeld dat iemand een bepaalde beweging maakt, bijvoorbeeld zijn hand omhoog doet.
- Om het helemaal duidelijk te maken doe ik hem de beweging voor.
- Dit beeld lijkt ondubbelzinnig, tot de vraag: hoe weet hij dat hij deze beweging moet maken?
- Hoe weet hij eigenlijk hoe hij de tekens, welke ik hem ook geef, moet gebruiken?
- Ik zal bijvoorbeeld proberen het bevel met meerdere tekens aan te vullen, door van mij naar de ander te wijzen, aanmoedigen bewegingen te maken, et cetera
- Hier lijkt het alsof het bevel begint te stamelen.
- Alsof het teken met onbetrouwbare middelen begrip in ons probeerde te wekken.
- Maar wanneer we het nu begrijpen, door welk teken komt dat dan?
- 155 436 Hier kun je gemakkelijk in die doodlopende steeg van het filosoferen raken, waar men gelooft dat de moeilijkheid van de opgave daarin zit dat we moeilijk te vangen verschijnselen, de snel ontglippen de momentele ervaring of iets dergelijks, moeten beschrijven.
- Waar de gewone taal ons te grof schijnt, en het lijkt alsof we niet met de fenomenen te maken hebben waar we in het dagelijks leven over spreken, maar
- “met de gemakkelijk vervliegende, die met hun opduiken en verdwijnen
- die eerstgenoemden min of meer voortbrengen”
- Waar de gewone taal ons te grof schijnt, en het lijkt alsof we niet met de fenomenen te maken hebben waar we in het dagelijks leven over spreken, maar
- 155 437 /// JST De wens lijkt al te weten wat hem of zou vervullen; de zin, de gedachte, wat hem waarmaakt, ook als het er helemaal niet is!
- Vanwaar dit bepalen van datgene wat er nog niet is?
- Dit tirannieke eisen? (“De hardheid van het logische moeten“)
- 155 438 “Een plan is als plan iets dat onbevredigend is“.
- (zoals een wens, een verwachting, een vermoeden, enzovoorts)
- En hier bedoel ik: de verwachting is onbevredigd, omdat het de verwachting van iets is; een geloof, een mening, omdat het de mening is dat iets het geval is oma iets werkelijk’s, iets buiten het proces van geloven
onbevredigdheid
- 155 439 In hoeverre kun je een wens, een verwachting, een geloven, et cetera “onbevredigd” noemen?
- Wat is ons voorbeeld van onbevredigdheid?
- Is het een lege ruimte?
- En zou je van zoiets zeggen dat het onbevredigd is?
- Zou dat ook niet een metafoor zijn?
- Is dat wat we onder ###onbevredigdheid noemen niet een gevoel, voorbeeld honger?
- We kunnen in een bepaald systeem van uitdrukking in een ding door middel van de woorden “onbevredigd” en “onbevredigd” beschrijven. Wanneer bijvoorbeeld afspreken een holle cilinder een “onbevredigde cilinder” te noemen, en de massieve cilinder die haar groot “haar bevrediging“
- 156 440 Zeggen “ik heb trek in een appel” betekent niet: ik geloof dat een appel mijn gevoel van onbevredigd zijn zal spelen. Deze zin is geen uiting van een wens, maar van onbevredigd zijn
- 156 441 Van nature en door een bepaalde afwerking, opvoeding, zijn we zo ingericht dat we onder bepaalde omstandigheden wensen uiten
- 156 442 Ik zie hoe iemand een geweer aanlegt, en zeg “Ik verwacht een knal”
- 156 443 /// JST “Het rood dat je je voorstelt is toch zeker niet hetzelfde (niet hetzelfde ding) als wat je voor je ziet; hoe kun je dan zeggen dat het dat is wat je je had voorgesteld?
- Maar treffen we niet een analoge situatie aan in de zinnen
- “hier is een rode vlek” en
- “hier is geen rode vlek” ?
- In beide komt het woord “rood” voor; dus kan dit woord niet de aanwezigheid van iets groots aanduiden
- Maar treffen we niet een analoge situatie aan in de zinnen
verwachting
- 157 445 /// JST In de taal raken verwachting en vervulling elkaar
- 157 447/// JST We hebben het gevoel alsof de ontkennende zin, om een zin te ontkennen, deze eerst in zekere zin waar moet maken
- 158 449 Je blijft vastzitten aan het idee dat het gebruik van een zin daarin bestaat dat je je bij ieder woord iets voorstelt
- 159 454 /// JST “Alles zit al in . . .“‘ Hoe komt dat de pijl >>>—————> wijst?
- Lijkt hij niet al iets buiten zichzelf in zich te dragen?
- Nee, niet de dode streep; alleen psychische, de betekenis, kan dat
- Dat is waar en niet waar
- De pijl wijst alleen in het gebruik dat een levend wezen ervan maakt
- Dit wijzen is geen hocus pocus dat alleen de ziel kan voltrekken
- 159 459 We zeggen “Het bevel beveel dit” en doen het;
- maar ook: “het bevel beveel dit: ik moet …. “
- We vertalen het nu eens in een zin, nu eens in een demonstratie, dan weer in daden
- 160 462 /// JST Ik kan hem zoeken wanneer hij er niet is, maar hem niet ophangen wanneer hij er niet is.
- Je zou kunnen willen zeggen: “maar hij moet toch ook ergens zijn wanneer ik hem zoek. “Dan moet hij ook ergens zijn wanneer ik hem niet vindt, en ook wanneer hij helemaal niet bestaat
- 160 464 /// JST Wat ik wil leren is: van niet van klaarblijkelijke onzin overgaan naar klaarblijkelijke onzin
Waartoe denkt de mens?
- 160 466 /// JST Waartoe denkt de mens?
- Wat heeft het voor nut?
- Waartoe berekent hij hoe sterk een stoomketel moet worden en laat hij de sterkte van de wanden niet aan het toeval over?
- Omdat oorzaken ons ons niet interesseren
- Kan nu een zo gefabriceerde ketel niet exploderen? O, jawel
- 161 467 Denkt de mens dus, omdat ### denken nuttig is gebleken?
- Omdat hij denkt dat het voordelig is, te denken?
- (voelt hij zijn kinderen op, omdat dat nuttig is gebleken?)
- Omdat hij denkt dat het voordelig is, te denken?
- 161 468 Hoe zouden we erg te kunnen komen: waarom hij denkt?
- 161 469 En toch kun je zeggen dat denken nuttig is gebleken. Dat er nu minder ketels exploderen dan vroeger, nu bijvoorbeeld de sterkte van de landen niet meer op het gevoel berekend wordt, maar op die en die manier berekend. Of, nu men iedere berekening die een ingenieur gemaakt door een tweede laat controleren
- 161 470 Soms denkt men dus, omdat het nuttig is gebleken
- 161 471 Wanneer we de vraag “waarom“onderdrukken, bemerken we vaak pas de belangrijke feiten; die dan in onze onderzoekingen tot een antwoord leiden
- 161 473 /// JST Het geloof dat dat ik mij aan het vuur zal branden is van dezelfde aard als de angst die ik mij eraan zal branden
- 161 474 /// JST Dat ik mij aan het vuur zal branden als ik mijn hand erin steekt: dat is zekerheid
- Dat wil zeggen, daar zien we wat zekerheid betekent.
- (Niet alleen wat het woord “zekerheid” betekent, maar ook wat de gevolgen ervan zijn)
- Dat wil zeggen, daar zien we wat zekerheid betekent.
angst
- 162 476 We moeten het object van de angst onderscheiden van de oorzaak van de angst
- Daarom is een gezicht dat onze angst aanjaagt, of in vervoering brengt, er niet de oorzaak, maar (zou je kunnen zeggen) de richting ervan
redenen
- 162 479 De vraag “Om welke redenen geloof je dat?” zou kunnen betekenen: “waar leidt je dat nu af (heb je dat nu afgeleid)?”
- Maar ook: “welke redenen kun je me naderhand voor die veronderstelling geven? “
- 162 480
- Een eerdere ervaring kan een reden zijn voor de vooronderstelling dat later dat en dat zal gebeuren?
- Een uitspraak over het verleden noemen we nu eenmaal een reden voor de veronderstelling dat het in de toekomst zal gebeuren
- 163 484 “Een goede reden is het alleen omdat hij het werkelijk waarschijnlijk maakt dat iets optreedt “
- 163 486 Volgt dat daar een stoel staat uit de zintuiglijke indrukken die ik ontvang?
- Hoe kan nu een zin uit zintuiglijke indrukken volgen?
- Nee. Maar concluderen dan niet dat daar een stoel staat op grond van indrukken, zintuiglijke gegevens?
- Ik trek geen conclusie!
- Maar soms toch wel.
- Ik zie de volgende foto en zeg “er moet daar dus een stoel gestaan hebben” of misschien ook “uit hetgeen je daar ziet, concludeer ik dat daar een stoel staat “
- Dat is een conclusie; maar geen conclusie die door de logica behoort.
- Een conclusie is de overgang naar een bewering; dus ook naar gedrag dat met die bewering correspondeert.
- “Ik trek de consequenties “niet alleen in woorden, maar ook in handelingen
- Was ik ertoe gerechtigd die consequenties te trekken? Wat noem je hier “gerechtigd zijn “?
- Hoe wordt de uitdrukking “gerechtigd zijn ” gebruikt?
- Beschrijf taalspelen! Daaraan zal ook het belang van gerechtigheid zijn afgelezen kunnen worden
- 164 491 Niet: “Zonder taal zouden we niet met elkaar kunnen communiceren “maar wel:
-
- zonder taal kunnen andere mensen niet zo en zo beïnvloeden;
- kunnen we geen wegen aanleggen en machines bouwen, et cetera.
- En ook: zonder het gebruik van spraak zouden mensen niet kunnen communiceren
- zonder taal kunnen andere mensen niet zo en zo beïnvloeden;
-
- 164 492 Een taal bedenken zou kunnen betekenen, op grond van natuurwetten (of in overeenstemming daarmee) een apparaat bedenken voor een bepaald doel, het heeft echter ook een andere zin, analoog met die waarin we spreken van het bedenken van een spel
- 165 494 /// JST Ik wil zeggen: dat wat wij “taal” noemen is in de eerste plaats het apparaat van onze gewone taal, onze woordentaal; en dan pas andere zaken op grond van analogie of vergelijkbaar effect daarmee
- 165 495 Het is duidelijk, ik kan op grond van ervaring vaststellen dat een mens (of dier) reageert zoals ik het wil, op een ander niet
- 165 496 /// JST De grammatica zeg niet hoe de taal gebouwd moet zijn, om aan haar doel te beantwoorden, om zo en zo op mensen in te werken. Ze beschrijft slechts, maar verklaarde geen enkele manier het gebruik van de tekens
- 166 499 Zeggen “Deze woordverbinding heeft geen zin” sluit haar van het bereik van de taal uit en onbegrensd daardoor het gebied van de taal. wanneer echter een grens trekt, kan dat verschillende redenen hebben.
- Wanneer ik een gebied met een hek, een touw of wat dan ook omgaat geef, kan dat tot doel hebben iemand er niet uit, of er niet in te laten;
- Het kan echter ook bij een spel horen, de spelers moeten bijvoorbeeld over de grens heen springen; of het kan aangeven waar het bezit van de ene ophoudt en dat van de ander begint; et cetera
- Trek ik deze grens , dan is daarmee nog niet gezegd waarom ik die trek
zin (meerdere woorden) en zin (zingeving)
- 166 501 “Het doel van de taal is gedachten uit te drukken”
- /// JST Welke gedachte
- 166 502 Het vragen naar de zin. Vergelijk:
- Deze zin heeft zin – “Welke?”
- Deze reeks woorden is een zin – “Welke?“
- 167 507 “Dat zeg ik niet alleen, ik bedoel er ook iets mee”
- Wanneer je nadenkt over wat er in ons gebeurt indien wij woorden bedoelen (en niet alleen maar zeggen), lijkt het alsof er iets aan die woorden gekoppeld wordt, terwijl ze anders doldraaien
- Alsof ze als het ware in ons grepen
- 167 508 Ik ben niet gewend temperaturen in graden Fahrenheit te meten. Daarom “zegt” een temperatuur opgave in die schaal mij niets
- 167 509 Hoe bedoel je, wat je voor je ziet, met woorden?
- 168 510 Probeer het volgende: zeg “het is hier koud” en bedoel “het is hier warm”
- Kun je het?
- 168 511 /// JST Wat wil dat dan zeggen: “ontdekken dat een zin geen zin heeft” ?
- En wat wil dit zeggen: “als ik daar iets mee bedoel, moet het toch zin hebben”?
- Als ik daar iets mee bedoel?
- Als ik daar wat mee bedoel?!
- Je wilt zeggen:
- een zinvolle zin is die welke je niet alleen kunt zeggen, maar die ook een denken
9-5-2019 Chomsky : kleurloze groene ideeën slapen woedend
- 168 514 Een filosoof zegt dat hij de zin “ik ben hier” begrijpt, er iets mee bedoeld, iets denkt,
- Ook wanneer hij er zich op bezint hoe, bij welke gelegenheid, deze zinnen gebruikt wordt
- Wanneer ik zeg “een roos is ook in het donker rood“, zie je dat rood in het donker gewoonweg voor je
- 169 517 De vraag is: kunnen we ons
- 169 518 /// JST Socrates tegen Theaetetus (189a): x
- Socrates : “En wie voorstelt, moet die zich niet iets voorstellen?”
- Theaetetus: uiteraard
- Socrates: en wie zich iets voorstelt, iets werkelijks?
- Theaetetus: uiteraard
- Socrates: En wie schildert, moet die niet iets schilderen – en wie schildert, iets werkelijks? Wat is eigenlijk het object van het schilderen: de afdeling van een mens (bijvoorbeeld) op de mens die de afbeelding weergeeft?
- 169 520 “Wanneer je ook een zin opvat als afbeelding van een mogelijke stand van zaken en zegt dat hij de mogelijkheid van de stand van zaken laat zien, kan een zin toch hooguit doen wat geschilderd of plastisch beeld, of een film doet; en hij kan dus in ieder geval geen voorstelling geven van wat niet het geval is. Dus hangt helemaal van onze grammatica af wat (logisch) mogelijk wordt genoemd, en wat niet, – namelijk wat ze toelaat?
- Maar dat is toch willekeurig!
- We weten niet met elk zinsachtig bouwsel iets te beginnen, niet elke techniek heeft een gebruik in ons leven, en wanneer we in de filosofie in de verleiding komen iets geheel nutteloos tot de zinnen te rekenen, gebeurt dat vaak omdat we over de toepassing ervan niet genoeg nagedacht hebben
- 170 524 /// JST Beschouw het niet als vanzelfsprekend, maar als een merkwaardig feit dat hij plezier beleven aan beelden en verzonnen verhalen; dat zij onze geest bezighouden
(niet) begrijpen
- 171 526 Wat wil dat zeggen, een beeld, een tekening te begrijpen?
- Ook hier bestaat begrijpen en niet-begrijpen
- Het beeld is bijvoorbeeld een stilleven; een deel ervan echter begrijp ik niet: ik ben niet in staat daar concrete dingen te zien, maar zie alleen kleurvlekken op het linnen
- Of ik zie wel allemaal concrete dingen, maar het zijn voorwerpen die ik niet ken (ze zien eruit als apparaten, maar ik weet niet waarvoor ze gebruikt worden)
- Misschien echter ken ik de voorwerpen wel, maar begrijpt, in een andere zin, niet de manier waarop ze bij elkaar staan
- 171 527 Het begrijpen van een zin in de taal is veel meer verwant aan het begrijpen van het thema in de muziek dan je misschien geneigd bent te geloven
- 172 530 Er zou ook een taal kunnen bestaan, in het gebruik waarvan de “ziel” van de woorden geen rol speelt
- 172 531 We spreken van het begrijpen van een zin in die zin dat hij vervangen kan worden door een andere, die hetzelfde zegt; maar ook in die zin dat hij door een andere vervangen kan worden. (Net zomin als het ene muzikale thema door het andere)
- 172 532 Dat heeft “begrijpen” hier dus twee verschillende betekenissen?
- Ik zou liever willen zeggen, deze gebruikt vormen van “begrijpen “vormen zijn betekenis, mijn begrip begrijpen
- Want ik wil “begrijpen“omdat alles toepassen
- 173 536 Het herinterpreteren van een gezichtsuitdrukking is te vergelijken met het herinterpreteren van een akkoord in de muziek, wanneer we het de ene keer als een overgang naar deze, de andere keer als een overgang naar die toonsoort voelen
afbeelding en betekenis / niet
- 173 539 Ik zie een afbeelding die er glimlachend gezicht voorstelt. Wat doe ik, wanneer ik het glimlachen de ene keer als vriendelijk, de andere keer als gemeen opvat?
- 174 543 Kan ik niet zeggen: een kreet, een lach, zitten vol betekenis?
- En dat wil zoiets zeggen als: je kunt er veel uit aflezen
- 175 544 Wanneer een verlangen mij doet zeggen “O, kwam hij toch maar!”, geeft het gevoel de woorden “betekenissen“. Maar het geeft ook de afzonderlijke woorden hun betekenis?
- 175 545 Wanneer je echter zegt: “ik hoop dat hij zal komen ” – geeft dan het gevoel het woord “hopen” niet zijn betekenis? (En hoe zit het met de zin “ik hoop niet meer dat hij zal komen “?
-
17-05-2019 ERGO : het woord hopen geeft een gevoel die afhankelijk is van de gehele zin en niet alleen van het woord hopen
-
- 175 548 Wat is het verschil tussen de beide processen:
- Wensen dat iets gebeurt en
- Wensen dat hetzelfde niet gebeurt?
- Wanneer je het met een plaatje wilt weergeven, zul je met het beeld van de gebeurtenis verschillende dingen willen doen: het doorstrepen, er een lijn omheen trekken, en dergelijke dingen meer. Wat lijkt onze ruwe methode van uitdrukken. in de woorden taalgebruik we inderdaad het woord “niet“. het is alsof we ons daarmee moeten behelpen.
- Men gelooft:
- in het denken gaat het er anders aan toe
- Men gelooft:
- Wanneer je het met een plaatje wilt weergeven, zul je met het beeld van de gebeurtenis verschillende dingen willen doen: het doorstrepen, er een lijn omheen trekken, en dergelijke dingen meer. Wat lijkt onze ruwe methode van uitdrukken. in de woorden taalgebruik we inderdaad het woord “niet“. het is alsof we ons daarmee moeten behelpen.
- 176 549 /// JST “Hoe kan het woord “niet” iets ontkennen?!
- 176 551 /// JST Zijn dit dezelfde ontkenningen:
- “IJzer smelt niet bij 100 graden Celsius
- Niet in de zin van de conditie van het smeltpunt
- “2 maal 2 is niet 5”
- Niet in de zin van ongelijk aan
- *** Moet dat door introspectie beslist worden: door te proberen te zien wat we bij beide zinnen denken?
- “IJzer smelt niet bij 100 graden Celsius
- 176 552 Stel dat ik zou vragen: beseffen we duidelijk, terwijl we de zinnen
- Deze staaf is 1 meter lang
- De 1 als lengte – eenheid
- Hier staat 1 soldaat
- De 1 als aantal
- Dat het begrip “1” hier verschillende betekenissen heeft?
- Deze staaf is 1 meter lang
18-05-2019 Het begrip “meter” houdt in dat deze 1 meter lang is . . . Dus je kunt 2 meter ook zien als 2 maal 1 meter lengte. Dan is 1 ook een aantal (zie ook opmerking 553 )
147 *** ontkenning
- A Dat drie ontkenningen weer een ontkenning opleveren, moet toch al in die ene ontkenning leven, die ik nu gebruik. Het lijkt alsof uit de aard van de negatie volgt dan een dubbele ontkenning een bevestiging is. (En daar zit wat in. Wat? Onze aanhang met beide samen)
- B Er is geen discussie mogelijk over de vraag of deze regels, of andere, de juiste zijn voor het gebruik van het woord “niet “(ik bedoel, of ze met zijn betekenis overeenstemmen)
- want het woord heeft zonder die regels nog geen betekenis;
- en als we de regels veranderen, krijgt het een andere betekenis (of geen), en dan kunnen we net zo goed ook het woord veranderen
- 177 553 /// JST Heeft de “1” nu verschillende betekenissen, als ze de ene keer voor een maat en de andere keer voor een aantal staat? Als de vraag zo gesteld wordt, zul je haar bevestigend beantwoorden
.
177 gedachtenexperiment X en Y
- 177 556 Denk je een taal in met twee verschillende woorden voor de ontkenning, het ene is “X”, het andere “Y”
- Een dubbele “X” leeft een bevestiging op, een dubbele “Y” echter een versterkte ontkenning
- Voor het overige worden beide woorden op dezelfde manier gebruikt
- Hebben “X” en “Y” nu dezelfde betekenis wanneer ze zonder herhaling in zinnen voorkomen?
- daar zou je verschillende antwoorden op kunnen geven:
- De woorden hebben een verschillend gebruik.
- Dus een verschillende betekenis.
- Zinnen echter waarin ze zonder herhaling staan en die voor het overige lijkt luiden zijn, hebben dezelfde zin
- De woorden hebben dezelfde functie in taalspelen, op dat ene verschil na, dat slechts een kwestie van gewoonte is.
- Het gebruik van de twee woorden worden dezelfde manier aangeleerd, door middel van dezelfde handelingen, gebaren, afbeeldingen, et cetera;
- Het verschil in hun gebruikswijze wordt als een bijkomstigheid, als een van de grillige trekjes van de taal, aan de verklaring van de woorden toegevoegd. Daarom zullen we zeggen: “X” en “Y” nu dezelfde betekenis
- We verbinden met de beide ontkenningen verschillende voorstellingen.
- “X” draaide zin als het ware 180 graden.
- En daarom zetten twee van zulke ontkenningen de zin in zijn oude toestand terug
- “Y” is een soort nee- schudden. En zoals je nee schudden niet opheft door het nog een keer te doen, zo kun je een “Y” ook niet opheffen door een herhaling. En ook al komen zinnen met de beide ontkenningen dus praktisch gezien op hetzelfde neer, toch drukken “X” en “Y” verschillende ideeën uit
- De woorden hebben een verschillend gebruik.
- daar zou je verschillende antwoorden op kunnen geven:
- 178 558 Het begrip is:
- Twee maal twee is vier
- 2 x 2 kun je vervangen door 4. = (is) is hier een gelijkheidsteken. De rekenkundige uitkomst is aan beide zijden gelijk.
- De roos is rood
- Als je de roos vervangt door rood, wordt het object roos verandert. Je kunt ook stellen dat rood een eigenschap is van roos
- Dus wat in eerste instantie lijkt dat “is” in deze zinnen verschillende betekenissen heeft, is de dat in de eerste zin het woord is door het = is te vervangen, en deze vervanging in de tweede zin verbiedt
- Twee maal twee is vier
- 179 560 /// JST “De betekenis van een woord is datgene wat de verklaring van de betekenis verklaart”
- Dat wil zeggen: wil je het gebruik van het woord “betekenis” begrijpen, kijk dan wat men “verklaring van de betekenis” noemt
- 179 562 /// JST In het damspel geef je dan aan door twee schijven op elkaar te leggen. Zou je nu niet zeggen dat voor het spel niet-wezenlijk is dat een dan uit twee schijven bestaat?
- 179 564 Wittgenstein is dus geneigd ook in een spel onderscheid te maken tussen wezenlijke en niet-wezenlijke regels. Het spel, zou je willen zeggen, heeft niet alleen regels, maar ook een pointe.
- 180 566 En nu lijkt het of het gebruik van hetzelfde woord, dezelfde schijf, een doel heeft
- Wanneer de gelijkheid niet toevallig, niet wezenlijk is
- En of het doel is dat je de schijf kunt herkennen en weten hoe je moet spelen
- Is er daarbij sprake van een fysische of van een logische mogelijkheid?
- Indien het laatste, dan hoorde gelijkheid van de schijven bij het spel
- 180 569 De taal is een instrument. Haar begrippen zijn instrumenten
- Je denkt nu misschien dat het geen groot verschil kan maken welke begrippen we gebruiken. Net zoals je in de natuurkunde uiteindelijk evengoed voeten en duimen kunt gebruiken als meters en centimeters; het verschil ligt toch alleen in het gemak. Maar ook dat is niet waar, wanneer berekeningen in een bepaald maatstelsel bijvoorbeeld meer tijd en moeite kosten dan we kunnen opbrengen
19-07-2019 vergelijk het rekenen met centen of met afrondingen naar euro’s. In het tweede geval is het veel makkelijker alle berekeningen bij te houden
- 180 570 Begrippen zetten ons aan tot onderzoekingen.
- Zijn de uitdrukking van onze belangstelling, en geen verplichting aan onze belangstelling
- 180 571 Misleidende parallel: psychologie gaat over processen in de psychische sfeer, zoals natuurkunde over processen in de fysische sfeer.
- Zien, denken, horen, voelen, willen zijn niet in dezelfde zin objecten van de psychologie als de bewegingen van lichamen, de elektrische verschijnselen, et cetera, objecten van de natuurkunde.
- Dat kun je zien aan het feit dat de natuurkunde deze verschijnselen ziet, hoort, over zijn nadenkt, ze ons meedeelt, en de psycholoog de uitingen (het gedrag) van het subject observeert
toestand
- 181 572 Verwachting is, grammaticaal gezien, een toestand;
- zoals: iets van mening zijn, iets hopen, iets weten, iets kunnen.
- Maar om de grammatica van deze toestanden te begrijpen moet je vragen:
- “Wat geldt als criterium voor het feit dat iemand zich in deze toestand bevindt?”
- (toestand van haar tijd, van gewicht, van passen)
- “Wat geldt als criterium voor het feit dat iemand zich in deze toestand bevindt?”
- 181 573 /// JST Een mening hebben is een toestand.
- Een toestand waarvan?
- Van de ziel?
- Van de geest?
- Nu, waarvan zeg je dat het een mening heeft?
- Van meneer N.N. bijvoorbeeld. En dat is het juiste antwoord
- Je mag van het antwoord op de vraag nu eenmaal nog geen opheldering verwachten.
- Vragen die dieper gaan, zijn: wat beschouwen we, in bijzondere gevallen, als criteria dat iemand die en die mening heeft?
- Wanneer zeggen we: hij is toen door die mening gekomen?
- Wanneer: hij is van mening veranderd? Enzovoort.
- Het beeld dat de antwoorden op deze vragen ons geven, laat zien wat hier grammaticaal als toestand wordt behandeld
- Je mag van het antwoord op de vraag nu eenmaal nog geen opheldering verwachten.
- 181 574 Een zin, en daarom in een ander opzicht een gedachte, kan de “uitdrukking” van geloven, hopen, verwachten, et cetera zijn. Maar geloven is geen denken. (een grammaticale opmerking).
- De begrippen geloven, verwachten, hopen zijn meer met elkaar verwant dan met het begrip denken
- 182 577 We zeggen “ik verwacht hem“, wanneer we geloven dat hij zal komen, maar zijn komst ons niet bezighoudt. (“Ik verwacht hem” wil je zeggen “ik zou verbaasd zijn als hij niet kwam” – dat zou je niet de beschrijving van een mentale toestand noemen)
- Denk je een taal in die in deze gevallen consequent verschillende werkwoorden gebruikt:
- En net zo, meer dan een werkwoord daar waar wij van “geloven “, “hopen”, enzovoort spreken.
- De begrippen van deze taal zouden voor het begrijpen van de psychologie misschien geschikter zijn dan de begrippen van onze taal
- Denk je een taal in die in deze gevallen consequent verschillende werkwoorden gebruikt:
betekenis
- 182 578 Vraag je af: wat wat wil dat zeggen, het theorema van Goldbach geloven?
- Goldbach Ieder getal bestaat uit een som van priemgetallen.
- 182 581 Een verwachting ligt ingebed in een situatie, waarvan zij ontspringt.
- De verwachting van een explosie kan bijvoorbeeld aan een situatie omspringen waarin een explosie te verwachten is
- 183 583 “Maar je spreekt alsof het eigenlijk nu verwachtte of hoopt, op het moment dat ik geloofde te hopen. Alsof wat nu gebeurt zonder diepe betekening was”
- Wat wil dat zeggen: wat nu gebeurt heeft betekenis of heeft diepe betekenis? Wat is een diepe gewaarwording?
- Zou iemand gedurende een seconde in een geliefde of hoop gewaar kunnen worden, ongeacht wat er aan deze konden voorafging of wat erop volgt?
- Wat nu gebeurt heeft betekenis-in deze omgeving
- De omgeving verleent de gebeurtenis haar belang.
- En het woord “hopen” heeft betrekking op een fenomeen van het menselijk leven
- 183 585 /// JST Wanneer iemand zegt “Ik hoop dat hij zal komen” is dat dan
- een mededeling over zijn mentale toestand, of
- een uiting van zijn hoop?
- 184 588 “Ik loop te peinzen over de beslissing morgen te vertrekken ” Dit kun je de beschrijving van een gemoedstoestand noemen
- 184 589 “In mijn hart heb ik daartoe besloten”
- Luther: “Het geloof zetelt onder de linker tepel”
- 185 591 Moet ik zeggen dat iemand die iets van plan is, en neiging beleefd? Dat een bepaalde neigingsbelevingen bestaan?
- Breng je in dit geval in herinnering: wanneer je in een discussie dringend een opmerking over tegenwerking wilt maken, gebeurt het vaak dat je je mond open doet, ademhaalt en je adem inhoudt; beslis je dan de tegenwerping achterwege te laten, dan adem je uit. Het beleven van dit proces is duidelijk het beleven van een neiging om te spreken wie mij gadeslaat zal begrijpen dat ik iets wilde zeggen en dan bedacht heb
- 185 593 Een hoofdoorzaak van van filosofische ziektes – een eenzijdig dieet: men voedt zijn denken met slechts één soort voorbeelden
- 185 594 “Maar woorden, betekenisvol uitgesproken, hebben toch niet alleen oppervlakte, maar ook een diepte dimensie!
- Er gebeurt toch iets anders wanneer ze betekenisvol worden uitgesproken dan wanneer ze zomaar worden uitgesproken
- Ik kan de getuigenis van een ander niet aannemen, omdat het geen getuigenis is. Het vertelt me alleen wat hij geneigd is te zeggen
- 186 595 /// JST Het is natuurlijk voor ons de zin in deze omgeving uit te spreken; en onnatuurlijk om hem geïsoleerd te zeggen. Moeten we zeggen: er bestaat een bepaald gevoel dat het uitspreken van elke zin begeleid waarvan het uitspreken voor ons natuurlijk is?
onbekend / gevoelens
- 186 596 Het gevoel van “bekendheid” en van “natuurlijkheid“. het is gemakkelijker een gevoel van onbekendheid en van onnatuurlijkheid te ontdekken. Of: gevoelens.
- Want niet alles wat ons onbekend is maakt een indruk van onbekendheid op ons.
- En hier moet je je afvragen, wat we “onbekend “noemen.
- Een kei die langs de weg ligt herkennen we als zodanig, maar misschien niet als de kei die daar altijd heeft gelegen.
- Een mens bijvoorbeeld als mens, maar niet als een bekende.
- Er zijn gevoelens van vertrouwdheid; ze uiten zich soms in een blik, of de woorden “mijn oude kamer! “(Die vele jaren geleden bewoonde en nu onveranderd terugvind).
- Evenzo zijn er gevoelens van vreemdheid: ik blijf verschrikt staan; kijk het ding, of de persoon, onderzoeken of wantrouwig aan;
- zeg: “ik vind het allemaal maar vreemd. “-
- Maar omdat er nu dat gevoel van vreemdheid bestaat, kun je nog niet zeggen: elk ding dat we goed kennen en dat ons niet vreemd voorkomt, geeft ons een gevoel van vertrouwdheid
- We denken, als het ware, de plaats die het gevoel van vreemdheid eerst innam toch op een of andere manier bezit moet zijn.
- Er is een plaats beschikbaar voor deze atmosfeer en als de een hem niet inneemt, dan een ander
- 186 597 Zoals er in het taalgebruik van een Duitser die goed Engels spreekt germanismen binnensluipen, ofschoon hij niet eerst de Duitse uitdrukking vormt en hem dan in het Engels vertaald; zoals hij dus Engels spreekt, alsof hij, “onbewust”, uit het Duits vertaald, zo denken wij vaak dat er aan ons denken en denkschema ter grondslag ligt; dat we uit een primitievere denkwijze in de onze vertalen
- 186 598 /// JST Wanneer we filosoferen zouden we gevoelens willen hypostaseren waar er geen zijn. Ze dienen om ons onze gedachten te verklaren
- 187 599 In de filosofie worden geen conclusies getrokken. “Zo moet toch zijn!” is geen uitspraak uit de filosofie. Zij stelt slechts vast wat iedereen zal toegeven
- 187 604 Van de processen die wij “herkenning” noemen krijgen we gemakkelijk een verkeerd beeld; als bestond herkennen altijd in het met elkaar vergelijken van twee indrukken
- Het is alsof ik een afbeelding van een voorwerp bij mij droeg en daarmee een ander voorwerp identificeerde als datgene wat op de afbeelding stond afgebeeld
- Ons geheugen schijnt ons aan zo’n vergelijking is mogelijkheid te helpen, doordat voor ons een afbeelding bewaard van hetgeen wij vroegen gezien hebben, of ons in staat stelt (als door een kijker) in het verleden te breken
- 187 605 Overigens is het niet zozeer alsof ik het voorwerp vergelijk met een afbeelding die ernaast staat, als wel dat het voorwerp met de afbeelding samenvalt. Ik zie dus maar één ding en niet twee
tijd
- 188 607 /// JST mijmeringen over het begrip “tijd”
- Hoe schat je hoe laat het is? Ik bedoel echter niet aan de hand van uiterlijke aanknopingspunten, de stand van de zon, het licht in de kamer, en dergelijke.
- Je stelt jezelf bijvoorbeeld de vraag “Hoe laat zal het zijn?“, pauzeerde een ogenblik, stelt hij misschien een wijzerplaat voor; en dan noem je een tijd
- Of je overweegt verscheidene mogelijkheden; je stelt je één bepaalde tijd voor, dan een andere, en ten slotte stop je ergens
- Zo, of ongeveer zo, gaan erin zijn werk
- Maar gaat je inval niet vergezeld van een gevoel van overtuiging; en wil dat niet zeggen dat de inval nu met een innerlijke klok overeenstemt?
- Nee, ik lees de tijd niet van een of andere klok af; er is in zoverre sprake van een gevoel van overtuiging, dat ik zonder gewaarwording van twijfel, rustig en zeker van mezelf, een tijd noem
- Maar klikt er niet iets wanneer ik die tijd zeg?
- Niet dat ik weet het, tenminste, wanneer daar niet het tot rust komen van je wikken en wegen, het blijven staan bij een bepaald getal onder verstaat.
- Ik zou hier ook nooit gesproken hebben over een “gevoel van overtuiging “, maar gezegd hebben: ik heb even nagedacht en vervolgens voor mezelf uitgemaakt dat het kwart over vijf is.
- Maar op grond waarvan heb ik dat gedaan? Misschien zou ik gezegd hebben: “zuiver op het gevoel“; hetgeen niet meer betekent dan dat ik het heb overgelaten aan wat mij in zal vallen.
- Maar om de tijd te kunnen schatten, moet je je toch op zijn minst in een bepaalde toestand verplaatsen; en je beschouwt toch niet iedere voorstelling van een tijdsbepaling als een bepaling van de juiste tijd!
- Zoals gezegd: ik vroeg me af “Hoe laat zal het zijn?” Dat wil zeggen, ik heb deze vraag niet bijvoorbeeld in een verhaal gelezen en er ook niet geciteerd als een uitspraak van iemand anders; nog mee geoefend in het uitspreken van die woorden: et cetera.
- Dit waren niet de omstandigheden waaronder ik die woorden gezegd heb.
- Maar welke dan wel? Ik dacht aan mijn ontbijt en vroeg me af of vandaag laat zou worden voor ik daar aan toe kwam. Om dat soort omstandigheden ging het.
- Maar zie je dan werkelijk niet dat je je in een voor het schatten van de tijd karakteristieke (zij het ook ongrijpbare) toestand bevond, als het ware in een daarvoor karakteristieke atmosfeer?
- Ja het karakteristieke was dat ik mijzelf de vraag stelde “Hoe laat zal het zijn?“
- 189 610 Beschrijf het aroma van koffie !
- Waarom gaat dat niet?
- Ontbreken ons de woorden?
- En voor wat ontbreekt ons de woorden?
- Maar waar komt de gedachte vandaan dat zo’n beschrijving toch mogelijk zou moeten zijn?
- Heb je zo’n beschrijving ooit gemist?
- Heb je geprobeerd het aroma te beschrijven, en is het toen niet gelukt?
willen
- 190 612 Van de beweging van mijn arm, bijvoorbeeld, zou het niet zeggen dat ze komt wanneer ze komt, et cetera.
- En hier is het gebied waarbinnen het zinvol is te zeggen dat iets ons niet eenvoudig overkomt, maar dat we het doen.
- “Ik hoef niet te wachten, tot mijn arm omhoog gaat, ik kan hem omhoog doen “
- En hier stel ik het bewegen van mijn arm tegenover bijvoorbeeld het feit dat het hevige kloppen van mijn hart zal ophouden
- ( Vergelijk de vrije wil: “NU steek ik mijn arm omhoog”)
- 190 613 Het heeft geen zin van willen – willen te spreken . “Willen” is niet een naam voor een handeling, dus ook niet voor een willekeurige handeling
- 191 616 /// JST Wanneer ik mijn arm omhoog doe, heb ik niet gewenst dat hij omhoog zou gaan.
- De willekeurige handeling sluit deze wens uit.
- Wel kun je zeggen: “ik hoop dat ik de cirkel foutloos zal tekenen. “
- En daarmee je druk een wens uit, dat je hand zich zo en zo zal bewegen
- 191 618 /// JST Het willende subject stel je je hiervoor als iets zonder massa (zonder traagheid); als een motor die in zichzelf geen traagheid weerstand hoeft te overwinnen. En dus alleen aandrijft en niet aangedreven wordt. Dat wil zeggen:
- je kunt zeggen “ik wil, maar mijn lichaam gehoorzaamt mij niet”
- maar niet: “Mijn wil gehoorzaamt mij niet'” ( Augustinus)
- Maar in de zin waarin het willen mij niet kan mislukken, kan ik het ook niet proberen
- 192 620 /// JST Doen lijkt zelf geen ervaringsinhoud te hebben.
- Het lijkt een punt zonder uitgebreidheid, bekend de punt van een naald.
- Deze punt lijkt de eigenlijke handeling te zijn.
- En de verschijningen gebeurtenissen slechts het gevolg van dit doel.
- “Ik doe” lijkt een bepaalde betekenis te hebben, los van elke ervaring
- 192 621 Maar laten we één ding niet vergeten: wanneer “ik mijn arm op til”, gaat mijn arm omhoog. En dan ontstaat het probleem: wat blijft er over wanneer ik van het feit dat ik mijn arm op til het feit aftrek dat mijn arm omhoog gaat?
- /// JST Vormen de kinetische gewaarwordingen nu mijn willen?
- 192 625 “Hoe weet je dat je je arm heb opgetild? Ik voel het. ”
- Wat je dus herkend is de gewaarwording?
- En ben je er zeker van dat je deze juist herkend?
- Je bent er zeker van dat je je arm hebt opgetild; is dat niet het criterium, de maatstaf, van het herkennen?
01-06-2019 probeer maar eens met gesloten ogen je arm op te tillen. Hoe voelt dat?
voorspellen
- 193 629 /// JST Wanneer mensen het hebben over de mogelijkheid om de toekomst te kennen, vergeten ze altijd het feit dat je je willekeurige bewegingen kunt voorspellen
- 193 630 Bekijk de volgende taalspelen:
- (a) Iemand geeft een ander het bevel bepaalde armbewegingen te maken, of bepaalde lichaamshouding een aan te nemen (gymnastiekleraar en leerling)
- En een variant van dit al spel gaat als volgt: de leerling geeft zichzelf bevelen en voert ze daarna uit
- (b) Iemand observeer bepaalde regelmatige processen
- Bijvoorbeeld de reacties van verschillende metalen op zuren – en doet op grond daarvan voorspellingen over de reacties die in bepaalde gevallen zullen optreden
- Er bestaat een duidelijke verwantschap tussen deze twee taalspelen, en ook een fundamenteel verschil. in allebei zou je de woorden die uitgesproken worden “voorspellingen” kunnen noemen. vergelijk echter het africhten dat tot de ene techniek leidt met het africhten voor de tweede!
- (a) Iemand geeft een ander het bevel bepaalde armbewegingen te maken, of bepaalde lichaamshouding een aan te nemen (gymnastiekleraar en leerling)
- 194 631 “Ik ga nu twee poeders innemen; over een half uur ga ik overgeven“.
- Het verklaart niets wanneer ik zeg dat ik in het eerste geval de actor ben, en in het tweede slechts de waarnemer. Omdat ik in het eerste geval het causale verband van binnen zie, en in het tweede van buiten. En vele soortgelijke dingen
- Het doet ook niet ter zake wanneer je zegt dat een voorspelling van de eerste soort net zomin onfeilbaar is als een van de tweede soort.
- Dat ik twee poeders ging innemen, zij het niet op grond van waarnemingen van mijn gedrag.
- Die zin had andere antecedenten.
- Ik bedoelde gedachten, handelingen et cetera die er naartoe leiden.
- En het is alleen maar misleidend, te zeggen: “de enige wezenlijke veronderstelling voor jou uiting was jou besluit”
- 194 632 Ik wil niet zeggen: in het geval van de wilsuiting “ik ga poeders innemen” is de voorspelling oorzaak – en de vervulling ervan het effect. (Dat zou misschien een fysiologisch onderzoek kunnen uitmaken.) Zoveel is echter waar: we kunnen vaak op grond van de uiting van een besluit de handeling van een persoon voorspellen. Een belangrijk taalspel
- 195 637 “Ik weet precies wat ik wilde zeggen!”
- En toch heb ik het niet gezegd.
- En toch lees ik het niet af van een of ander proces dat toen plaatsvond en dat ik mij herinner.
-
- En ik interpreteer ook de toenmalige situatie en haar voorgeschiedenis niet.
- Want ik denk er niet over na en beoordeel haar niet
-
- 196 639 /// JST Een mening, zou je willen zeggen, ontwikkelt zich. Maar ook daarin ligt een fout
- 196 640 Door een gevoel van aanknopen. Het woord “gevoel” is hier zeer misleidend
beleving
- 197 648 “Mijn woorden herinner ik mij niet meer, maar mijn bedoeling herinner ik mij nog precies: ik wilde hem met mijn woorden tot kalmte brengen”.
- Mijn herinnering mij zien, brengt zij mij voor de geest?
- Nu, stelde dat zij niet anders deed dan mij die woorden te binnenbrengen!
- En misschien nog andere die het beeld nog preciezer invullen.
- (“Mijn woorden herinner ik mij niet meer, maar wel de geest waarin ik ze uitspraak”)
- 197 649 /// JST “Dan kan iemand die geen taal heeft geleerd bepaalde herinneringen dus niet hebben?
- Natuurlijk, – hij kan geen verbale herinneringen, verbale mensen, angsten, et cetera hebben.
- En herinneringen, wensen, et cetera in de taal zijn niet zomaar de kale uitbeeldingen van eigenlijke belevingen;
- is wat tot de taal behoort dan geen beleving?
- 198 652 “Hij nam hem met een vijandige blik op en zei . . . ”
- ((“Als je de zin wil begrijpen, moet je je de mentale betekenis, de mentale toestanden, erbij voorstellen”))
- 198 654 Onze fout is dat we naar een verklaring zoeken, daar waren we de feiten als “oerfenomenen” zouden moeten zien. Met andere woorden, waar we zouden moeten zeggen: dit taalspel wordt gespeeld
- 199 656 /// JST Met welk doel zeg ik tegen iemand dat ik vroeger die en die wens heb gehad?
- Bekijk het taalspel als dat wat primair is!
- 200 664 Je zou in het gebruik van een woord een oppervlaktegrammatica van een dieptegrammatica kunnen onderscheiden
- Dat wat zich bij het gebruiken van een woord onmiddellijk in je grift is zijn wijze van gebruik binnen de zinsbouw, dat deel van het gebruik (zou je kunnen zeggen) dat je met het oor kunt opnemen.
- En vergelijk nu de dieptegrammatica, van bijvoorbeeld het woord “bedoelen“, met wat de oppervlakte grammatica ons zou doen vermoeden.
- Geen wonder dat je het moeilijk vindt eruit te komen
- 200 665 Stel je voor dat iemand met een gelaatsuitdrukking van pijn op zijn wang wees en daarbij “abracadabra!” zei.
- We vragen “wat bedoel je?”
- En hij antwoordt: “ik bedoel daar kiespijn mee “
- Of wat betekende het dan: pijn met dat woord bedoelen?
- En toch zou je in een ander verband beweerd hebben dat juist de geestelijke activiteit van het daten dat bedoelen het belangrijkste is bij het gebruik van taal
- Maar, – kan ik dan niet zeggen “met abracadabra bedoel ik kiespijn?
- Natuurlijk; maar dat is een definitie. Die de beschrijving van wat er zich bij het uitspreken van dat woord in mei afspeelt
- 200 666 Stel je voor dat je pijn heb en tegelijk hoor je hoe bij de buren de piano wordt gestemd.
- Je zegt “het zal zowel ophouden“
- Het maakt toch wel verschil of je de pijn bedoeld of het piano stemmen!
- Natuurlijk; maar waaruit bestaat dat verschil?
- Ik geef toe: in vele gevallen zal er met de bedoeling een bepaalde richting van je aandacht corresponderen, net zoals vaak een blik, een gebaar, of het sluiten van de ogen, dat je een “naar-binnen-kijken” zou kunnen noemen
- 201 669 Je kunt tijdens het spreken aan een voorwerp refereren door er na te wijzen.
- Het wijzen is dan een onderdeel van het taalspel.
- En nu lijkt het ons of je over een gewaarwording spreekt door het tijdens het spreken je aandacht op te vestigen.
- Maar waar is de analogie?
- Die ligt kennelijk in het feit dat je naar iets kunt wijzen door te kijken en te luisteren
- 201 673 /// JST De geestelijke houding “begeleidt” een woord niet in dezelfde zin als een gebaar
- ( Zoals iemand alleen kan reizen, en toch door mijn goede mensen begeleid, en zoals de ruimte leeg kan zijn en toch vol licht)
- 202 679 “Kan je er echter aan twijfelen dat je dat bedoelt? ” – Nee; maar er zeker van zijn, het weten, kan ik ook niet
- 203 685 /// JST “Zoek A” wil niet zeggen “Zoek B“; maar ik kan om die twee bevelen uit te voeren precies dezelfde doen.
- Wanneer je zou zeggen dat er daarbij twee verschillende dingen moeten gebeuren, zou dat te vergelijken zijn met wanneer je zei: de zinnen “vandaag ben ik jarig” en “ik ben op 26 april jarig” moeten betrekking hebben op verschillende dagen, aangezien ze niet dezelfde zin zijn
- 205 693 /// JST “Wanneer ik iemand het vormen van de reeks . . . leer, bedoel ik toch dat hij op de honderdste plaats . . . moet schrijven”
-
- Helemaal juist: dat bedoel je
- En kennelijk zonder daar noodzakelijkerwijs ook maar aan te denken
- Daaraan zie je hoe verschillende grammatica van het werkwoord “bedoelen” van die van het werkwoord “denken” is.
- En niets is verkeerder dan bedoelen een geestelijke activiteit te noemen!
- Wanneer er tenminste niet op uit bent verwarring te wekken.
- (Je zou ook kunnen spreken van een activiteit van de boter, wanneer die in prijs stijgt; en wanneer daardoor geen problemen ontstaan, kan dat geen kwaad.)
– ##
– ##
– ##
– ##
– ##
.
—5—
-##
-##
-##
-##
—9—
-##
-##
-##
-##
–10—
-##
-##
-##
-##