549 I Vrijheid handelen
DEEL 4 Hebben, doen en zijn
Eerste hoofdstuk : Zijn en doen: de vrijheid
549 I Vrijheid is de eerste voorwaarde voor het handelen
Begrippen:
- handelen
- vrijheid
- 549 Het begrip “handelen“:
- Het begrip daad bevat namelijk talrijke ondergeschikte noties die we zullen moeten ordenen en hiërarchisch moeten indelen:
- handelen is de gestalte van de wereld veranderen,
- over de middelen met het oog op een doel beschikken,
- een zodanig instrumenteel, geordend complex voortbrengen dat
- door een reeks aaneenschakelingen en verbindingen
- in een van de schakels aangebrachte modificatie leidt
- door de modificatie van de hele reeks
- en uiteindelijk een voorzien resultaat opgeleverd
- door de modificatie van de hele reeks
- in een van de schakels aangebrachte modificatie leidt
- door een reeks aaneenschakelingen en verbindingen
- Het begrip daad bevat namelijk talrijke ondergeschikte noties die we zullen moeten ordenen en hiërarchisch moeten indelen:
- 549 Eerst dient name te worden opgemerkt dat een handeling principieel intentioneel is
- 549 De gelijkstelling van het resultaat met de intentie is in dit geval voldoende om van handeling te kunnen spreken. Maar als dat zo zou zijn, constateren we dat de handeling noodzakelijkerwijs als voorwaarde de erkenning impliceert van een objectief gemis / een negatiteit ( een desideratum (iets dat gewenst of vereist is) )
- 550 […] We moeten toch wel inzien dat al die overwegingen negatief zijn,
- dat wil zeggen dat ze betrekking hebben op wat niet is niet op wat is
- 550 In zoverre de mens in de historische situatie is ondergedompeld,
- overkomt het hem dat hij zelfs geen idee van de gebreken en tekortkomingen van een bepaalde politieke of economische organisatie,
- niet, zoals men dwaas beweert,
- omdat hij “eraan gewend is”,
- maar omdat hij haar vat in haar zijnsvolheid en zichzelf niet kan voorstellen dat het ook anders zou kunnen zijn
- omdat hij “eraan gewend is”,
- niet, zoals men dwaas beweert,
- overkomt het hem dat hij zelfs geen idee van de gebreken en tekortkomingen van een bepaalde politieke of economische organisatie,
- 551 Sartre geeft als voorbeeld een arbeider uit 1830, die niet in verzet komt tegen zijn situatie.
- Er spelen hier twee belangrijke gevolgen:
- Geen feitelijke toestand, welke die ook moge zijn (politieke, economische structuur van de maatschappij, psychologische “toestand” enzovoort), heeft uit zichzelf de mogelijkheid enigerlei daad te motiveren
- Geen feitelijke toestand kan het bewustzijn ertoe brengen die als een negatiteit (een gemis) te vatten. sterker nog, geen enkele feitelijke toestand kan het bewustzijn te brengen en te definiërende en nacht te bakenen, aangezien, Spinoza’s uitspraak “Elke bepaling is een ontkenning“, volkomen waar blijft
- Er spelen hier twee belangrijke gevolgen:
- 552 Maar elke handeling heeft als uitdrukkelijke voorwaarde niet alleen de ontdekking van een toestand als “gemis aan . . . “, Dat wil zeggen als negatiteit , maar ook de constitutie van de als geïsoleerd systeem beschouwde toestand
- 552 Het kost de deterministen geen moeite daarop te reageren
- met de stelling dat er geen handeling zonder motief bestaat
- en dat de meest onbeduidende gebaar (liever de rechter-dan de linkerhand opsteken enzovoort)
- verwijst naar motieven en naar drijfveren die er zijn betekenis aan verlenen
- 553 Maar de deterministen maken maken zich er op hun beurt een makkelijk vanaf door in hun analyse niet verder gaan dan het motief en de drijfveer.
- De wezenlijke vraag ligt immers verder dan het complexe geheel “motief – intentie – daad – doel“
- 553 Om motief te zijn moet het motief als zodanig worden ervaren
- 553 De drijfveer is slechts door het doel te begrijpen, dat wil zeggen door iets wat niet bestaat;
- de drijfveer is dus op zichzelf een negatiteit
- Als ik bijvoorbeeld een hongerloon accepteer, dan is dat waarschijnlijk uit angst – en angst is een drijfveer.
- Maar het is vrees om van honger om te komen; dat wil zeggen dat die vrees slechts uit zichzelf, in een als ideaal gestelde doel zin heeft, maar met behoud van een leven dat ik als “bedreigd” vat.
- En die vrees is op haar beurt slechts begrijpen in relatie tot de waarde die ik impliciet aan het leven toekent
- dat wil zeggen dat hij refereert aan het hiërarchisch ingedeelde systeem van ideële objecten die de waarden zijn (JST Maslow)
- de drijfveer is dus op zichzelf een negatiteit
- 554 We kunnen het echter niet bij die oppervlakkige overwegingen laten: als de fundamentele voorwaarde voor de daad de vrijheid is, moet we trachten de vrijheid nauwkeuriger te beschrijven.
- Het begrip vrijheid :
- Maar we stuiten eerst op een grote moeilijkheid: beschrijven is gewoonlijk een verklarende bezigheid, gericht op de structuren van een specifieke essentie.
- Maar de vrijheid heeft geen essentie.
- Ze is aan geen enkele logische noodzakelijkheid onderworpen; van haar zou moeten worden gezegd wat Heidegger van het Dasein in het algemeen zegt: ‘In haar gaat de existentie vooraf aan de essentie en beheerst ze deze.’
- De vrijheid maakt zich tot daad en gewoonlijk bereiken we haar via de daad die ze opbouwt met de motieven, de drijfveren en de doeleinden die de daad impliceert.
- Maar juist omdat die daad een essentie heeft, verschijnt ze aan ons als geconstitueerd; als we naar het constituerende vermogen terug willen gaan, moeten we alle hoop opgeven er een essentie in aan te treffen.
- Deze zou namelijk een nieuw constituerend vermogen vereisen en zo door tot in het oneindige.
- Hoe dus een existentie te beschrijven die zichzelf voortdurend maakt en die zich aan een definitie onttrekt?
- De benaming ‘vrijheid‘ is al gevaarlijk als we stilzwijgend moeten aannemen dat het woord naar een concept verwijst, zoals woorden gewoonlijk doen.
- Zou de vrijheid, ondefinieerbaar en onbenoembaar als ze is, soms niet onbeschrijfbaar zijn?
- Het begrip vrijheid :
- 555 […] doordat er beschrijvingen kunnen zijn die niet de essentie naar het bestaande zelf in zijn specificiteit beogen. Ik kan natuurlijk geen vrijheid beschrijven die de ander en ikzelf gemeen zouden hebben; ik kan het niet een essentie van de vrijheid overwegen. Het is juist de vrijheid die fundamenten van alle recensies is, aangezien de mens, door een mens in de richting van zijn eigen mogelijkheden te overschrijden, de tussenwereldse essenties onthult.
04-11-2020 Google existentie gaat vooraf aan essentie:
Existentie (het zinloos leven/bestaan) gaat dus in de theorie van Sartre vooraf aan essentie (het betekenis geven aan het leven – eigen verantwoordelijkheid).
Volgens Sartre bestaat er dus geen God en is de mens dan ‘veroordeeld om vrij te zijn’. Deze vrijheid brengt echter een grote persoonlijke verantwoordelijkheid met zich mee: de mens moet het dan zelf doen – hoe moeilijk dat ook soms is.
- 555 Husserl en Descartes vragen zoals Gaston Berger heeft laten zien, van het cogito dat het hun een waarheidsessentie levert: beide komen we tot de verbinding van twee simpele naturen, bij de anderen vatten we de eidetische structuur van het bewustzijn. Maar als het bewustzijn in existentie aan zijn essentie moet voorafgaan, hebben Husserl en Descartes zich allerlei vergist.
- Wat van het cogito kan worden gevraagd, is slechts dat het onze feitelijke noodzakelijkheid onthuld
- We moeten ons eveneens tot het cogito richten om de vrijheid te determineren als vrijheid die van ons is, als loutere feitelijke noodzakelijkheid, dat wil zeggen als een contingent bestaande, dat ik echter niet niet kan ervaren
- Ik ben immers een bestaand iemand die zijn vrijheid leert door zijn daden; maar ik ben ook een bestaand iemand wiens individuele, eenmalige existentie zich als vrijheid vertijdelijkt
- Als zodanig ben ik noodzakelijkerwijs bewustzijn (van) vrijheid , aangezien in het bewustzijn niets bestaat behalve als niet-thetisch bewustzijn te bestaan
- mijn vrijheid is dus voortdurend in het geding in mijn zijn: ze is niet een toegevoegde hoedanigheid op een eigenschap van mijn aard; ze is heel precies de stof van mijn zijn
- 555 Al in ons eerste hoofdstuk hebben we vastgelegd,
- dat als de ontkenning tot de wereld komt door de menselijke-werkelijkheid
- deze een zijn moet zijn dat een vernietende breuk met de wereld en met zichzelf tot stand kan brengen;
- en we hebben vastgesteld dat de permanente mogelijkheid van zo’n breuk één is met de vrijheid
- Maar aan de andere kant hebben we geconstateerd
- dat die permanente mogelijkheid om wat ik ben in de vorm van het “het-geweest-zijn” te vernieten, voor de mens een bijzondere bestaan type inhoudt
- uitgaande van analyses zoals die van de kwade trouw konden we toen vaststellen dat de menselijke-werkelijkheid haar eigen niet is
- dat als de ontkenning tot de wereld komt door de menselijke-werkelijkheid
- 556 Als we zeggen dat het voor-zich (geest) heeft te zijn wat het is, zeggen we dat het wat het niet is terwijl het niet is wat het is, zeggen dat in het vervoer-zich de existentie voorafgaat aan de essentie of omgekeerd volgens de uitspraak van Hegel dat het voor-zich “wezen is wat geweest is” — dan zeggen we een en hetzelfde, namelijk dat de mens vrij is
04-11-2020 vrij en vogelvrij
- 556 /// JST Alleen al vanwege het feit dat ik bewustzijn heb van motieven die me tot mijn daden uitnodigen,
- zijn die motieven al transcendente objecten voor mijn bewustzijn,
- ze zijn buiten;
- tevergeefs zal ik proberen we eraan vast te haken:
- ik ontsnap eraan door mijn bestaan zelf
- ik ben ertoe veroordeeld vrij te zijn
- Dit betekent dat er voor mijn vrijheid geen andere grenzen kunnen worden gevonden dan de vrijheid zelf of, zo men liever wil, dat we niet vrij zijn op te houden vrij zijn
- zijn die motieven al transcendente objecten voor mijn bewustzijn,
- 556 /// JST Psychologisch gezien komt dat er voor een ieder van ons op neer dat we proberen de drijfveren en de motieven als dingen op te vatten
- 557 De vrijheid is precies het niet dat in het hart van de mens wordt geweest en dat de menselijke-werkelijkheid dwingt zich te maken in plaats van te zijn
- 557 Met betrekking tot de “wil“:
- Er bestaat een vrij algemene neiging de vrije daden gelijk te stellen met wilsdaden en de deterministische verklaring voor te behouden aan de wereld van de passies (zie Descartes)
- 558 De menselijke-werkelijkheid verschijnt [dus] als een vrije macht
- die door een geheel van gedetermineerde processen wordt belegerd
- Men zal geheel
- vrije daden,
- gedetermineerde processen waarover de vrije wil macht heeft en
- processen die per definitie aan de menselijke-wil ontsnappen,
-
- onderscheiden
-
05-11-2020 : Sartre gebruikt hier het begrip menselijke-werkelijkheid
- 558 Sartre verwerpt de bovenstaande visie
- 559 Sartre stelt dat er twee oplossingen mogelijk zijn:
- ofwel de mens is geheel gedetermineerd
- wat onaanvaardbaar is, in het bijzonder omdat een gedetermineerd (dat wil zeggen in uitwendige tijd gemotiveerd bewustzijn) zelf loutere uitwendigheid wordt en ophoudt bewustzijn te zijn
- ofwel de mens is geheel vrij
- ofwel de mens is geheel gedetermineerd
- 559 Hier zoals overal elders constateren we dat de bewustzijnstoestand een louter idool van de positieve psychologie is. De wil is noodzakelijkerwijs negativiteit en vernietingsvermogen als hij vrijheid moet zijn
- 560 Zoals we hebben gezien, kan de menselijke-werkelijkheid haar doeleinden noch van buiten noch van een zogenaamde interne “aard” ontvangen
- Ze kiest ze en door die keuze verleent ze er een transcendent bestaan aan als externe grens van haar projecten
- Vanuit dat standpunt bezien
- (en als we goed begrijpen dat de existentie van het er-zijn voorafgaand aan de essentie daarvan en deze beheerst)
- beslist de menselijke-werkelijkheid, in en door haar opdoemen zelf, haar eigen zijn door haar doeleinden te bepalen
- 561 Vrijheid is niets anders van het bestaan van onze wil en van onze passies in zoverre dat bestaan vernieting van de facties die tijd is, dat wil zeggen die van zijn dat zijn zijn is naar een modes van hebben het zijn
- 561 Zal ik me door de wil of passies laten leiden?
- 562 Sartre :
- een emotie is niet een fysiologische storm:
- ze is een aan de situatie aangepaste reactie;
- ze is een gedrag waarvan de betekenis en de vorm het object zijn van een intentie van het bewustzijn
- dat een specifiek doel met specifieke middelen beoogt te bereiken
- een emotie is niet een fysiologische storm:
- 562 Bij angst flauwvallen, verlammen van schrik beogen het gevaar weg te nemen door het bewustzijn van het gevaar te elimineren
- 562 Mijn vrees is vrij en manifesteert mijn vrijheid,
- ik heb al mijn vrijheid in mijn vrees gelegd en ik heb ervoor gekozen in een bepaalde situatie bangelijk te zijn;
- in een bepaalde andere situatie zal ik als wilskrachtig en moedig bestaan en zal ik al mijn vrijheid in mijn moed hebben gelegd
- Er is met betrekking tot de vrijheid geen enkel bevoorrecht psychisch fenomeen
- Uit al mijn “zijnswijzen” spreek ze in gelijke mate, omdat ze allemaal zijnswijzen van mijn eigen niet zijn
- 563 Wat is een motief?
- 563 Wat is een drijfveer?
- 563 Gewoonlijk wordt onder motief de reden van een dag verstaan;
- dat wil zeggen het geheel van de rationele overwegingen die haar rechtvaardigen
- 563 Motief zullen we […] noemen het objectieve vatten van een gedetermineerde situatie in zoverre deze situatie zich,
- (in het licht van een bepaald doel) onthuld met de mogelijkheid kunnen dienen als middel om dat doel te bereiken
- 563 De drijfveer daarentegen wordt gewoonlijk als een subjectief feit beschouwd
- Het geheel van begeerten, emoties en passies dreigt me ertoe een bepaalde daad te verrichten
- 564 In tegenstelling tot de historicus zal de psychologe bij voorkeur naar de drijfveren zoeken
- 564 Dan moet nog wel de relatie worden verklaard tussen motieven en drijfveren in het alledaagse geval waarin ze beide bestaan
- 565 Objectief gezien is een mes een uit een lemmet met een heft bestaand instrument.
- Ik kan het objectief vatten als een instrument om mee te klieven en te snijden;
- maar als ik geen hamer hebt, kan ik het omgekeerd vatten als instrument om mee te timmeren: ik kan het echt gebruiken om de spijker in te slaan en die gebruikswijze is niet minder objectief
- 566 /// JST […] Dan wordt alles helder en kunnen we onze voorstelling maken van de betrekkingen tussen die drie termen,
- motieven, drijfveren en doeleinden
- We hebben hier te maken met een specifiek geval van in-de-wereld-zijn:
- net zoals het opdoemen van de geest maakt dat er een wereld is, zo ook maakt in dit geval z’n zijn zelf,
- in zoverre dat zijn louter project in de richting van een doel is,
- dat er een bepaalde structuur van de wereld is die in het licht van dat doel de naam motief verdient
- Het voor-zich (geest) is dus bewustzijn van dat motief
- Maar dat thetische bewustzijn van het motief is principieel niet-thetisch bewustzijn (onbewust) van zich als project in de richting van een doel
- In die zin is de drijfveer, dat wil zeggen dat het zich niet-thetisch bewustzijn ervaart als min of meer begerig,
- min of meer gepassioneerd project in de richting van een doel op het moment zelf wat zich constitueert als onthullend bewustzijn van de ordening van de wereld tot motieven
- We hebben hier te maken met een specifiek geval van in-de-wereld-zijn:
- motieven, drijfveren en doeleinden
- 566 Motief en drijfveer zijn dus correlatief, precies zoals het niet-thetisch bewustzijn (van) zich het ontologische correlaat is van thetisch bewustzijn (bewust bewustzijn dat zich richt op het object) van het object
- 567 Hoe komt het dan dat in de ogen van de psycholoog de drijfveer de affectieve inhoud is van het bewustzijn feit in zoverre die inhoud een ander bewustzijn feit op beslissing bepaalt? dat komt doordat de drijfveer […] Samen met dat bewustzijn zelf naar het verleden wegglijdt en tegelijk met het bewustzijn ophoudt levend te zijn
- Zodra een bewustzijn dat geleden is gemaakt, is het wat ik heb te zijn in de vorm van “was”
- dan behoudt mijn bewustzijn van gisteren, wanneer ik naar terugkeer, zijn intentionele betekenis en zijn zin als subjectiviteit, maar is verstard, het is buiten als een ding, aangezien het verleden op zich is
- 567 De drijfveer wordt dan dat waarvan er bewustzijn is
- 567 Ze kan aan mij verschijnen in de vorm van “kennis”
07-11-2020 pro – jecten
- 568 Daaruit volgt dat het door de wil ingegeven overwegen altijd vervalst is
- Hoe moet ik namelijk motieven en drijfveren inschatten waarvan ik, vóór enige overweging en door de keuze hier van mijn zelf maken, nu juist een waarde toeken?
- Wanneer ik overweeg is het spel uit
- Hoe moet ik namelijk motieven en drijfveren inschatten waarvan ik, vóór enige overweging en door de keuze hier van mijn zelf maken, nu juist een waarde toeken?
24-09-2022 Ik maar hoe dan ook een keuze
- 569 Voor dit bewustzijn is de drijfveer,
- daar ze door bemiddeling van het reflecterende bewustzijn wordt gevat, als het ware gescheiden;
- de op de wil berustende reflectie brengt,
- om de beroemde formulering van Husserl over te nemen,
- door haar reflexiviteitsstructuur de epochè ten aanzien van het motief in praktijk,
- zo schort het op,
- ze zet het tussen haakjes
- zo schort het op,
- door haar reflexiviteitsstructuur de epochè ten aanzien van het motief in praktijk,
- om de beroemde formulering van Husserl over te nemen,
- 569 Nu we het motief en de drijfveer hebben gedefinieerd, moeten we project dat aan de reflectie ten grondslag ligt, een intentie noemen
- 570 Daarmee verschijnt de vrijheid meteen als een niet te analyseren totaliteit:
- de motieven, drijfveren en doeleinden evenals de manier om
- de motieven, drijfveren en doeleinden te vatten worden als een eenheid opgebouwd
- binnen de kaders van die vrijheid en moeten uitgaande van die vrijheid worden begrepen
- .
- Zolang het er de schijn van had dat de erkenning van de vrijheid die gevaarlijke opvattingen, die volkomen in strijd zijn met de ervaring, tot gevolg hebben,
- hebben weldenkende lieden zich van het geloof in de vrijheid afgekeerd:
- men heeft zelfs kunnen beweren dat het determinisme
- (als men zich ervoor hoe de met fatalisme op een lijn te stellen)
- “menselijker” is dan de theorie van de vrije wil;
- .
- het laat weliswaar goed uitkomen dat onze daden strikt gedetermineerd zijn,
- maar geeft tenminste de reden van elk van die daden en het beperkt zich weliswaar tot het psychische,
- het ziet er weliswaar van af in het geheel van het universum maar conditionering te zoeken,
- maar laat zien dat de verbinding met onze daden in onszelf is:
- we handelen zoals we zijn en onze daden dragen ertoe bij ons te maken
- 570 We hebben laten zien dat de vrijheid één is met het zijn van de geest
- de menselijke-werkelijkheid is vrij
- 571 Natuurlijk, elk van mijn daden, zelfs de geringste, is geheel vrij […] maar dat betekent niet dat ze willekeurig kan zijn, en ook niet dat ze niet te voorzien is
vermoeidheid wandeling in de bergen
- 571 Een voorbeeld: Ik ben met vrienden op pad gegaan. Na een paar uur lopen neem mijn vermoeidheid toe. Ga ik verder lopen of stop ik?
- geef ik op of ga ik door?
- 574 Dat komt met name tot uiting in de talloze zogenaamde overgave- houdingen
- 574 […]
- Zich overgeven aan vermoeidheid,
- aan warmte, aan honger en dorst,
- op een stoel neerploffen,
- zich met wellust op een bed laten zakken,
- zich ontspannen,
- proberen zich door het eigen lichaam te laten opzuigen,
- niet meer onder de ogen van de ander,
- al die vertragingen blijven nooit op zichzelf beperkt
- maar zijn altijd in relatie tot de ander
- 575 Het lichaam is hier een instrument van de synthese: het gaat teloor, in de vermoeidheid bijvoorbeeld,
- omdat dat op-zich (materie) in de hoogste mate bestaat
- 575 Op basis daarvan kan geen enkele interpretatie worden beproefd, want ze zou impliciet het in-de-wereld-zijn van het voor-zich (geest) impliceren, zoals alle bewijsvoeringen die men van het postulaat van Euclides heeft beproefd, impliciet van dat postulaat uitgingen
- 575 Als ik dezelfde methode toepast om de manier wordt mijn vermoeidheid ondergaat te interpreteren,
- zal ik dus eerst (bijvoorbeeld) in mij een argwaan van mijn lichaam vatten,
- een manier om te weigeren “er genoegen mee te nemen”,
- er geen rekening mee te willen houden,
- die voor mij gewoon even van de talrijke mogelijke manieren is om mijn lichaam te bestaan
- zal ik dus eerst (bijvoorbeeld) in mij een argwaan van mijn lichaam vatten,
- 575 ik zal moeiteloos een overeenkomstig wantrouwen ten aanzien van het op-zich (materie) ontdekken en,
- bijvoorbeeld, van een oorspronkelijk project om het op-zich (materie) dat ik door tussenkomst van de anderen verniet,
- waar men verwijst na een van de initiële projecten die we in het voorgaande deel hebben opgesomd
- 576 Slechts één school is ook van dit standpunt uitgegaan: de Freudiaanse school
- Net zoals volgens ons kan volgens Freud inderdaad niet door zichzelf worden beperkt:
- ze verwijst onmiddellijk naar diepere structuren
- Net zoals volgens ons kan volgens Freud inderdaad niet door zichzelf worden beperkt:
10-11-2020 Kortom: Dus de mens is een door en door sociaal wezen
- 577 […] ontbreekt de toekomstdimensie in de psychoanalyse.
- De menselijke-werkelijkheid verliest een van haar ek-stasen
- en ze moet uitsluitend aan de hand van een van het heden uitgaande regressie naar het verleden worden geïnterpreteerd
- 577 Aan het subject wordt wordt geen enkele pre-ontologische bevatting van de betekenis van zijn daden toegekend
- 579 *** In ons tweede deel hebben we immers aangegeven dat de bevatting door middel van waarneming van enigerlei project tegen een wereldachtergrond plaatsvindt
- 579 Het is dus niet zo dat ik geleidelijk van deze tafel overgaan naar de kamer waarin ik bevind, daarna, de kamer verlaten, vandaar naar de gang, de trap in de straat om uiteindelijk als resultaat van een overgang de wereld als som van alle bestaande te bereiken
- 579 Integendeel: ik kan een willekeurig werktuig-1 niet waarnemen behalve als uitgaan van de absolute totaliteit van alle bestaande, want mijn eerste zijn is in-de-wereld-zijn
- 579 In de dingen treffen we dus, in zoverre “er” voor de mens dingen “zijn“,
- een voortdurende oproep tot integratie aan
- die maakt dat we (om ze te vatten) van de totale en onmiddellijke gerealiseerde integratie
- afdalen naar deze of gene specifieke structuur die ze slechts in relatie tot die totaliteit laat interpreteren
- een voortdurende oproep tot integratie aan
- 580 Slechts tegen een wereldachtergrond kan ik de hamer waarnemen
- (zie Heidegger)
- (dat wil zeggen de aanzet tot “timmeren “geven)
- maar omgekeerd kan ik de aanzet tot het “timmeren “slecht geven tegen de achtergrond van de totaliteit en uitgaande van mijn zelf
- 580 Wat de keuze betreft moeten we benadrukken dat het geenszins om een weloverwogen keuze gaat
11-11-2020 “Emotioneel” bewustzijn kan alleen maar niet-thetisch zijn, dat wil zeggen . . . Een object waarvan ik mij bewust ben, zit niet IN mijn bewustzijn, ook niet als voorstelling. Het bewustzijn is thetisch, wat betekent dat het zich ergens op richt, het transcendeert zichzelf om een object te bereiken, beter nog: het is die transcendentie zelf
- Thetisch bewustzijn is een bewust bewustzijn dat zich richt op het object en weet wat dat object is. Soort stellend/ponerend bewustzijn. - Niet-thetisch bewustzijn stelt zich geen object, bewustzijn dat verloren raakt in het object. Er wordt geen object geponeerd. Als je boos wordt heb je geen object voor oog maar je vervalt in het object.
581 Men moet bewust zijn om te kiezen en men moet kiezen om bewust te zijn. Keuze en bewustzijn zijn een en hetzelfde
kiezen
- 582 Mijn slordige of verzorgde, geraffineerde of vulgaire kleding (uniform of driedelig pak, soepel of gesteven overhemd),
- mijn meubelen, de stad waar ik woon,
- de staat die mijn verblijfplaats is,
- de boeken waarmee ik me omring,
- de manieren waarop ik me vermaak,
- alles wat van mij is,
- dat wil zeggen uiteindelijk de wereld waarin ik me voortdurend bewust ben
- (althans als door het object waarnaar ik kijk of dat ik gebruik geïmpliceerde betekenis)
- alles leert mijzelf mijn keuze, dat wil zeggen mijn zijn
582 We hebben dus volledig bewustzijn van de keuze die we zijn
- 584 Ons kiezen is ons vernieten, dat wil zeggen
- maken dat de toekomst ons komt beduiden wat we zijn door een betekenis aan ons verleden te verlenen
- er is dus geen opeenvolging van ogenblikken zoals bij Descartes
-
- 584 Vrijheid, keuze, vernieting en vertijdelijking zijn dus een en hetzelfde
- 585 Wat is het moment?
- 585 Een begin dat zich aandient als einde van een voorafgaand project – – dat moet het moment zijn
Er zijn telkens (eindeloze) nieuwe keuzes in de nu-momenten
- 586 Maar juist doordat ze vrij is en ononderbroken door de vrijheid wordt herzien, heeft mijn keuze de vrijheid zelf als grens; dat wil zeggen dat ze door het spookbeeld van het moment wordt achtervolgd
Sartre versus Leibniz essentie komt na existentie
- 587 Volgens Leibniz is de door de menselijke-werkelijkheid vereiste vrijheid het samenstel van drie verschillende begrippen:
- vrij is degene die :
- 1e ** rationeel besluit een daad te verrichten
- 2e ** zodanig is dat die daardoor de aard van datgene die haar verricht, volledig kan worden begrepen ( JST ik ben me van mijn daad bewust)
- 3e ** contingent (niet-noodzakelijk) is,
- dat wil zeggen
- zo bestaat de andere individuen die naar aanleiding van dezelfde situatie andere daden verrichten, mogelijk zouden zijn geweest
- vrij is degene die :
- 589 /// JST Sartre : uitgangspunt 1
- De volgorde van de interpretatie (van de mens als een vrij wezen) is strikt chronologisch,
- ze is geenszins op
- uit de tijd te reduceren tot een louter logische aaneenschakeling (rede) of een logisch-chronologische (oorzaak , determinisme)
- Ze wordt vanuit de toekomst geïnterpreteerd
- uit de tijd te reduceren tot een louter logische aaneenschakeling (rede) of een logisch-chronologische (oorzaak , determinisme)
- ze is geenszins op
- De volgorde van de interpretatie (van de mens als een vrij wezen) is strikt chronologisch,
- 589 /// JST Sartre : uitgangspunt 2
- Begrijpen is de interpretatie van een feitelijke verbinding en niet het vatten van een noodzakelijkheid
- 590 Het stoïcijnse begrip “indifferentia” (dingen die er niet wezenlijk toedoen)
- 590 Om mijn vermoeidheid te verlichten doet het er niet toe
- dat ik aan de kant van de weg gaan zitten,
- of alsnog 100 meter doorloop en daarna stop in de herberg die in de verte zie
- JST Ik maak ter plekke gewoon een keuze
- JST niet kiezen is ook een keuze
- 593 M.b.t. het begrip minderwaardigheidscomplex :
- ***1 *** Wij weigeren de fundamentele erkenning als onbewust te beschouwen:
- ze is zo weinig onbewust dat ze zelfs de kwade trouw van de wil constitueert.
- Daarom brengen wij tussen de twee vlakken in kwestie niet het verschil aan tussen bewust en onbewust,
- maar tussen het onbereflecteerde, fundamentele bewustzijn
- en het reflexieve bewustzijn dat er schatplichtig aan is
- Daarom brengen wij tussen de twee vlakken in kwestie niet het verschil aan tussen bewust en onbewust,
- ze is zo weinig onbewust dat ze zelfs de kwade trouw van de wil constitueert.
- *** 2 *** […] moet het begrip kwader trouw ( zoals we in het eerste deel hebben vastgesteld)
- in de plaats komen van de begrippen zijn censuur, verdringing en onbewust die door Adler worden gebruikt
- *** 3 *** De eenheid van het bewustzijn zoals die zich aan het cogito openbaar is zo diepgaand
- dat we die scheiding in twee vlakken niet kunnen aanvaarden
- zonder dat ze worden overgenomen
- door een nog diepgaander synthetische intentie die het ene vlak na het andere terugbrengt en zijn verenigt
- zonder dat ze worden overgenomen
- dat we die scheiding in twee vlakken niet kunnen aanvaarden
- ***1 *** Wij weigeren de fundamentele erkenning als onbewust te beschouwen:
596 Resultaten van dit onderzoek levert het volgende op:
596 — 1 — Een eerste blik op de menselijke-werkelijkheid leert ons dat, voor haar, zijn zich beperkt tot doen.
- De negentiende-eeuwse psychologen die de structuren hebben laten zien die de stuwende krachten waren van aandriften, aandacht, waarneming enzovoort, hadden gelijk.
- Maar de beweging zelf is act. In de menselijke-werkelijkheid vinden we dus geen enkel gegeven, in die zin dat temperament, karakter, passies, de grondslagen van de rede verworven of aangeboren data zouden zijn die op de manier van de dingen bestaan. De enige empirische observatie van het menselijk-zijn laat het zien als een geordende eenheid van houdingen en ‘gedragswijzen’. Ambitieus, laf of prikkelbaar zijn is gewoon zich op een bepaalde manier in een bepaalde situatie gedragen.
- Terecht zijn de behavioristen van mening dat de enige positieve psychologische analyse die van de gedragingen in strak gedefinieerde situaties moet zijn. Net zoals de studies van Janet en van de gestalt psychologen ons in staat hebben gesteld de emotionele gedragingen aan het licht te brengen, zo moeten we ook van perceptieve gedragingen spreken, aangezien de waarneming los van een houding ten aanzien van de wereld niet denkbaar is.
- Zelfs de belangeloze houding van de geleerde is, zoals Heidegger heeft laten zien, een belangeloze stellingname ten aanzien van het object en bijgevolg een gedrag te midden van andere gedragingen.
- De menselijke-werkelijkheid is dus niet eerst om te handelen, maar zijn is, voor haar, handelen en ophouden met handelen, ophouden te zijn.
597 — 2 — Maar als de menselijke-werkelijkheid handelen is, betekent dit natuurlijk dat haar besluit om tot handelen over te gaan ook handelen is.
- Als we dat principe afwijzen en als we aannemen dat ze tot handelen kan worden gebracht door een vroegere toestand van de wereld of door haarzelf, komt het erop neer dat we aan de oorsprong van de reeks een gegevenheid plaatsen.
- De daden verdwijnen dan als daden om plaats te maken voor een reeks bewegingen.
- Zo vernietigt bij Janet en de behavioristen het begrip gedrag zich uit zichzelf.
- Het bestaan van de daad impliceert haar autonomie.
597 — 3— Als de daad niet louter beweging is, moet ze trouwens aan de hand van een intentie worden gedefinieerd.
- Hoe men deze intentie ook beschouwt, ze kan slechts een overschrijding zijn van de gegevenheid in de richting van een te verkrijgen resultaat.
- Die gegevenheid, die loutere tegenwoordigheid is, kan immers niet buiten zichzelf treden. Juist omdat ze is, is ze volledig en uitsluitend wat ze is. Ze kan dus geen verschijnsel verklaren dat zijn betekenis ontleent aan een te bereiken resultaat, dat wil zeggen uit iets wat niet bestaat.
- Wanneer de psychologen, om een voorbeeld te geven, van de aandrift een feitelijke toestand maken, zien ze niet in dat ze elk kenmerk van trek, appetijt voor… eraan ontnemen. De geslachtsdrift kan zich van bijvoorbeeld slaap alleen maar differentiëren door haar doeleinde en dat doeleinde is nu juist niet. De psychologen hadden zich moeten afvragen wat de ontologische structuur kon zijn van een verschijnsel dat zodanig is dat het zich laat beduiden wat het is door iets wat nog niet is. De intentie, die de fundamentele structuur van de menselijke-werkelijkheid is, kan dus in geen geval door een gegevenheid worden verklaard, zelfs niet als wordt beweerd dat ze eruit voortvloeit.
- Maar als men haar aan de hand van haar doel wil interpreteren, moet men ervoor waken aan dat doel de betekenis van gegevenheid te verlenen. Want als we ervan konden uitgaan dat het doel gegeven is het effect om het te bereiken, zouden we aan dat doel binnen zijn niet een soort op-zich-zijn en een werkelijk magische aantrekkingskracht moeten gunnen. We zouden er trouwens net zo min in slagen de verbinding te begrijpen tussen een gegeven menselijke-werkelijkheid en een bovendien gegeven doel als de verbinding tussen het substantie-geweten en de substantie-werkelijkheid in de realistische thesen.
- Dat de drift of de daad aan de hand van haar doel moet worden geïnterpreteerd, komt doordat de intentie als structuur heeft dat ze haar doel buiten zichzelf poneert. De intentie doet zich dus zijn doordat ze het doel dat haar beduidt kiest.
598 — 4— Daar de intentie keuze van het doel is en de wereld zich via onze gedragingen onthult, onthult de intentionele keuze van het doel de wereld en onthult de wereld zich als zus of zo (in deze of die volgorde) naargelang van het gekozen doel.
- Het doel, dat licht op de wereld werpt, is een te verkrijgen en nog niet bestaande toestand van de wereld.
- De intentie is thetisch bewustzijn van het doel.
- Maar ze kan dat slechts zijn door zich tot niet-thetisch bewustzijn van haar eigen mogelijkheid te maken.
- Mijn doel kan dus, als ik honger heb, een stevige maaltijd zijn. Maar die maaltijd, die voorbij de stoffige weg waarop ik me voortbeweeg wordt geprojecteerd als de betekenis van die weg (die naar een hotel loopt waar de tafel is gedekt, waar de gerechten zijn bereid, waar ik word verwacht enzovoort), kan slechts worden gevat in correlatie met mijn niet-thetisch project in de richting van mijn eigen mogelijkheid die maaltijd te nuttigen.
- Door een tweevoudig maar unitair ontstaan werpt de intentie dus uitgaande van een nog niet bestaand doel licht op de wereld en definieert ze zichzelf door de keuze van haar mogelijkheid. Mijn doel is een bepaalde objectieve toestand van de wereld, mijn mogelijkheid is een bepaalde structuur van mijn subjectiviteit; het ene onthult zich aan het thetische bewustzijn, de andere vloeit terug naar het niet-thetische bewustzijn en kenmerkt het.
598 — 5 — Als de gegevenheid de intentie niet kan verklaren, moet deze, doordat ze ontstaat, een breuk tot stand brengen met de gegevenheid, welke deze ook moge zijn. Dat moet wel, anders zouden we een tegenwoordige volheid hebben die ononderbroken volgt op een tegenwoordige volheid en zouden we de toekomst niet kunnen prefigureren.
- Die breuk is overigens noodzakelijk om de gegevenheid op haar waarde te schatten.
- De gegevenheid kan namelijk nooit een motief voor een handeling zijn als ze niet op haar waarde werd geschat. Maar die inschatting kunnen we slechts realiseren door afstand te nemen van de gegevenheid, door de gegevenheid tussen haakjes te zetten, wat juist een verbreking van de continuïteit inhoudt.
- Bovendien moet de inschatting, als ze niet gratuit wil zijn, in het licht van iets plaatsvinden. En dat iets dat dient om de gegevenheid op haar waarde te schatten, kan slechts het doel zijn. Dus uitgaande van het doel stelt de intentie het doel, kiest ze zich en taxeert ze de gegevenheid, in één ontstaan in eenheid.
- In die omstandigheden wordt de gegevenheid getaxeerd afhankelijk van iets wat nog niet bestaat; in het licht van het niet-zijn wordt het op-zich-zijn belicht. Daaruit vloeit een tweevoudige vernietende kleuring van de gegevenheid voort: enerzijds wordt ze verniet in die zin dat ze ten gevolge van de breuk elke werkzaamheid ten aanzien van de intentie verliest, anderzijds ondergaat ze een nieuwe vernieting doordat ze vanuit een niet, de inschatting, die werkzaamheid terugkrijgt.
- Daar de menselijke-werkelijkheid daad is, is ze slechts als breuk met de gegevenheid in haar zijn denkbaar.
- Ze is het zijn dat maakt dat er iets gegeven is door ermee te breken en het in het licht van het nog-niet-bestaande te verduidelijken.
599 — 6 — Die noodzakelijkheid dat de gegevenheid slechts verschijnt binnen het kader van een vernieting die haar onthult, is de met de interne negatie, die we in onze tweede deel hebben beschreven.
- Het zou zinloos zijn ons voor te stellen dat het bewustzijn zonder de gegevenheid kan bestaan: het zou dan bewustzijn (van) zichzelf zijn als bewustzijn van niets, dat wil zeggen het absolute niet. Maar dat het bewustzijn vanuit de gegevenheid bestaat, betekent geenszins dat de gegevenheid het conditioneert: het is loutere ontkenning van de gegevenheid, het bestaat als verwijdering van een bepaalde bestaande gegevenheid en als toenadering in de richting van een bepaald nog niet bestaand doel.
- Maar bovendien kan die interne ontkenning slechts tot stand worden gebracht door een zijn dat voortdurend afstand van zichzelf aan het nemen is. Als het niet zijn eigen ontkenning was, zou het zijn wat het is, dat wil zeggen enkel en alleen gegevenheid; daardoor zou het met geen enkel datum verbinding hebben, aangezien de gegevenheid vanuit haar aard slechts is wat ze is.
- Aldus zou elke mogelijkheid dat er een wereld verschijnt, uitgesloten zijn.
- Om niet een gegevenheid te zijn moet het voor-zich (geest) als het ware voortdurend afstand van zichzelf nemen, dat wil zeggen zich achter zich laten als een datum dat het al niet meer is. Dit kenmerk van het voor-zich (geest) impliceert dat het het zijn is dat geen enkele hulp, geen enkel steunpunt vindt in wat het was.
- Maar het voor-zich (geest) is juist vrij en kan maken dat er een wereld is, omdat het het zijn is dat heeft te zijn wat het was in het licht van wat het zal zijn. De vrijheid van het voor-zich (geest) verschijnt dus als z’n zijn.
- Maar aangezien die vrijheid een gegevenheid noch een eigenschap is, kan ze slechts zijn door zich te kiezen. De vrijheid van het voor-zich (geest) is altijd geëngageerd; er is hier geen sprake van een vrijheid die ongedetermineerde macht zou zijn en voor haar keuze zou bestaan. We vatten onszelf altijd alleen maar als keuze die we aan het maken zijn.
- Maar de vrijheid is simpelweg het feit dat die keuze altijd onvoorwaardelijk is.
599 — 7 — Zo’n keuze die zonder steunpunt wordt gemaakt en die zichzelf haar motieven oplegt, kan absurd lijken en dat is ze ook.
- De vrijheid is keuze van haar zijn, niet fundament van haar zijn.
- In dit hoofdstuk zullen we nog terugkomen op dit verband tussen vrijheid en facticiteit.
- Voorlopig zullen we ermee volstaan op te merken dat de menselijke-werkelijkheid zich kan kiezen zoals ze wil, maar niet zich niet kan kiezen, ze kan zelfs niet weigeren te zijn: zelfmoord is immers keuze en zijnsbevestiging.
- Door dat zijn dat haar is gegeven, heeft ze deel aan de universele contingentie van het zijn en daardoor aan wat we absurditeit noemen.
- Die keuze is absurd, niet omdat ze geen reden heeft, maar omdat er geen mogelijkheid is geweest om niet te kiezen.
- Welke de keuze ook moge zijn, ze wordt door het zijn gefundeerd en teruggenomen, want ze is keuze die is.
- Maar hier dient te worden opgemerkt dat die keuze niet absurd is in de zin waarin, in een rationeel universum, een fenomeen zou opdoemen dat niet door redenen met de andere fenomenen is verbonden: ze is absurd in die zin dat ze dat is waardoor alle fundamenten en alle redenen tot het zijn komen, dat waardoor het begrip absurd een betekenis krijgt.
- Ze is absurd omdat ze voorbij alle redenen ligt.
- De vrijheid is dus niet enkel en alleen de contingentie in zoverre ze zich naar haar zijn omkeert om het in het licht van haar doel te verduidelijken, ze is verinnerlijking, vernieting en subjectivering van de contingentie, die aldus gemodificeerd geheel en al in de ongegrondheid van de keuze overgaat.
600 — 8 — Het vrije project is fundamenteel, want het is mijn zijn. Ambitie, noch passie bemind te worden, noch minderwaardigheidscomplex kan als fundamenteel project worden beschouwd.
- Het zijn projecten die juist begrepen moeten worden vanuit een eerste project dat hieraan is te herkennen dat het niet meer vanuit enig ander project kan worden begrepen en dat het totaal is.
- Om dat initiële project te expliciteren zal een speciale fenomenologische methode nodig zijn. Die methode noemen we existentiële psychoanalyse. We zullen er in ons volgende hoofdstuk over spreken. Nu al kunnen we zeggen dat het fundamentele project dat ik ben, een project is dat niet op mijn verhoudingen tot dit of dat specifiek object van de wereld betrekking heeft, maar op mijn in-de-wereld-zijn als totaliteit, en dat dat project — aangezien de wereld zelf zich slechts in het licht van een doel onthult — als doel een bepaald type betrekking tot het zijn poneert waarvan de instandhouding door het voor-zich wordt gewild.
- Dat project is niet instantaan omdat het niet ‘in’ de tijd kan zijn. Het is evenmin tijdloos om zich achteraf ’tijd te geven’. Daarom wijzen we Kants ‘keuze van het intelligibele karakter” af. De structuur van de keuze impliceert noodzakelijkerwijs dat ze keuze in de wereld is.
- Een keuze die keuze vanuit niets, keuze tegen niets zou zijn, zou keuze van niets zijn en zich als keuze vernietigen.
- Er is geen keuze dan een fenomenale, waarbij we echter goed moeten begrijpen dat het fenomeen hier het absolute is.
- Maar doordat ze ontstaat, vertijdelijkt ze zich, aangezien ze maakt dat een toekomst licht op het heden werpt en het heden als heden constitueert door aan de ‘data’ op zich de betekenis van verledenheid te geven. Daaronder moet echter niet worden verstaan dat het fundamentele project dezelfde extensie heeft als het hele ‘leven’ van het voor-zich (geest).
- Daar de vrijheid zonder-steunpunt-zijn, zonder-springplank-zijn is, moet het project, om te zijn, voortdurend worden vernieuwd.
- Onophoudelijk kies ik mezelf en nooit kan ik als ‘gekozen-geweest-zijnde‘ zijn, anders zou ik terugvallen in de loutere existentie van het op-zich (materie)
- De noodzakelijkheid mezelf onophoudelijk te kiezen is den met de achtervolgde-achtervolging die ik ben. Maar juist omdat het om een keuze gaat, duidt die keuze, in de mate waarin ze tot stand komt, in het algemeen andere keuzen als mogelijk aan. De mogelijkheid van die andere keuzen wordt geëxpliciteerd noch geponeerd, maar ze wordt met het gevoel van onverklaarbaarheid beleefd en het is die mogelijkheid die tot uitdrukking komt door de absurditeit van mijn keuze en bijgevolg van mijn zijn.
- Mijn vrijheid ondermijnt dus mijn vrijheid. Doordat ik vrij ben, projecteer ik mijn totale mogelijkheid, maar daarmee stel ik dat ik vrij ben en dat ik die eerste keuze altijd kan vernieten en tot verleden maken. Op het moment waarop het voor-zich (geest) meent zich te vatten en zich door een geprojecteerd niet te laten beduiden wat het is, ontsnapt het aan zichzelf, omdat het juist daardoor stelt dat het ook anders kan zijn dan het is.
- Het zal zijn onverklaarbaarheid slechts hoeven te expliciteren om het moment te doen ontstaan, dat wil dat het ook anders kan zijn dan het is. Het zal zijn onverklaarbaarheid slechts hoeven te expliciteren om het moment te doen ontstaan, dat wil zeggen het verschijnen van een nieuw project op de puinhoop van het oude.
- Daar voor het opdoemen van het nieuwe project de vernieting van het oude de uitdrukkelijke voorwaarde is, kan het voor-zich (geest) zich niet een nieuwe existentie verlenen: zodra het het verouderde project in het verleden wegdrukt, heeft het dat project in de vorm van ‘was’ te zijn — dat wil zeggen dat het verouderde project voortaan deel uitmaakt van zijn situatie.
- Geen enkele zijnswet kan a priori aangeven hoeveel verschillende projecten ik ben: de existentie van het voor-zich (geest) conditioneert immers zijn essentie.
- We moeten de geschiedenis van eenieder nagaan om ons, ten aanzien van elke afzonderlijk voor-zich (geest), er een specifieke voorstelling van te maken. Onze persoonlijke projecten met betrekking tot de verwerkelijking in de wereld van een persoonlijk doel, passen in het globale project dat we zijn.
- Maar juist doordat we geheel en al keuze en daad zijn, worden die deelprojecten niet door het globale project gedetermineerd: ze moeten zelf keuzen zijn, en aan elk van die deelprojecten wordt een bepaalde marge van contingentie, onvoorspelbaarheid en absurditeit gelaten, hoewel elk project, in zoverre het wordt ontworpen, altijd in relatie tot de totaliteit van mijn in-de-wereld-zijn wordt begrepen, aangezien het, naar aanleiding van specifieke elementen van de situatie, de verbijzondering is van het alomvattende project.
- 602 /// JST Vrijheid is vrijheid om te kiezen, maar niet vrijheid om niet te kiezen
- 602 Niet kiezen is immers kiezen niet te kiezen
- 602 Al de voorgaande opmerkingen verwijzen ons dus naar een lastig probleem: dat van de betrekking tussen vrijheid en facticiteit
- facticiteit : kunstmatigheid
- De facticiteit, een begrip dat Sartre weer ontleend heeft aan Heidegger, is het geworpen zijn in de wereld. We hebben niet gekozen om geboren te worden en evenmin waar we geboren worden. Merk op dat we eigenlijk ook niet eens kunnen kiezen om vrij te zijn, binnen Sartres filosofie. We zijn vrij en daarmee basta!
- facticiteit : kunstmatigheid